Ga naar de inhoud

Bakoenin: De Tegenstellingen In Het Liberalisme

Het zou verkeerd zijn de klassiekers van het anarchisme te zien als louter historische curiosa. Het zou nog veel erger zijn ze te beschouwen als heilige teksten die moeten worden opgesloten in een soort anarchistisch Pantheon. Als wij deze klassieken nog lezen, dan is dat omdat zij ons verrassend moderne analyses bieden’, aldus Gia op de Franse site Socialisme libertaire, geplaatst 18 december 2021. Dit komt mij als een juiste visie voor. Wat heeft Bakoenin over het liberalisme te zeggen in de ogen van Gia? Hieronder de vertaling van haar tekst. [ThH]

5 min leestijd

(Door Thom Holterman, eerder verschenen op Libertaire Orde)

Liberalen vijand van de staat?

Gia heeft God en de Staat van Michel Bakoenin als uitgangspunt genomen. Hij analyseert daarin de tegenstrijdigheden van het liberalisme. Als deze analyse relevant blijft, dan is het in zoverre dat zij de fundamenteel tegenstrijdige aard van deze economische en politieke doctrine aan het licht brengt.

Het liberalisme is gebaseerd op het beginsel van de individuele vrijheid als hoogste waarde. Voor liberalen is de staat een kwaad, noodzakelijk, maar waarvan de bevoegdheden beperkt moeten worden.

De vooruitgang van de beschavingen zou tot uiting komen in een geleidelijke vermindering van de rechten en eigenschappen van de staat. Liberalen werpen zich dus op als vijanden van deze instelling. Maar wanneer het bestaan van de staat wordt bedreigd, worden zij de felste verdedigers ervan. Hoe kunnen we deze tegenstrijdigheid begrijpen? Voor Bakoenin zijn daar twee redenen voor: een praktische en een theoretische.

Wat is liberalisme in de praktijk? Het is de economische doctrine die het meest overeenstemt met de belangen van de bezitters van kapitaal, de bourgeoisie. Volgens Bakoenin is het grondbeginsel van de liberale economie de beroemde formule ‘laissez faire, laissez passer’. De staat moet zich niet bemoeien met het vrije spel van de markt. De bourgeoisie eist dus een zekere vorm van anarchie voor zich op, wat zij als haar voorrecht beschouwt. Zodra haar belangen bijvoorbeeld door de arbeidersklasse worden bedreigd, dan eist de bezittende klasse de tussenkomst van de staat. Daarom wil zij zowel minder (of zelfs geen) staat voor zichzelf als een sterke staat tegen anderen (voor het onder de duim houden van ‘opstandigen’, zoals de arbeiders). Het zijn dus de klassenbelangen die aan de basis liggen van deze tegenstelling.

Liberale opvatting over vrijheid

Maar er is ook een theoretische reden: de liberale opvatting van vrijheid is diep getekend door filosofisch idealisme. Vrijheid wordt opgevat als een inherente eigenschap van het individu. Mensen worden van nature vrij geboren. Zij zouden begiftigd zijn met een vrije wil. Van de vrije wil naar de bevestiging van het bestaan van een onsterfelijke ziel ontsnapt aan elk sociaal determinisme, is er maar één stap. De mens zou dus vrij zijn als individu, in afzondering, los van de maatschappij. Dit zou de ideale vorm van vrijheid zijn. De noodzaak dwingt de mensen echter betrekkingen aan te knopen met hun medemensen. De vrijheid van ieder individu zou worden bedreigd door die van alle anderen. Om te voorkomen dat deze vrijheden teniet worden gedaan, zouden de mensen – in een ver verleden – ertoe gebracht worden de maatschappij in te stellen door middel van een stilzwijgend of formeel contract. Daarbij moet ieder individu een deel van zijn vrijheid afstaan.

Als we deze logica volgen, komen we uit bij de beroemde fictie van een sociaal contract dat de politieke orde zou stichten. Opnieuw zit het liberalisme vast in een onoplosbare tegenstrijdigheid: de staat is een kwaad, voor zover hij de individuele vrijheid belemmert. Maar dit kwaad is noodzakelijk, voor zover het de enige voorwaarde is die de mens in staat stelt in de maatschappij te leven. Voor liberalen wordt absolute vrijheid opgevat als een soort verloren paradijs dat de mensheid heeft moeten achterlaten bij de overgang van de natuurstaat naar de staat van de maatschappij. Zoals Bakoenin opmerkt, geloven de liberalen zelf niet in deze fictie van het sociaal contract: het is gemakkelijk in te zien dat alle staten zijn gesticht op geweld en niet op een vrij (fictief) overeengekomen pact.* Maar dit is de enige manier om een instelling te legitimeren die zowel een belemmering als een voorwaarde voor vrijheid wordt geacht te zijn.

Vrijheid een relationeel begrip

Bakoenin is niet tevreden met het wijzen op de tegenstrijdigheden van het liberalisme. Hij ontwikkelt een materialistische, evolutionistische en anarchistische opvatting van vrijheid. Vrijheid wordt niet in het begin gegeven. Het moet worden opgevat als een historische constructie, als een sociaal product omdat mensen het met elkaar ‘maken’, waar zij vrijheid als een relationeel begrip opvatten. Inderdaad, de mens wordt niet vrij geboren. Hij is geboren als een ‘woest beest en slaaf’. Als slaaf van de natuur en zijn dierlijke instincten kan hij alleen door lange collectieve arbeid vrijheid en menselijkheid bereiken.

Homo sapiens is van nature een sociale soort (net als de mensapen) en het bestaan van de maatschappij ging vooraf aan dat van de vrijheid. De vrijheid is dus noch een feit der natuur, noch een goddelijke gave, maar een menselijke uitvinding waarvan de constructie nog niet voltooid is. Het is in de relaties tussen mensen dat het tot stand komt. Bakoenin definieert het als volgt: “De vrijheid van ieder individu is niets anders dan de weerspiegeling van zijn menselijkheid of zijn mensenrecht in het bewustzijn van alle vrije mensen, zijn broeders, zijn gelijken”. De tekst van God en de staat is ook Online te vinden.

Gia [Overgenomen van Socialisme libertaire; vertaald door Thom Holterman.]

Ik mag hier wijzen op een bevestiging van dit uitgangspunt, mede aan de hand van antropologische en historische studies, zie: Thom Holterman, Volken zonder staat, Kelderuitgeverij, Utrecht, 2018.