Ga naar de inhoud

De Alibi-functie Van Het Recht

De Alibi-functie Van Het Recht En De Gereglementeerde Hel: Het Concentratiekamp. Als mijn oud-collega Ger van der Tang, gewezen docent aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, over het recht schreef, ging het niet over een eendimensionaal verschijnsel. Het ging dan over een verschijnsel dat bij het denken over menselijke relaties en interacties uitwaaiert en zich laat indelen naar functies. Een daarvan behandelde hij in een syllabus uit 1979. Het betrof de alibi-functie van het recht.

11 min leestijd

(Oorspronkelijk verschenen op Libertaire Orde)

Een machthebber verpakt zijn machtswil in ‘recht’; macht wordt daarmee omgezet in ‘recht’, zodat macht een bevoegdheid kan worden genoemd: de bevoegdheid van een functionaris. Het recht gaat dan een alibi vormen voor zijn handelen. Cynische machthebbers weten heel wat met het recht uit te halen. Zo wijst Van der Tang erop dat Pinochet (Chileens dictator in de jaren 1970-1990) door zijn volgzame juristen geformuleerde decretos-leyes liet uitvaardigen (wetgeving per decreet). En wat te denken, schreef hij, van Hitler’s machtsgreep in 1933 die een perfecte staatsrechtelijke begeleiding kreeg.

Het is over één verschrikkelijk feit uit de nazi-geschiedenis van na 1933, dat de Franse jurist Nicolas Bertrand nu publiceert. Het gaat hier, vermoedelijk, om het eerste onderzoek over het recht in die kampen. Velen zullen denken: daarbinnen heerste toch geen recht, daar heerste willekeur omdat er weerzinwekkende dingen gebeurde. Dat laatste is zo, maar tegelijk is de stelling van Bertrand: de hel die het detentiesysteem van de concentratiekampen was, bleek een gereglementeerde hel. De titel van zijn boek luidt dan ook L’Enfer réglementé, Le régime de détention dans les camps de concentration.

Recht?

Er is al heel veel over het leven in de concentratiekampen van Nazi-Duitsland geschreven. Betrand weet dat. Maar hij vond dat er een element aan ontbrak. Was het leven er binnen niet gereglementeerd en indien hoe dan en welke rol heeft daarbij het recht gespeeld? Om daar achter te komen is Betrand in Duitsland archiefonderzoek gaan doen. In 2011 promoveerde hij op een juridisch proefschrift (aan de Humboldt Universiteit in Berlijn), waarin hij verslag doet van de resultaten van zijn onderzoek. Onlangs verscheen een bewerking van dit proefschrift in een handelsuitgave.

Na een uitgebreide inleiding volgen drie hoofdstukken, de hoofdmoot van het boek, waarin een minutieuze weergave te vinden is van zijn bevindingen. Het eerste hoofdstuk behandelt hoe en wat er geregeld is omtrent de correspondentie van de gedetineerden met de buitenwereld. Het tweede concentreert zich op het disciplinaire regime (het ‘strafrecht’) en het derde op de gedwongen arbeid (het ‘arbeidsrecht’) in de kampen. Daarna trekt Bertrand zijn conclusie.

Zijn tekst wordt vooraf gegaan door een voorwoord van de Franse oud-diplomaat en overlevende van naziconcentratiekampen, Stéphane Hessel (1917-2013). Wat mij hier bovenal interesseert is hetgeen Bertrand over het recht te denken geeft. Want dat heeft zijn consequenties tot in het heden.

Hoe was het mogelijk dat in de concentratiekampen de dagelijkse activiteiten tot uitvoering konden komen? Wie nog een greintje moreel besef had, werkte daar toch niet aan mee…? Dat vroeg Bertrand zich ook af, wat vervolgens aanleiding heeft gegeven tot het door hem verrichte onderzoek. Hij heeft nauwkeurig nagegaan op welke wijze het recht een bijdrage heeft geleverd om het detentie- en vernietigingsprogramma zo vlekkeloos mogelijk te laten verlopen. In feite werkt Bertrand hier de alibi-functie van het recht uit. Het recht als alibi voor (quasi-legaal) onmenselijk handelen.

Dat gaat niet zonder discussie, want velen (ook juristen) zullen zeggen, dat het helemaal niet om recht ging. Het naziregime was geen staat en kan (dus!?) geen recht produceren, wordt in zo’n geval tegengeworpen. Bertrand is die discussie niet uit de weggegaan en heeft de tegenwerpingen naar mijn mening vakkundig ontzenuwd.

Zijn onderzoek confronteert hem met een arsenaal van reglementen, opgesteld door hoog in de bestaande nazi-hiërarchie voorkomende posities (als het niet de Führer zelf was, dan bijvoorbeeld Himmler als Reichsführer SS, onder wie uiteindelijk de concentratiekampen ressorteerden). Naast het arsenaal van reglementen, kwam Bertrand ook een groot scala van formulieren tegen; praktisch elke beslissing betreffende een gevangene werd namelijk begeleid door een formulier. Dat het om een hiërarchie ging, spreekt ook uit het feit dat de uitvoerende instanties in de kampen (de commandant; Lagerführers) verantwoording hadden af te leggen aan hogere echelons in het naziregime. Dit regime zelf paste weer in een duidelijk statelijk hiërarchisch en dynamisch systeem, dat wil zeggen dat het voor een aanmerkelijk deel de formele trekken van een juridische orde vertoonde, aldus Bertrand. Zijn onderzoek dwingt dan ook het vermogen van het recht te erkennen, om de meest verschrikkelijke dingen te dienen.

Het resultaat van zijn onderzoek leert dat het detentieregime van de concentratiekampen een reglementering kent geïnspireerd door regelgeving uit het commune strafrecht, militair recht en recht van het gevangeniswezen. Soms is het er zelfs direct uit overgenomen. Dit betekent dat het detentierecht door de functionarissen (van leidinggevende tot bewaarder) van de kampen als een ‘normaal’ gegeven kon worden gezien. Voor zover er sprake was van gedwongen arbeid door de gevangenen, konden de functionarissen denken dat het kamp een bedrijf was. De reglementering en het werken met formulieren moest voorkomen dat er een directe en menselijke relatie zou kunnen ontstaan tussen personeel en gevangenen.

KerkhofAlles is geregeld: Kerkhof, Lijkenhuis, Crematorium, Publieke groeve. [uit: Siné Mensuel, nº 41, april 2015.]

Volgens de regels

Dit onderzoek levert verder op dat in de kampen het handelen niet op willekeur was gebaseerd. Dat wil niet zeggen dat de reglementering geen handelingsmarges kende. Juristen spreken dan evenwel niet over willekeur maar over ‘discretionaire bevoegdheid’ (en dit alles neemt niet weg dat er willekeur voorkwam als verschil tussen theorie en praktijk, maar dat vind je tot in het heden terug en is dus niet een nazi kenmerk te noemen).

De reden dat sommigen een dergelijke zienswijze over de inzetbaarheid van ‘recht’ af te wijzen is duidelijk. Men wil voorkomen dat het bestaan en het functioneren van een weerzinwekkend regime met het recht in verband wordt gebracht. Het gaat erom de volgende onbewuste associatie te verdedigen die veel mensen maken: wat volgens regels wordt gedaan, dat wil zeggen handelen overeenkomstig geldend, geschreven recht (wat in concentratiekampen het geval was), dat wordt opgevat als correct gedaan. En in het ‘correct’ zit tevens goed en gerechtvaardigd verpakt. Dit terwijl we met weerzinwekkende feiten van doen hebben. Dit mag niet met recht worden geassocieerd. Toch ligt het anders, betoogt Bertrand.

Na met argumenten de visie te hebben bestreden dat de door hem onderzochte reglementering geen recht zou zijn, concentreert hij zich op de fundamentele kwestie: hoe kan de wijze van uitvoering van het gewraakte detentieregime ertoe bijdragen dat ‘normale’ mensen op hun post blijven en zonder schroom hun taak uitvoeren in de boezem van de hel (het concentratiekamp)?

Als er een rationele en juridische structuur wordt aangeboden, waarmee a priori het handelen gerechtvaardigd lijkt, gaan mensen uitvoeren zonder zich nog af te vragen of dat wel juist of moreel acceptabel is. Hier verschijnt wat al eerder de alibi-functie van het recht is genoemd. Dat hebben de nazi-juristen goed begrepen, maak ik bij Bertrand op. Zo kwamen uit het buitenland klachten binnen over de willekeurige bejegening van gevangenen in de eerste, vooral ‘wilde’, concentratiekampen uit het begin van de nazitijd (strijd met bepalingen van internationaal recht; horrorverhalen over de internering). Himmler trachtte deze ‘vijandelijke propaganda’ het zwijgen op te leggen, niet alleen met het sluiten van de ‘wilde’ kampen, maar ook om grotere, ‘moderne’ kampen als Dachau en Sachsenhausen als ‘model kampen’ onder het beheer van de SS te plaatsen. Langs die weg groeide een bepaalde bestuurlijke, rationele structuur van een gecentraliseerd en doeltreffend systeem waarin het recht een duidelijk toepassing werd verleend.

BootvluchtelingMondiale en nationale regulering van migratiestromen via de ‘asielboot’.

[De foto is genomen op 25 december 2014 door een Syrische vluchteling in een door de bemanning verlaten schip, gered door de Italiaanse kustwacht op 31 december, met 800 vluchtelingen aan boord. Het betreft een schip dat voordien gebruikt werd om giftig afval te vervoeren. Maar vluchtelingen leveren meer op. Geregeld dus. Foto bij een paginagrote bijdrage over deze problematiek uit Le Monde van 6 februari 2015.]

Morele kritiek?

De regels en procedures binnen het nazi-detentieregime vormen een bemiddeling (médiation) die bedoeld is om een directe en menselijke relatie tussen functionaris en gevangene te voorkomen. Het belang van de tientallen in gebruik zijnde formulieren is duidelijk: men richt zich alleen bemiddeld door een schriftelijke procedure tot de gevangene. Hier vindt dus, door de bemiddeling, een ontmenselijking van de relaties plaats. Doel is de mogelijke morele kritiek uit de weg te gaan of te elimineren. Het zou maar een belemmering voor het functioneren van het personeel vormen. En dat geldt niet alleen voor het nazi-detentieregime, constateert Bertrand.

Wij komen het ook tegen in onze hedendaagse maatschappij waar regulering de oplossing voor alle problemen lijkt. Met zijn studie beoogt hij deze bureaucratische instelling te kritiseren, zodat die meer dan alleen van historische waarde is. Want zijn studie toont niet alleen aan welke juridische middelen zich lenen om het meest weerzinwekkende ‘rustig’ uit te voeren, maar ook snijdt hij ermee het vraagstuk aan van de inherente ontmenselijking, die zich kan opdringen in elke regulering.

Hoe men het ook wendt of keert, de originaliteit van de nazi-autoriteiten is een detentieregime te hebben ingesteld, dat mensen de gelegenheid gaf te denken, dat zij waardig bleven. Bertrand verwijst hier naar Himmler, die in een voordracht in 1937 voor officieren van de Wehrmacht lijfstraffen rechtvaardigt waar er sprake is van een nauwkeurig gekaderde uitvoering zonder willekeurige hardheid (het gaat om het keren van het – buitenlandse – verwijt, dat er sadistische wreedheden in de kampen voorkomen). Dus slaan van de gevangene mag als het maar een ‘nette’ handeling betreft, dat wil zeggen eentje die binnen de gestelde regels blijft en in alle ‘waardigheid’ wordt uitgevoerd. Bertrand: ‘Concreet toepassen van de procedures maakt dat men zich paradoxalerwijs verwijdert van de menselijke realiteit’.

Daarbij moeten we beseffen dat dit niet alleen geldt voor Duitse nazipraktijken. Het verschijnsel deed zich ook voor bij Franse juristen tijdens het collaborerende Franse Vichy regime. Het strikt naar de regels kijken, zoals dat in een positivistische benadering van het recht zich voordoet, leidt tot een impasse: ze wijst een morele kritiek binnen de boezem van het recht af. Het is dus niet het recht zelf, voeg ik toe, maar de wijze waarop wij met het recht om gaan, het inzetten om een bepaalde functie te vervullen en de keuzes die wij maken. Als we ons achter het recht verschuilen (het als een alibi gebruiken), dan is dat onze keuze (of een keuze die ons door anderen wordt opgedrongen).

 Arm.ArmerMondiale en nationale regulering van de materiële ongelijkheid met differentiatie naar armoede: Arm, Erg arm, Heel erg arm.

[uit: Charlie Hebdo, nº 1184, 1 april 2015.]

Rechtsmagie

Het vermogen van het recht om de actieve deelname aan de wreedste daden te rechtvaardigen, vraagt om opheldering. Want de alibi-functie van het recht wordt ook in onze dagelijkse werkelijkheid ingezet. Bertrand vraagt zich bijvoorbeeld af of bij het inzetten van gewapende strijdkrachten, regulering via verdragrn oorlog humaan maakt. Of richt het zich soms meer op het rechtvaardigen van het gebruik van geweld, om zo bij de uitvoerders ervan de indruk te wekken dat zij een ‘schone’ oorlog voeren? Het kader van het internationale recht is daarbij wezenlijk: een resolutie van de VN moet de dood van velen rechtvaardigen. Het betekent dat we aan een formele procedure de zorg overlaten te beslissen of dezelfde kapotgeschoten lichamen het effect van een daad van vrede is of van een moordpartij.

Het aantal voorbeelden is uit te breiden. Ik wijs slechts op een voorbeeld van nationaal niveau: het asielrecht. Als de procedure is gevolgd en iemand is niet de asielstatus verleend, dan kan het asielpersoneel (van IND tot marechaussee) zonder enige morele zelfkritiek de uitvoeringshandelingen verrichten. Iedereen kan bij het uitzetten zijn handen in onschuld wassen. Hiermee ben ik ook andermaal bij Ger van der Tang terug, die hier over de magie van het recht sprak.

Rechtsmagie wordt ook bedreven onder hantering van bezweringsformules. Onder het uitspreken daarvan kan de meest perfide wettelijke regeling worden aangeboden, oppert Van der Tang, zoals in Nederland bijvoorbeeld het ‘Wij,…, bij de gratie Gods, koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.’. De magie roept het alibi op: wat er ook gedaan moet worden, het vindt plaatst bij de gratie Gods. Er blijkt dus, gelet op wat Bertrand aangaande de werking van het recht in procedures analyseerde, nog een diepere laag te bestaan: de verbinding van het recht met het sacrale. Het is dan ook niet zo vreemd dat juist dictators van (streng) roomskatholieke huize waren en met het Vaticaan concordeerden (Mussoline, Hitler, Franco, Salazar, Pinochet) en er bovendien voor zorgden dat de door hen gevestigde dictatuur over een grondwet beschikte (wat ‘netjes’ staat).

Het is dan ook niet moeilijk om met de door Bertrand aan het eind van zijn conclusie geformuleerde frase mee te gaan: biedt verzet aan het ontmenselijken!

——————————–

BERTRAND, Nicolas, L’Enfer réglementé, Le régime de détention dans les camps de concentration, Éditions Perrin, Paris, 2015, 391 blz., prijs 23,90 euro.