Ga naar de inhoud

Denken Als Anarchisten. ‘Venetië 1984’

In het Orwelliaanse jaar 1984 kwamen enkele duizenden anarchisten van over de hele wereld bij elkaar in Venetië voor de meerdaagse Internationale Anarchistische Bijeenkomst. De inhoudelijke opzet en de organisatie van de bijeenkomst berustten mede op de mensen rond het Italiaanse Centro Studi Libertari en de redacties van de Italiaanse tijdschriften Volontà en A/Rivista Anarchica.

13 min leestijd

(Door Thom Holterman, overgenomen van Libertaire Orde)

Ten behoeve van de bijeenkomst was een getypt manuscript uitgegeven in A4 formaat. De erin opgenomen teksten waren uit het Italiaans in het Engels vertaald. Het manuscript droeg de titel Thinking as Anarchists: Selected Writings from Volontà. Nu, zo’n veertig jaar later is deze tekst onder dezelfde titel opnieuw uitgekomen. De vertaling is evenwel grondig herzien en de oorspronkelijk tekst is aangevuld door het opnemen van enkele later verschenen relevante artikelen uit Volontà. Tevens treft men in de nieuwe uitgave twee nog ongepubliceerde bijdragen aan. De ene is een informatieve inleiding van de samenstellers van de nieuwe uitvoering, Giovanna Giolo en Hamish Kallin – zij voerden uitvoerig overleg met betrokkenen onder wie mensen van het eerste uur zoals Rossella Di Leo en de inmiddels overleden Paolo Finzi. De andere bijdrage vormt het slot van de bundel en is van Francesco Codello over de plaats in het geheel van Volontà als ‘workshop’ Anarchistisch Onderzoek. De nieuwe uitgave is voorzien van vele foto’s van de Venetiaanse bijeenkomst.

Met deze herziene en aangevulde uitgave van de bundel Thinking as anarchists (2022) wordt duidelijk dat het ook veertig jaar later nog steeds draait om ‘denken als anarchisten’! Hieronder de bespreking van het genoemde boek. [ThH]

Maatschappelijke gisting

In een tijd van maatschappelijke gisting komt men meer dan eens tegen dat onder anarchisten gezocht wordt naar andere, herziene manieren van kijken en reageren op de maatschappelijke omgeving. Het gaat dan vaak om het toepasselijk maken van anarchistische theorie en praktijk in het ‘veld’. Zo’n tijd bleek te zijn aangebroken in de jaren 1980 (opkomst neoliberalisme). Het gistte en die gisting leverde in de zomer 1984 op de genoemde Internationale Anarchistische Bijeenkomst, in Venetië. Ik moest deze bijeenkomst aan mij voorbij laten gaan, maar ik mag hier niet onvermeld laten een aantal van Italiaanse initiatiefnemers/sters persoonlijk te kennen.

Indertijd ging het om verdiepen van het anarchisme gelet op de veranderende tijd. ‘Venetië 1984’ speelde daarop in. De samenstellers van de nieuwe versie van Thinking as anarchists, Giovanna Giolo en Hamish Kallin, vragen daar aandacht voor. Zij hebben drie doelen met deze uitgave op het oog. Zij willen:

• de intellectuele en politieke vitaliteit van de internationale anarchistische bijeenkomst weergeven;

• met de Engelstalige editie van de geselecteerde bijdragen uit Volontà een manier van anarchistisch denken verspreiden, die anders tot het Italiaanse taalgebied beperkt zou blijven;

• een bewijs van de kracht van het denken zelf leveren.

In hun ogen doen de bijdragen nog steeds wat zij drie tot vier decennia geleden beoogden, namelijk sleuteldebatten voeden over wat anarchisme in de kern hoopt op gang te brengen (p. 4).

Wat ik nu zal doen is ten eerste de opzet van de bundel weergeven. Daarna ga ik in op het idee van een maatschappij zonder dominantie. Ten derde ontleen ik enkele subthema’s aan verschillende bijdragen in de bundel om het ‘denken van anarchisten’ nader toe te lichten. Ik concentreer mij voor het laatste wat ik aantrof bij Amedeo Bertolo en Giampietro ‘Nico’ Berti.

Opzet van de bundel Thinking as anarchists (2022)

De bundel bestaat uit vier delen. Het eerste gaat over de betekenis van ‘Venetië 1984’ en de inhoudelijke uitvoering. Daarvoor schrijven de twee samenstellers uitvoerig over het belang van ‘denken als anarchisten’. Amedeo Bertolo (1941-2016) geeft in zijn bijdrage een overzicht van de ‘Venetiaanse connectie’, waarvan hijzelf overigens een van de nauwst betrokkene was.

Het tweede deel concentreert zich op de kwestie ‘macht versus overheersing’. Een van de kernpunten van de discussie over anarchisme is welke betekenis aan ‘power’ (macht) en ‘dominantie’ (overheersing) gegeven moet worden. Wil men niet vervallen in banaliteiten, zal men de begrippen scherper moeten omschrijven dan gebruikelijk gebeurt. Tomás Ibanez houdt zich daarmee bezig voor het ontwikkelen van een gedachte over libertaire politieke macht (politiek hier los gedacht van politieke partijen en parlementarisme).

Bertolo analyseert de drieslag ‘Macht, gezag, overheersing’. Anarchisten zeggen vaak dat ze tegen alle macht zijn. Is dat ook zo als ze het hebben over het vermogen om iets te kunnen doen? Wat zij verwerpen is ‘macht’ die onderwerpt. In dit licht is beter te zeggen dat zij alle vormen van overheersing (dominantie) verwerpen. In de bijdrage van Luciano Lanza wordt dat nog eens behandeld onder de titel ‘Overheersing en het economische’.

Rossella Di Leo en Amedeo Bertolo

Het derde deel gaat in op de functie van anarchistische vergezichten als utopieën en de verbeelding. Zo zet Luciano Lanza het denkbeeldige op zijn kop en verwijst hij naar een aantal utopieën alsmede naar antropologische studies. Daarmee tracht hij te achterhalen of dit leidt tot uitbroeden van zinvolle gedachten omtrent politieke economie. Amedeo Bertolo bespreekt hier de utopische functie en het anarchistisch denkbeeldige om in een aansluitende bijdrage uit te komen bij de subversieve verbeelding. Rossella Di Leo is vervolgens in haar bijdrage op zoek gegaan naar de oorsprong van de mannelijke overheersing.

Het vierde deel pakt uit onder de titel ‘De trots om anarchisten te zijn’. Daaronder vindt men van Gampietro ‘Nico’ Berti over de historische en ideologische waardering van het anarchisme. Rossella Di Leo snijdt de pas af van de banaliteit van enkele tegenwerpingen ten aanzien van het anarchisme en Francesco Codello geeft een historisch-inhoudelijke kijk op het tijdschrift Volontà. Hij geeft een mooi overzicht en in mijn terminologie zou ik spreken over de ‘scharnier-functie’ van het tijdschrift. Zelf wees ik daarop voor het Duitse anarchistische tijdschrift Unter dem Pflaster liegt der Strand (1974-1985) in vergelijk met het Engelse tijdschrift Anarchy (1960-1970) (zie Online). Anarchy schonk vooral aandacht aan de tendens van het pragmatisch anarchisme – met Colin Ward als zijn woordvoerder. Het vormde daarmee wat ik noem een ‘merkpaal’. Pflasterstrand opereerde ook in de lijn van het pragmatisch anarchisme maar vormde een ‘scharnierpunt’ waar het nadrukkelijk aanhaakte bij sectoren als wetenschap, antropologie en etnologie.

Maatschappij zonder dominantie?

Het gaat hiermee niet om een principiële kwestie. Zo streefden beide tijdschriften, Anarchy en Volontà, eenzelfde redactioneel doel na – het verlangen om het anarchisme te vernieuwen, om aansluiting te zoeken bij het ‘dagelijkse leven’ als strijdtoneel, maar verder in stijl zijn ze zeer verschillend. Daarbij was Anarchy, zoals de samenstellers aangeven, doorslaggevend pragmatisch, terwijl Volontà meer theoretisch en filosofisch gefixeerd was (p. 16-17). Voor beide geldt een voortdurende strijd tegen dominantie. Dat betekent nog niet dat een wereld zonder overheersing zonder meer bij de hand is. Het helpt dan te herinneren wat Colin Ward (Anarchy) opmerkte (1961): ‘het concept van een vrije samenleving mag een abstractie zijn…die van een vrijere samenleving is dat niet’ (p.31). Hier laat zich zijn pragmatisme gelden, een manier van denken waarvan ikzelf ongetwijfeld invloed heb ondergaan (1985, zie Online)  – mede via de Amerikaanse anarchist Paul Goodman (1911-1972). Het is verre van vreemd dat artikelen van Paul Goodman hun weg vonden zowel in Anarchy als in Volontà.

Het bestuderen van de kwestie van een samenleving zonder dominantie vindt in sommige kringen van studieuze anarchisten al decennia lang plaats via kennisname van antropologisch onderzoek. Dit is niet alleen in Volontà maar ook in Anarchy terug te vinden. In ‘Venetië 1984’ lijkt dit als het ware bij elkaar te komen, zo is uit de bundel Thinking as anarchists op te maken. Die antropologische onderzoeken leiden steevast naar staatloze gemeenschappen waardoor ze een constant punt van referentie vormen. Niet omdat zulke staatloze gemeenschappen zich zonder meer als substituut voor de bestaande kapitalistische maatschappijen gebruikt kunnen worden, wel omdat er een andere manier van denken uit is te distilleren, waarvan iets te leren valt. Als voorbeeld van een manier van omgang met antropologisch onderzoek verwijs ik naar mijn Volken zonder staat (Utrecht, 2018).

Het ‘denken als anarchisten’ is voortdurend afgestemd op oppositie tegen dominantie. Alle manieren van aantasting van dominantie, inherent aan het economische, het patriarchaat, de staat enzovoort, leveren even zovele uitnodigingen op om de toekomst voor te stellen alsof dominantie is opgelost. Deze insteek maakt dat de aantasting in het heden effecten kan opleveren, met als uitkomst minder dominantie. Dat kan als een procesmatige gang worden herkend en is ook wel ‘anarchist gradualism’ genoemd (p. 31-32). Het is een variant op de visie die we hiervoor bij Colin Ward tegenkwamen (vrijere samenleving). Zo zijn er natuurlijk meer subthema’s om uit te werken. Ik zal aan enkele aandacht besteden, te vinden in de bijdragen in de bundel van twee reeds genoemde anarchisten, Amedeo Bertolo en Nico Berti.

Denken als anarchisten

Denken als anarchisten, denken dus, niet herkauwen, schrijft Bertolo in zijn ‘Venetiaanse connectie’. Het betekent openstaan, dogmatisch noch onkritisch, voor elk aspect van hedendaagse cultuur, dat zich lijkt te bewegen in een libertaire  richting. Daarbij zal de confrontatie met elk aspect in de werkelijkheid moeten worden aangegaan met het voor de hand liggende interpretatieve criterium, te weten de radicale kritiek op dominantie (p. 45).

Anarchistisch denken moet volgens Bertolo in zijn bijdrage ‘Macht, gezag, overheersing’ een hoog niveau van duidelijkheid bereiken, wil het een subversieve sociale theorie opleveren. Daaraan is een instrument te ontlenen voor het begrijpen en ondergraven van de bestaande werkelijkheid (p. 70).

Macht kent twee bekende aspecten: ‘macht om te doen’, wat anarchisten accepteren en ’macht om anderen iets te laten doen’, wat zij als dominantie verwerpen. Gezag ligt tussen die beide uiterste aspecten in. Waar het gaat om ‘erkenning van kwaliteit’ hebben anarchisten geen moeite met ‘gezag’ (p. 72). Gaat het om bevoegdheid van bovenaf verleend – wat ik definieer als ‘mogen verschijnen in de vorm van eenzijdige gezagsbinding’ (de agent die u tot stoppen dwingt) – dan wordt dat verworpen. Wie dit soort interne verschillende aspecten over het hoofd ziet, drukt zich al gauw onnauwkeurig uit, waarop ook Tomàs Ibanez wijst in zijn ‘Naar een libertaire politieke macht’. Zeggen dat anarchisten uit zijn op een maatschappij zonder macht is in zijn ogen een absurditeit. Want dat zou betekenen een maatschappij zonder sociale relaties en dat is ondenkbaar (p. 63-65).

Denken als anarchisten kent ook een bijzonderheid met betrekking tot sociale verandering. Daarbij wordt een teleologische opvatting verworpen (teleologie, de leer van de immanente finaliteit). Denk aan het verhaal van eikel tot eikenboom. In de eikel ligt al vast (is immanent aanwezig) dat elke veranderingsstap een ontwikkeling tot een eikenboom is. Misschien een beetje water geven, maar verder is het wachten tot bereikt is wat vastligt. Daarmee is het uit en over. Die manier van sociale verandering wordt door anarchisten verworpen: er ligt niets vast en er is geen finaliteit. De uitkomst is per definitie open. Een teleologische opvatting is vreemd aan het anarchistisch denken, wat ruimte geeft aan de menselijke hoop en de menselijke wil. Sociale verandering moet je willen en het project is niet finaal, zegt Bertolo in zijn ‘De utopische functie en de anarchistische verbeelding’ (p. 147-148). Die utopische functie is een permanente functie (het gaat niet om het inrichten van een utopie), waarmee bij hem tevens de subversieve functie van de libertaire sociale verbeelding tot uitdrukking komt (nader uitgewerkt in zijn bijdrage ‘De subversieve verbeelding’).

Nico Berti

Gampietro ‘Nico’ Berti besteedt in zijn bijdrage getiteld ‘Naar een historische en ideologische waardering van anarchisme’ enkele subthema’s die eveneens aandacht verdienen. Hij wijst evenwel eerst met nadruk op het volgende: het anarchisme is kind in de meest radicale vorm van de Verlichting. Het anarchisme zoals wij dit kennen is in Europa geboren (eind 18de, begin 19de eeuw). Hetzelfde geldt wat de geboorte aangaat voor het liberalisme (vrijheid) en socialisme (gelijkheid), wat in anarchisme samenkomt (vrijheid en gelijkheid) (p. 209-211). Dit wordt niet voor het eerst onderkend, zo wees Rudolf Rocker daar al op in 1938 (zie Online).

Om verschillen in optiek te begrijpen brengt Nico Berti een tweedeling aan die hij noemt ‘in geschiedenis’ en ‘tegen geschiedenis’. ‘In geschiedenis’ betekent het analyseren van een gegeven historisch proces. ‘Tegen geschiedenis’ het uitwerken, indien noodzakelijk, van ethisch-ideologische doelstellingen in tegenstelling met het historisch proces (p. 224). Voor het anarchisme is het mogelijk ‘tegen geschiedenis’ te zijn, aldus Berti. Hij constateert daarbij het volgende: ‘..het staat toe de permanente herformulering van zijn ethische kijk en tegelijkertijd van de permanente wetenschappelijke herformulering van zijn theorie. Anarchisme kan zijn vroegere wetenschappelijke analyses verlaten als het die als verouderd beschouwt, zonder terug te komen op zijn ideële doelen’ (p. 225; vertaling thh.).

Berti: ‘Vanuit theoretisch standpunt verklaart dit het radicale verschil van het anarchisme met het marxisme. Anarchistisch denken ontwikkelt een kijk op het kapitalisme als een van de vele historische variabelen van ongelijkheid. Kapitalisme is niet de structurele oorzaak van ongelijkheid en onderdrukking, maar de meest recente en historische vorm ervan, afstammend van de economische logica van modernisatie’ (p. 225; vertaling thh.). Dit betekent voor Berti tegelijk dat de elementen van reproduceerbaarheid van macht (als dominantie) uitgewerkt moeten worden, inclusief de fundamentele ‘wetten’ ervan, eerder dan de analyse van eigendom in zijn kapitalistische vorm. Nu is ook beter te begrijpen, zegt hij, waarom een tak van anarchistische theorie die zich in de vorm van politieke economie specialiseert, ontbreekt (p. 225). Berti maakt een uitzondering voor Pierre-Joseph Proudhon (1809-1865). Een bevestiging daarvan vindt men in het omvangrijke (Franse) boek over politieke economie van Charles Gide en Charles Rist (Geschiedenis van de economische doctrines, 1909). Daar komt men een hoofdstuk over Proudhon van ongeveer 30 pagina’s (‘Proudhon en het socialisme van 1848’).*

Wat wel steeds de volle aandacht van anarchisten krijgt, zegt Berti, zijn allerlei bestuursbeginselen. Daarbij valt op dat alleen het anarchisme vrijheid als bestuursbeginsel neemt. Bij liberalisme en socialisme is vrijheid het effect van een historische oorzaak. Liberalisme en socialisme plaatsen vrijheid ‘in geschiedenis’, anarchisme kan dat ook doen maar tevens plaats anarchisme het ‘tegen geschiedenis’.

Anarchistisch denken leidt tot subversiviteit, het herkent op afstand al dominantie. Dat was de kijk van ‘Venetië 1984’ en veertig jaar later is dat onverminderd zo. Of niet soms?

Thom Holterman

Gioli, Giovanna, Hamish Kallin (eds.), Thinking as Anarchists, Selected Writings from Volontà, Edinburgh University Press, 2022, 278 blz., prijs, 95 pound. (Meer informatie van de Engelse uitgever over het boek, plus een inhoudsopgave, zie Online.)

 *  Ik gebruikte de Duitse vertaling, uitgegeven door Franz Oppenheimer, onder de titel Geschichte der volkswirtschaftlichen Lehrmeinungen, Jena, 1921 (tweede druk naar de derde Franse uitgave).