Ga naar de inhoud

Hervé Kempf: Hoe de rijken de planeet vernietigen

kempf

Zijn naam werd beroemd toen Hugo Chávez één van zijn boeken adviseerde aan George Bush. Dat was het boek Hoe de rijken de planeet vernietigen; het eerste deel van een trilogie (Om de planeet te redden, moeten we het kapitalisme loslaten en Weg met de oligarchie, leve de democratie) waarin hij duidelijk en helder uiteenzet dat de problemen van de wereld worden veroorzaakt door hyperconsumentisme: het verergert armoede, vernietigt de planeet en reduceert de kans op overleving van de soort elke dag meer en meer.

14 min leestijd
kempf

(Het interview verscheen origineel in Radar/Pagina 12 Vertaling Jacqueline Wiertsema)

 

kempf2Op doorreis door Buenos Aires sprak Hervé Kempf met Radar over hoe de mensheid mogelijk aan de vooravond staat van de belangrijkste omwenteling sinds de Franse Revolutie. En hoe deze strijd zich uit: in de Chileense studentenprotesten, in de Spaanse burgerbeweging Indignados Españoles, in de Griekse opstand, in de gezagscrisis binnen de politieke partijen, maar tevens in de gepushte Chinese groei, in de manier waarop akkers ingezaaid worden en in elk winkelcentrum, waar absurde aantallen televisies en mobiele telefoons verkocht worden.

 

Onvermijdelijk thema op internationale topconferenties, onderwerp van verdragen en diverse overeenkomsten, meest waarschijnlijke aanleiding van toekomstige oorlogen en vaste rubriek bij de belangrijkste kranten en televisiezenders ter wereld: het milieu heeft de afgelopen jaren zonder meer enorm opgang gemaakt. Maar hoewel er nog weinigen zijn die het milieu niet serieus nemen, zal het pas het belangrijkste onderwerp van de dagelijkse publieke interesse en vervolgens van de overheid zijn, als eerst duidelijk geworden is dat er een directe relatie bestaat tussen milieuproblemen en de maatschappelijke realiteit. Wat is het verband tussen de milieucrisis en de wereldwijde groei van armoede? Waarom is er in de meest ontwikkelde landen een rechtstreekse verhouding tussen de milieuschade die veroorzaakt en de ongelijkheid die bevorderd wordt? Of zelfs: waarom leidt een toename van het BBP onvermijdelijk tot verbreding van de sociale kloof en tegelijkertijd tot verkleining van de levenskansen op de planeet?

 

Dat is de onderzoekslijn die Hervé Kempf, journalist bij Le Monde Diplomatique, al ruim 20 jaar volgt: het verband aan het licht brengen tussen maatschappij en milieu, iets wat sinds de industriële revolutie steeds tamelijk succesvol ontkend is. Kempf verkondigt dit al jaren in zijn diverse boeken en artikelen, over transgenen tot en met radioactieve energie. Maar de laatste jaren is hij erin geslaagd om het spectrum te verbreden en globaliseren, met de lancering van zijn redactionele trilogie: Hoe de rijken de planeet vernietigen, Om de planeet te redden, moeten we het kapitalisme loslaten en Weg met de oligarchie, leve de democratie. Min of meer wereldberoemd, nadat Hugo Chávez George Bush publiekelijk adviseerde om zijn eerste boek te lezen, nam Kempf de taak op zich om het verhaal te reconstrueren van een economisch, politiek en sociaal systeem dat geïnspireerd wordt door de oligarchie en ongelimiteerde consumptie en dat de wereld een doodlopende weg in heeft gestuurd.

 

Helder en met Franse nuchterheid, begint Kempf zijn verhaal met een beschrijving van de wereld van de megarijken: 8,7 miljoen mensen die ruim een miljoen keer meer verdienen dan “de rest van hun medemensen”. Zakenmensen, beroemdheden en politici die hun fortuin veilig ondergebracht hebben in belastingparadijzen. Oligarchen, autoritair en nogal angstig. Excentriekelingen, de meeste zelfs nogal bizar, die plezier beleven aan wapenverzamelingen, bontmantels van met uitsterven bedreigde diersoorten, lidmaatschappen van exclusieve clubs, seks met exotische vrouwen of mannen, de hoogst getaxeerde kunstwerken of jachten die groot genoeg zijn om tennisbanen en voetbalvelden te bevatten.

 

Zij begeven zich niet op straat, maar kopen de straat en sluiten haar af om haar vanuit de hoogte te bekijken: vanuit hun helikopters of privé-vliegtuigen. Zo arriveren ze bij hun huizen die tegenwoordig vaak hele complexen, buitenverblijven of op maat gemaakte ecologische resorts zijn. Dat die bestaan is niet nieuw en evenmin een probleem. Het probleem, aldus Kempf, is dat door alle aandacht die aan deze pracht en praal geschonken wordt, een hysterische maatschappelijke sport van imitatie en rivaliteit ontstaan is, die al vele jaren aan de gang is. Onbegrensde uitgaven aan de ene kant en een enorme consumptie tegen spotprijzen aan de andere kant verhullen de schade die dit productiesysteem aan de planeet toebrengt.

 

“Overbevissing, degradatie van de zeeën (3 kilo residuen per 500 gram plankton), grondwatervervuiling, emissie van broeikasgassen (en een inmiddels onomkeerbare opwarming van de aarde), de productie van huishoudelijk afval, verspreiding van chemische stoffen, luchtvervuiling door fijnstof, bodemerosie en de productie van radioactief afval die sinds 1980 voortdurend toeneemt”, somt Kempf op als milieueffecten van het kapitalisme. En degenen die daar het meest onder te lijden hebben, zijn de armen.

 

Het is zelfs zo dat “een manier om armoede uit te drukken in niet-financiële termen, zou kunnen bestaan uit het geven van een beschrijving van de leefomstandigheden”. Daarnaast kan de ongelijkheid tussen de eerste wereldlanden en de andere tevens afgemeten worden aan het gebruik van en de toegankelijkheid tot bestaansmiddelen (de Verenigde Staten gebruikt bijvoorbeeld meer bestaansmiddelen dan de hele planeet bij elkaar en was de eerste die boeren en kleine ondernemers verjoeg om ruimte te creëren voor grote agro-industriële bedrijven).

 

Het systeem hanteert een manier van zijn, een werkwijze, die individualistisch, competitief, ambitieus en pervers is en die zich niet beperkt tot enkelingen maar zich uitstrekt tot het gedrag van complete landen. En het ergste aan deze logica van eindeloze consumptie is dat het niet mogelijk is om zonder ernstige gevolgen aan de voortdurende vraag te blijven voldoen: we kunnen de planeet niet blijven uitbuiten, de ontwikkeling blijven stimuleren en tegelijkertijd de overleving van het menselijk ras op korte termijn garanderen.

 

In zijn boeken maakt Kempf gebruik van onderzoeken die aangeven dat de mensheid in 1960 50% van de biologische capaciteit van de aarde gebruikte; in 2002 was dit gestegen tot 1,2 keer meer; dat wil zeggen dat vanaf dat moment meer bestaansmiddelen geconsumeerd worden dan de planeet kan produceren. En dit correspondeert met andere cijfers die eveneens stijgen.

 

Eén daarvan, de uitstoot van broeikasgassen: de groei van China en India bijvoorbeeld (“verrukt door de vooruitgang die de eerste wereld hun voorspiegelde”), heeft gezorgd voor een enorme emissie van broeikasgassen: alleen al in 2003 zorgde China voor 3760 miljoen ton en India voor 1050 miljoen ton. De Europese Gemeenschap bleef evenwel niet achter met 3447 miljoen en de Verenigde Staten behield de eerste plaats met 5841. Een ander stijgend cijfer is de honger: de FAO (Voedsel- en Landbouworganisatie) waarschuwt dat “het aantal mensen dat honger lijdt opnieuw gestegen is: 800 miljoen inwoners in onderontwikkelde landen lijden honger, terwijl 2.000 miljoen mensen chronisch voedselgebrek hebben”.

 

Ook op dit gebied verliezen de twee symbolen van groei, India en China, terrein dat ze aanvankelijk gewonnen hadden: “het aantal ondervoeden in India bedraagt 221 miljoen en China lukt het niet om haar aantal van 142 miljoen terug te dringen”. Conclusie: ontwikkeling leidt niet tot verbetering van de levensomstandigheden op aarde maar tot verslechtering, zowel voor degenen die de ontwikkeling daadwerkelijk beleven als voor de rest.

 

Zo zit het dus, de mensheid met haar expansieve economie stevent op haar eigen ondergang af. Om ineenstorting te voorkomen is het, aldus Kempf, nodig dat mensen “de creatieve leiding over hun leven terugpakken. Dat ze inzien dat ze individualisme moeten loslaten. Dat de toekomst niet ligt in industrie of in technologie, maar in kleinschalige landbouw, in een nieuw economisch systeem met sociale verantwoordelijkheid. En dat de verandering collectief moet zijn: van politici moeten we eisen dat ze wetgeving in die richting maken”. Is dit een te idealistisch verzoek? Integendeel, verzekert Kempf: “De tegenstander is uitgeput. Op het hoogtepunt van haar bloei zal het kapitalisme verdwijnen”.

 

– Dus, in feite gelooft u dat het goed gaat?

 

– Ik denk dat er veel bijzondere dingen gebeuren. De wereldwijde interesse voor het milieu neemt gestaag toe want dat vormt het belangrijkste vraagstuk voor het derde millennium. 20 jaar geleden leek het milieu nog heel theoretisch, maar nu is het alledaags geworden want elke dag krijgen we signalen dat er iets aan het veranderen is. 20 jaar geleden hoefden we weinig aandacht te besteden aan vragen over ongelijkheid, maar nu is die heel erg zichtbaar in alle landen van de wereld. 20 jaar geleden hoefden we niet stil te staan bij de macht van de banken en het financiële systeem, maar vandaag de dag is het overduidelijk dat ze zich asociaal gedragen. Dit maakt dat meer en meer mensen verandering willen. Journalisten, intellectuelen, zij die schrijven over de wereld, we moeten de vooruitzichten heel helder presenteren zodat de mensen begrijpen wat er aan de hand is.

 

– In uw boeken zet u uiteen hoe het milieu het kapitalistisch systeem in het nauw heeft gedreven doordat er een grens is aan de toenemende uitbuiting. Heeft dat uiteindelijk gezorgd voor maatschappelijke bewegingen?

 

– De koppeling tussen het milieu en het sociale wordt steeds vaker gelegd en is zichtbaarder geworden, hoewel veel kranten het vraagstuk aan de kant blijven schuiven. De beweging die zich bijvoorbeeld sinds het begin van 2011 ontwikkelt in Chili, is oorspronkelijk begonnen als een beweging tegen de stuwdammen in het zuiden van het land. En daarna richtte ze zich op het sociale vraagstuk van het onderwijs. En in beide gevallen zijn de problemen die aangekaart werden hetzelfde: concentratie van de macht door grote bedrijven, privatisering van bestaansmiddelen en afwezigheid van democratie bij het nemen van beslissingen.

 

– Toen u uw boek over de noodzaak om het kapitalisme los te laten af had, staken deze bewegingen pas net de kop op. Nu verspreiden ze zich over de hele wereld, met jongeren als hoofdrolspelers.

 

– Ja, steeds meer bevolkingsgroepen komen erachter dat het systeem vastgelopen is. We kunnen ook verwijzen naar wat er in Griekenland en in Frankrijk gebeurt, waar het afgelopen jaar een heel belangrijke maatschappelijke beweging is ontstaan; naar Tunesië, naar Egypte en naar Spanje.

 

– En onder welk systeem vallen deze bewegingen?

 

– Het is heel moeilijk om hiervoor een politieke noemer te vinden. De indignados van Madrid bijvoorbeeld, wezen de politieke partijen af. Omdat links en rechts te dicht bij elkaar zitten. Een groot deel van degenen die zich links noemen, zoals de Socialistische Partij in Frankrijk, Italië of Spanje, de sociaal-democraten in Duitsland, de Labour Party in Engeland, de Concertación in Chili, hangen het neoliberale gedachtegoed aan en dus hebben ze grote moeite om er vraagtekens bij te stellen. En het volk vraagt nu juist om dit neoliberale systeem te verlaten. Het probleem is dat de oligarchie vandaag de dag zo sterk is dat ze zowel het politiek bestel als de media beheerst: onderdelen die duidelijk stelling nemen tegen deze macht hebben grote moeite om zich staande te houden.

 

– Wat ons weer terugbrengt bij de belangrijke rol van de intellectuelen, de communicators.

 

– Degenen die vertellen over de wereld stimuleren een verandering van het collectieve bewustzijn. Het schrijven van boeken en artikelen zorgt voor veranderingen. Natuurlijk reageer ik als iemand die schrijver is. Een advocaat kan ervoor kiezen om niet de grote bedrijven te verdedigen, maar de mensen uit een klein dorp dat bedreigd wordt.

 

– En welke rol zouden de wetenschappers moeten spelen? Want in de biotechnologie en de onderzoeken die door grote bedrijven gefinancierd worden, hebben wetenschappers momenteel veel macht.

 

– De situatie van de wetenschappers ligt moeilijker, want hun kennis is anders van aard. De kennis van journalisten, intellectuelen en politici heeft betrekking op de maatschappij en hoewel die kennis gebaseerd kan zijn op hele concrete feiten, zijn er altijd subjectieve elementen die zich lenen voor verschillende analyses. Wetenschappelijke kennis gaat uit van objectieve feiten, is gebaseerd op het doen van metingen: haar kennis ligt in de materie, niet in de maatschappij die haar gebruikt. Maar dat ontslaat hen niet van hun verantwoordelijkheid. In de laatste decennia zijn wetenschappers onderworpen aan financiële belangen. Hoewel er nog steeds enkelen zijn die risico’s nemen en praten over en onderzoek doen naar thema’s die de financiële belangen niet dienen. In Frankrijk is dat Gilles Seralini: een bioloog die onderzoek doet naar de gezondheidseffecten van transgenen en glyfosaat (in één van zijn studies ontdekte hij dat glyfosaat dodelijk is voor embryo’s en dat het sporen achterlaat in voedingsmiddelen die genetisch gemodificeerd zijn om glyfosaat-resistent te zijn). Seralini ondervond veel problemen in zijn loopbaan, omdat universitaire instellingen niet wilden dat hij aan dit thema werkte. Dit laat zien dat wetenschappers niet altijd hun eigen belangen of persoonlijke carrière voorop stellen.

 

– Voortbordurend op dit thema: gelooft u in de biotechnologie zoals die toegepast wordt bij de ontwikkeling van de landbouwindustrie?

 

– Ik ben hier veel mee bezig geweest. Ik heb zelfs een boek geschreven waarin ik de geschiedenis van de transgenen uiteenzet. Ik ben niet bij voorbaat tegen transgenen, maar als je naar hun ontwikkeling kijkt, dan zie je dat er maar weinig studies naar de effecten op de gezondheid gedaan zijn voordat ze in de VS toegestaan werden. Evenmin was gekeken naar de gevolgen voor de agrariërs en kleine boeren. Over het algemeen werd het heel snel goedgekeurd, ten gunste van de grote bedrijven. En uiteraard kun je niet zeggen dat transgenen voordeel opleveren op het gebied van voeding. Ik ben het dus aardig eens met de Europese milieubeweging, die de ontwikkeling van transgenen op het Europese continent verbood, in tegenstelling tot de Noord-Amerikaanse die het over de hele wereld promoot. Want uiteindelijk schuilt achter de vragen rondom groene biotechnologie de discussie over wat voor soort landbouw men wil in een land, en de landbouw weerspiegelt altijd het sociale systeem.

 

– U garandeert dat een groei van het BBP hand in hand gaat met sociale ongelijkheid. Kunt u dit concept uitleggen?

 

– Volgens mij is de obsessie van regeringen voor groei tevens gericht op het onzichtbaar maken van de toenemende ongelijkheid. En het voorbeeld is simpel: als er een globale stijging is van het BBP dan ziet de onderste laag van de piramide haar niveau evenredig toenemen met zo’n 1% en denken de mensen dat hun leven beter wordt. Niemand beseft dat in het bovenste deel van de piramide de omstandigheden met zo’n 4% verbeteren. Vaak is groei een manier om de ongelijke verdeling van de welvaart onzichtbaar te maken.

 

– Wat gebeurt er met het middendeel van de piramide, met die laag die zich verdooft met consumptie en geen enkele ideologie aanhangt?

 

– De middenklassen zitten gevangen in tegenstrijdigheid. Ze zien dat de wereld verandert, dat het milieuprobleem steeds urgenter wordt, maar dat het kapitalistisch systeem daar geen oplossingen voor zoekt. Tegelijkertijd zijn ze gewend aan een hoog comfortniveau en vinden het moeilijk te accepteren dat ze misschien wat van dat comfort moeten inleveren, zoals bij voorbeeld niet meer om de haverklap een nieuwe televisie of mobiele telefoon aanschaffen. In de noordelijke landen zijn de middenklassen al gespannen door deze tegenstrijdigheid. Dit verklaart waarom ze geen politieke vertegenwoordiging vinden: door deze twee neigingen van de middenklasse is er geen helder zicht op hun doelstellingen. Ze moeten in gaan zien dat ze minder moeten consumeren en de strijd aangaan om gemeenschappelijke goederen – zoals onderwijs, gezondheid en het milieu in het algemeen – terug te veroveren. Dit garandeert een beter maatschappelijk leven, want nu worden deze zaken afgebroken door het kapitalisme.

 

– In uw boeken legt u uit dat één van de meest dringende beslissingen het beperken van de inkomsten van de rijken is, een maximaal haalbaar inkomen vaststellen. Is dit uw persoonlijke wens of is uw voorstel echt noodzakelijk?

 

– Er zit vooruitgang in. In Frankrijk wordt momenteel een debat gevoerd over het maximum inkomen. Het idee is gelanceerd door milieupartijen en linkse partijen, die elk goed zijn voor 8% van het electoraat. De Franse Socialistische Partij heeft het idee overgenomen van een maximum salaris binnen de publieke bedrijven. En telkens worden nieuwe belastinghervormingen doorgevoerd die de rijken laten betalen.

 

– Gaat het verzoek om belastingverhoging, dat de rijken in Frankrijk een aantal weken geleden deden, ook in die richting?

 

– Dat waren niet alle rijken, maar slechts enkele van hen. Maar ongetwijfeld voelen de rijken de enorme druk van onderaf. Dus maken ze gebaren van liefdadigheid: “Dit jaar schenk ik jullie een miljard”. Maar deze gebaren moeten niet gemaakt hoeven worden. Wat we nodig hebben is een belastinghervorming. Dat de maatschappij, die de volksvertegenwoordigers kiest, die op hun beurt stemmen over de belastingen, eist dat deze situatie veranderd wordt. En voor alle thema’s geldt hetzelfde: de kern van democratie is vertegenwoordiging van het volk, opdat besluiten genomen kunnen worden over gemeenschappelijke ideeën. Dit stond centraal tijdens de Franse Revolutie en wordt nu opnieuw hoofdonderwerp van het debat.

 

——————–

 

Aanvulling:

Interview met de schrijver (video)