Ga naar de inhoud

Het genot van de buik

In zijn eigen volkshogeschool in Caen en Argentan pleit de populaire Franse filosoof Michel Onfray voor een ‘filosofie van de smaak’ en voor herwaardering van de zintuigen. “Ik ben geen goeroe.”

9 min leestijd
Image

Dit stuk is geschreven door Paul Depondt en verscheen oorspronkelijk in De Volkskrant (7 december 2007) en werd met toestemming overgenomen.

“Mijn vroegste en mooiste herinnering”, zegt Michel Onfray, “is de smaak van een vers geplukte aardbei uit het moestuintje van mijn vader.” Tot op vandaag herinnert hij zich nog haar kleur, het volle en vlezige sap, maar ook de aanstekelijke zomerse geur van dat groentetuintje in Chambois, het dorp uit zijn jeugd op zo’n tien kilometer van Argentan in de Bass-Normandie. Hij schuilt geregeld aan tafel bij gerenommeerde chef-koks en kan ook intens genieten van een goed glas Yquem of Cheval-Blans. Mar toch vooral door de verrukkelijke smaak van die ene sappige aardbei is hij een fijnproever geworden, een échte gourmand.

De Franse filosoof Onfray (48) is oprichter van de Université Populaire du Goût, een populaire ‘volkshogeschool van de smaak’ in ‘zijn’ Argentan. Hij is er geboren, in een kamertje van de kraamkliniek, ‘niet ver van het mortuarium, waar ik mijn oom heb gezien en later mijn peettante’. Nog steeds woont hij in dat min of meer ingedommelde stadje met hoge werkloosheidcijfers, dat tijdens de oorlog door bombardementen grotendeels is verwoest en later uiterst krakkemikkig is herbouwd.

De volkshogeschool organiseert elke maand een openbare kookles met bekende chef-koks, ook een kinderatelier over ‘de genoegens van het voedsel’ en zelfs een maandelijks filosofisch en cultuurhistorisch college over tomaten, prei, pompoenen, aardappelen en allang vergeten, maar herontdekte groenten en fruit. Als student filosofie, vertelt Onfray, kort voor het ‘culinair college’ in de Salle des Ftes in Argentan, ‘deelde ik een kamer met een intussen overleden voormalige kok, boekenvriend, estheet én gastronoom’. Hij combineerde ‘een enigszins ongeschoolde wijsheid’ met ‘een verbluffend vermogen tot proeven’ en lardeerde al zijn gerechten met anekdotes of filosofische diepzinnigheden.

“Ik mis hem erg. Vaak denk ik achter mijn pannen aan zijn glimlach en zijn raadgevingen, aan zijn sauzen en zijn chocolade.” Eten was voor hem een kunst, een belevenis, ‘zijn existentie’. Er werd toen al elke dag gekookt; dat doet Onfray nog steeds. Al ruim dertig jaar koopt hij elke ochtend op de markt in Argentan dagverse producten en maakt hij zelf het eten klaar voor zichzelf en zijn levensgezellin Marie-Claude.

Argentan is zijn biotoop. Al zijn vrienden wonen er. Op de markt kocht hij, toen hij nog student was, bij een stalletje zijn eerste filosofieboeken, allemaal tweedehands en dus heel goedkoop. “De filosofie heb ik op die dinsdagmarkten ontdekt”, zegt hij in de auto, op weg naar de Salle des Fêtes, waar zich intussen zeker vijfhonderd mensen hebben verzameld voor de ‘openbare kooklessen’ van de Université Populaire du Goût. In de feestzaal staan de voor de culinaire cursus uitgenodigde koks al op het podium in de potten te roeren. De volkshogeschool heeft Philippe Hardy en Franck Quinton van de gastronomische restaurants Le Mascaret en Le Manoir du Lys uitgenodigd. Op hun menu: romige soep van prei, daarna een bord Japanse sushi, vervolgens oesters en zeevruchten, ook bospaddenstoelen, als hoofdgerecht gemarineerde hanenkammen en gebakken hanentestikels, en ten slotte een appeldessert.

Als materialistische filosoof vindt Onfray het onbegrijpelijk dat het lichaam, alle zintuigen en alle genoegens van het leven uit het denken zijn verbannen. Je mag toch genieten van de geneugten van het leven? Zelf is hij geen man van het exces, geen flierefluiter. Hij wil vooral het filosoferen, ook over heel materialistische zaken, uit de benauwende sfeer van universitaire vakgroepen en veilige ivoren torens halen. Toch is hij geen populistisch filosoof, hij populariseert de filosofie niet. Maar hij gelooft wel dat je de filosofie kunt toepassen. Zo’n boek als Lucretius ‘ De rerum natura ‘moet meer geleefd dan gelezen worden’, de lectuur – zegt hij niet zonder enig gemoraliseer – ‘dient uitsluitend te geschieden met het oog op de praktijk’. Dat doet hij ook in zijn colleges én bij zijn vrienden.

ImageOnfray is de meest gelezen en best verkopende filosoof in Frankrijk. Zijn boeken zijn in twintig talen vertaald. Alleen al van zijn (ook in het Nederlands vertaalde) Atheologie – De hoofdzonden van jodendom, christendom en islam zijn meer dan vierhonderdduizend exemplaren verkocht, een ongekende oplage voor een filosofisch boek. “Waarom ga je niet in Parijs wonen?”, vroeg de redacteur van zijn uitgeverij Grasset na zijn eerste filosofische bestsellers. Parijs, zegt Onfray, is een grachtengordel, een zeer ‘incestueuze wereld’ waarin filosofen ontoegankelijke boeken voor elkaar schrijven, met veel neologismen en onontcijferbare glossen. Hij bleef in Argentan.

“Je moet met mijn vader praten. Op zijn 80ste is hij voor het eerst op reis gegaan.” Toen hij hem als kind vroeg waar hij naartoe wilde, zei hij altijd: “Naar de Noordpool.” Ze zijn er samen geweest toen hij 80 werd en Onfray schreef er een schitterend filosofisch boek over.

Na het publieke koken en culinaire uiteenzettingen gaan we eten bij chef Arnaud Viel in Renaissance, het beste restaurant van Argentan. Onfrays hele vriendenkring zit blijkbaar aan tafel. Denkers, zegt hij, ’trekken een strenge demarcatielijn tussen hun eigen leven en hun filosofische concepten’, tussen ‘het schrijvende ik’ en ‘de persoon die achter de schrijver schuil gaat’. Ze hebben er een hekel aan ‘dat autobiografie wordt vermengd met beoefening van de filosofie’.

In de filosofische boeken van Onfray speelt zijn hele biotoop een belangrijke rol, omdat ‘elke theorie voortkomt uit de persoonlijke ervaringen van iemand’. Hij schrijft over alles wat hij op zijn weg vindt, over het harde landleven van zijn vader, de kwakkelende gezondheid van zijn moeder, zijn adolescentiejaren in Argentan, zijn hartinfarct, de tumor van zijn levensgezellin Marie-Claude, en over zijn oude boekenverkoopster die ook nu mee aan tafel schuift.

Onfray is een ‘gastrosoof’ die de genoegens van de mond niet versmaadt. Hij groeide op in Chambois, waar zijn vader nog altijd woont, als zoon van een eenvoudige landarbeider én ervaren fruitkweker, in een wereld ‘waar de boomtakken bezweken onder de appels’. Later, op de kostschool, ‘waar je niet meer als vroeger kon proeven van de bramen, bosaardbeien, hazelnoten of kastanjes’, kreeg hij slappe, smakeloze jam bij zijn ontbijt en verbrand brood van bakkersleerlingen. In het pensionaat moest je tomatensoep met vermicelli naar binnen werken die veel weg had van een bord vers bloed, ‘je moest plakken slecht gebakken en bloederige lever eten, je moest koude erwtenpuree en taaie stukken hart door je keel zien te krijgen’. De draderige sauzen stolden in de borden, de chocola was zo grof als een schuurmiddel. Door zijn kamervriend ontdekte hij de gastronomische keuken. Onfray werd een filosofische smulpap.

In 1987, net 28, kreeg hij een hartaanval die hem op het ranje van de dood bracht. Toen hij al op de snijtafel lag en het metaal van de naalden hoorde tinkelen in de stalen kommetjes, het infuus al voelde en die prik onder zijn huid, de flacons zag en de reptielachtige groenen slangetjes in zijn vlees, ‘deed mijn lichaam een wijsheid op die omgezet zou worden in hedonisme’. Waar zijn al die kwellende pijnen en dat tergende lijden goed voor? Moeten we nog in het credo ‘gij zult lijden’ van de kerkvaders geloven?

“Wat me niet doodt”, parafraseert hij Friedrich Nietzsche, “dat maakt me sterker.” Lijden moet onverdroten worden bestreden. De dood moet je verachten. Er bleef hem maar één ding te doen: het lichaam deelgenoot maken van het bewustzijn, en het vlees verzoenen, met de intelligentie. Zijn imperatief luidt sindsdien: ‘Durf te leven.”

Zoals elke maandagavond geeft hij filosofiecolleges in Caen. Die avond (de dag voor het culinaire college) heeft hij het in het Théâtre d’Hérouville Saint-Clair, op een half uur rijden van Argentan, over Thoreau en Lévi-Strausse. Vijf jaar geleden begon Onfray, die jarenlang filosofie doceerde aan een technisch lyceum, met zijn heel druk bezochte ‘openbare colleges’. In de door hem en zijn kompanen opgerichte Université Populaire volgen op zulke avonden vaak meer dan zeshonderd cursisten de als sprankelende debatten opgevatte lessen. Omdat er voor zo’n menigte geen plaats genoeg was in het amfitheater van het Musée des Beaux-Arts, konden vroeger de laatkomers, maar ook de ‘rokers en drinkers’ de colleges volgen op een groot scherm in een nabijgelegen café.

Intussen is de volkshogeschool verhuisd naar de Comédie de Caen en liggen er plannen klaar voor een eigen amfitheater. De toegang is gratis, er wordt geen collegegeld gevraagd; er is geen diploma of vooropleiding vereist, er is geen leeftijdsgrens, er wordt ook niet geëxamineerd.

Onfray is een begenadigd spreker en een charismatisch pedagoog. Dat voel je meteen als je tussen de cursisten zit. “Maar ik ben geen goeroe.” Intussen heeft hij bijna veertig boeken geschreven. Zijn Antimanuel de philosophie (vertaald als Antihandboek voor de filosofie) stond wekenlang bovenaan de bestsellerslijst.

Hij beoefent een nieuwe manier van filosoferen, of beter gezegd: ‘een uiterst oude manier, want het is die van de agora en het forum’, het praktiseren – zoals in de oudheid – ‘van een open filosofie die bestemd is voor de gewone passant’. Er wordt – ook door andere docenten, allemaal vrijwilligers – les gegeven zoals vroeger Protagoras, Socrates of Diogones onderwezen, filosofen die publieke plekken opzochten en ‘praatten met de visboer, de timmerman, de wever, die toevallig langskomt en soms blijft staan om te luisteren’, schrijft hij in zijn Tegengeschiedenis van de filosofie, ‘zich erbij aansluit en zijn bestaanswijze verandert’.

Dat is ook het doel van zijn Volkshogeschool van de Smaak. Onfray citeert nog maar eens de wijsgeer Epicurus: “Het genot van de buik is de oorsprong van al het goede, zelfs de wijsheid moet daarmee in verband gebracht worden.”

———————–

Kadertje:

Beter leven

Michel Onfray schrijft over alles: vader en moeder, bramen en bosaardbeien.

In de bij uitgeverij Mets & Schilt verschenen eerste twee delen van zijn zesdelige Tegengeschiedenis van de filosofie schrijft Michel Onfray over moedwillig door kerkvaders en puriteinen uit het denken verbannen antieke wijsgeren en christelijke hedonisten. In de filosofie staan idealisten en materialisten tegenover elkaar. De geschriften van cynici, epicuristen, hedonisten, libertijnen en andere rebellen zijn volgens Onfray ‘eeuwenlang onder het tapijt geveegd’.

In zijn geschiedenis vertelt hij het avontuur van de denkers die buiten de filosofische canon zijn gebleven, over ‘hun kunst om goed en daardoor ook beter te leven’.

Michel Onfray: De antieke wijsgeren. Mets & Schilt, 288 pagina’s,  25,-. ISBN 978 90 5330 544 7

Michel Onfray: Christelijke hedonisten. Mets & Schilt, 288 pagina’s, 25,-. ISBN 978 90 5330 545 4

—————

Website Onfray