Ga naar de inhoud

WTO.Zip nr. 40

De regelmatig verschijnende email-nieuwsbrief is weer uit. Nr. 40 deze keer, van 16 november 2003

29 min leestijd
Placeholder image

inhoud

A) Peace Clause eindigt op 31 december
– Wat is verlenging van de vrede waard?

Artikel 13 van het Landbouwverdrag verbiedt tot eind van dit jaar de instelling van geschillen wegens handelsverstorende subsidies. Dat kan volgend jaar een golf van geschillen tegen de VS, EU en Japan ontketenen. Wat is verlenging van deze regeling hen waard en wat weten de arme staten eruit te slepen?

B) De mislukking van Cancún; vragen over structuur en macht

Aanzet voor een discussie door NGO’s, politieke partijen en andere organisaties over het belang van de WTO(-struktuur) en de ontwikkeling van tegenmacht.

C) Domestic Regulation in de GATS

Een weinig in het oog springend discussiethema van GATS is ‘nationale regelgeving’. Hoewel veel van het besprokene niet openbaar gemaakt wordt lijkt het er wel op dat een aantal voorgestelde maatregelen de positie van ontwikkelingslanden zullen aantasten.

D) Onderhandelingsmandaat voor Singapore Issues verlopen

Terwijl de WTO-leiding doet alsof zijn neus bloedt is er geen legale basis meer voor doorgaan met onderhandelen over de Singapore Issues in de WTO. Het mandaat is verlopen na de top in Cancún. Wat nu te doen?

E) Heragendering van Singapore Issues door EU

Volgens een gelekt document wil de Europese Commissie de gewraakte Singapore Issues weer op de WTO-agenda zetten. Onenigheid in het Europese kamp zorgt voor uitstel van de besluitvorming over omvang en de manier waarop. Ruim honderd maatschappelijke groepen wijzen herintruductie in de WTO echter zondermeer af.

F) Birma-beleid Groot-Brittannië en Europese Unie tegenstrijdig

Terwijl de Britse regering op succesvolle wijze ondernemingen overhaalt zich terug te trekken uit Birma blijkt de EU (in het geheim) juist aan te sturen op verdere marktopening en investeringsmogelijkheden voor Europese bedrijven in de Aziatische dictatuur.

A) Peace Clause eindigt op 31 december – Wat is verlenging van de vrede waard?
(door Rob Bleijerveld)

Artikel 13 van het Landbouwverdrag (Agreement on Agriculture, AoA) verbiedt het instellen van een klacht of geschil wegens een handelsverstorende subsidie volgens de normale procedure uit het Subsidieverdrag (Agreement on Subsidies). Deze immuniteitsbepaling, ook wel de Peace Clause genaamd, loopt af op 31 december 2003. In principe kan met ingang van volgend jaar dus elke WTO-lidstaat die een subsidie heeft aangemeld volgens het AoA-rooster een klacht verwachten van een willekeurige andere lidstaat. Tevens kan dat ook problemen opleveren voor de onderhandelingen van de Doha Ronde.

Volgens Bhagirath Lal Das van Third World Network[1] lopen de paar arme staten die een subsidie aangemeld hebben slechts een geringe kans om gedaagd te worden door rijke staten. Het aandeel van hun export en de hoogte van hun subsidies zijn te gering om schade aan export of landbouw van de ander op te leveren. Het zullen juist de rijke staten zijn die het risiko van een sanktie lopen[2], aangezien hun landbouw- en exportsubsidies grote negatieve invloed hebben op de economieën van arme staten.

Bridges Weekly Trade News Digest van 25 september[3] meldt dat afloop van de clausule volgens leden van het G-22 blok los staat van de lopende landbouwonderhandelingen. De Europese Unie (die de laatste negen jaar enorm geprofiteerd heeft van de Peace Clause) liet daarentegen weten dat verlenging van de clausule een voorwaarde is voor voortzetting van de landbouwonderhandelingen. Het persbureau AFP[4] schreef eind september over ‘oorlogswolken’ die boven de WTO hangen… een subsidieoorlog. Volgens een zegspersoon van de EU is de kans groot dat er vele klachten ingediend zullen worden indien er geen zicht is op verlenging van de Peace Clause. “In this sort of atmosphere, everyone might start throwing things at each other.”

Een ander bericht geeft aan dat er tijdens een van de Greenroomzittingen geruzied is over de uiteindelijke einddatum van de Peace Clause. De VS, EU en Japan beweren dat de clausule niet afloopt op 31 december aanstaande maar doorloopt tot juni 2004 (de datum waarop de eerste subsidieregeling negen jaar geleden inging).
Voor zover bekend zijn er sindsdien geen voorstellen gedaan over verlenging van de clausule in de WTO.

Lal Das stelt voor om dit keer voor de verlenging van de Peace Clause een hoge prijs te laten betalen. Niet zoals in 1996 toen de rijke staten in ruil voor handhaving van de clausule aanboden om een nultarief te hanteren op informatietechnologie-goederen. Of zoals in 1998 toen daar handhaving van invoerrechten op electronische commercie tegenover stond. Beide maatregelen stelden de rijke staten nauwelijks voor kosten terwijl handhaving van de Peace Clause wel een enorm profijt opleverde voor hun landbouwsectoren.

Een goede ruil moet volgens hem gebaseerd zijn op de bescherming van de boeren in de arme staten tegen de gevolgen van dumping van landbouwgoederen. Dat kan door de instelling van een geschikt Special Safeguard systeem voor alle arme staten. De bepalingen zouden moeten gelden voor alle landbouwproducten, zelfs in die gevallen waarbij geen sprake is van tariefstelling. De criteria voor de inwerkingtreding van het systeem zouden eenvoudig en makkelijk toepasbaar moeten zijn.

Noten:
[1] “The Peace Clause in WTO’s Agriculture Agreement”, door Bhagirath Lal Das, Third World Network, 28 oktober 2003
[2] “When the Peace Ends: The Vulnerability of EC and US Agricultural Subsidies to WTO Legal Challenge” door Richard H. Steinberg en Timothy E. Josling, in Journal of International Economic Law Vol 6 Nr 2 (7, 2003) (http://papers.ssrn.com/sol3/papers.cfm?abstract_id=413883)
[3] “WTO agriculture negotiations: perplexity on all sides”, Bridges Weekly Trade News Digest Vol 7 Nr 31, van 25 september 2003 (http://www.ictsd.org)
[4] “As ‘peace clause’ expires, WTO expects subsidy war”, Agence France Presse, 29 September 2003 (http://www.taipeitimes.com/News/worldbiz/archives/
2003/09/29/2003069775)

B) De mislukking van Cancún; vragen over structuur en macht
(door Chris Peeters)

Na de daverende ‘mislukking’ van ‘Cancún’ is op vele plaatsen gezocht naar verklaringen voor de oorzaken van het debacle. Deels zoeken mensen die in de structuur van het onderhandelingsproces. Lamy verwees naar de ‘middeleeuwse structuur van de WTO’. Brinkhorst meent dat er in Cancún nauwelijks is onderhandeld en overweegt regionalisering van het multilaterale systeem als mogelijke oplossing. WTO-directeur Supachai heeft een commissie van 8 wijzen geïnstalleerd om te adviseren over mogelijke structuurwijzigingen. NGO’s (waaronder TWN, Oxfam, WWF, IATP) pleitten voor een meer transparant, democratisch en accountable onderhandelingsproces.

Het is maar de vraag of de mislukking aan ‘het proces’ lag. Wilden de rijke landen (en dan met name de EU/VS) wel echt onderhandelen of wilden ze gewoon hun agenda doordrukken?
In de EU had Frankrijk van te voren een deal gesloten met Duitsland om de landbouwexportsubsidies zeker nog tot 2013 te handhaven. De reactie van de VS op het katoeninitiatief (‘dan moeten de Sub-Saharaanse landen maar iets anders gaan produceren’) was ook niet bemoedigend. Vooral de VS leken de voorkeur te geven aan bilaterale onderhandelingen; daar kunnen ze hun overmacht veel gemakkelijker uitspelen.

Feitelijk was de aanduiding van ‘DOHA’ als ontwikkelingsronde vooral windowdressing, bedoeld om eensgezindheid te suggereren in de nadagen van ‘9-11’. Uit het mislukken van Cancún blijkt dat WTO-onderhandelingen fundamenteel van karakter moeten veranderen, willen ze werkelijk de ontwikkelingslanden bevoordelen. Dit blijkt uit de vele stellingnames. “Het beoordelen van maatregelen voor een vrijere handel op hun bijdrage aan ontwikkeling verplicht de WTO om het debat te openen over economische ontwikkelingsperspectieven. Goedschiks of kwaadschiks wordt de WTO gezien als de mondiale instelling die het wereldwijde debat over globalisering moet integreren.”[1]. Volgens een EU paper kunnen “Pogingen om processen en formele structuren te verbeteren inhoudelijke meningsverschillen niet wegpoetsen”, en “Je moet in vrijhandel geloven, anders lukt het niet meer”[2].

Maar het probleem is juist dat steeds helderder is dat vrijhandel als zodanig niet in het voordeel van ontwikkelingslanden werkt. Sterker nog: het is in het voordeel van de machtigste landen.
Met andere woorden, indien je een echte ontwikkelingsronde wilt, dan moet je niet streven naar een ‘level playing field’, maar naar een ’tilted playing field'[3], gekanteld in het voordeel van de arme landen. Dat vereist positieve integratie op mondiaal niveau, vanuit een visie hoe een ontwikkelingsproces anders dan door vrijhandel bevorderd kan worden. De europese integratie laat helder zien dat dit veel moeilijker is dan negatieve integratie[4].

Als we binnen dat kader naar het WTO-onderhandelingsproces bekijken dan is het belangrijk in het oog te houden dat onderhandelingen tussen 178 landen, met zeer uiteenlopende belangen en machtsposities, een enorme uitdaging is. “Een toename van het aantal leden, gekoppeld aan een groeiende diversiteit en vaak uiteenlopende belangen naarmate meer leden een direct belang in het systeem krijgen, maken samen dat de organisatie, de besluitvormingsprocedures en soms de basisvooronderstellingen onder druk komen te staan”[2]. Het pleidooi van Third World Network (TWN) voor ‘openheid, democratie en transparantie'[5] houdt mijns inziens te weinig rekening met het fenomeen ‘onderhandelingsproces’. Pleiten voor transparantie is zoiets als dat de toeschouwers bij een pokerspel roepen “leg de kaarten eens op tafel, we zien niet wat er gebeurt”. Ook pleidooien tegen ‘green room’ bijeenkomsten, of tegen bijeenkomsten van beperkte groepen ministers voorafgaand aan de formele onderhandelingen doen geen recht aan zo’n gecompliceerd proces. Het is dan ook de vraag of TWN werkelijk de bedoeling heeft de WTO te verbeteren. TWN lijkt op één lijn te zitten met Walden Bello die zomer 2003 in “Why reform of the WTO is NOT the agenda” schreef dat de WTO eigenlijk niet nodig was en niet in het belang van de ontwikkelingslanden kon werken. En met een groot deel van de demonstranten in Cancún (vertegenwoordigers van) kleine boeren die niet riepen “maak de wereldhandel rechtvaardig”, maar “haal de landbouw uit de WTO”!

Na ‘Cancún’ zou je vraagtekens kunnen plaatsen bij het streven naar consensus als procesmodel en naar het ‘single undertaking’ onderhandelingsmodel (waarbij alles uiteindelijk in één deal samenkomt). Als echter consensus niet meer het eindresultaat is[6] dan moet er gestemd worden. Dat kan niet anders betekenen dan eindeloze discussies over stemverhoudingen (zie de EU!). Het is natuurlijk vanzelfsprekend dat daarbij machtsverhoudingen een rol spelen (heeft de stem van de VS evenveel gewicht als die van de Fiji-eilanden?). Indien de stemverhoudingen zodanig zijn dat de VS kunnen worden overstemd, zullen zij zich uit de WTO terugtrekken danwel zich niks van besluiten aantrekken (zie bijv. Frankrijks gedrag met betrekking tot het stabiliteitspact). Het single undertaking model dat gebaseerd is op het consensusmodel levert lastige onderhandelingen op, maar maakt het mogelijk dat landen consessies op het ene terrein kunnen compenseren met voordeeltjes elders.

Zijn er lessen te trekken uit de europese ervaringen voor het WTO-proces? De laatste maanden wordt steeds duidelijk dat voortgang zelfs in de EU steeds moeizamer gezamenlijk van de grond komt. Engeland, Frankrijk en Duitsland ontwikkelen gezamenlijk initiatieven met betrekking tot Iran, zonder de Europese Commissie of de andere landen te raadplegen. Een kopgroep buigt zich over de verdere ontwikkeling van het europese juridische beleid, om de oeverloze vergaderingen van alle ministers te vermijden. Als het in de EU al niet lukt, hoe kan het dan wel lukken in het veel heterogene WTO-verband?

Macht kan alleen gepareerd worden door tegenmacht. Meer macht voor de arme landen betekent dat de vorming van machtsblokken in het onderhandelingsproces (zoals de G21) vergemakkelijkt moet worden. Dat maakt het onderhandelingsproces zelf echter moeilijker! Het is veel gemakkelijker indien de EU en de VS een door hen bereikt compromis aan de rest opleggen.
Er bestaat geen makkelijk zijweggetje om macht te omzeilen. Sommige ‘andersglobaliseerders’ koesteren mijns inziens de illusie dat je de macht van de VS kunt ondergraven door de WTO te saboteren of op te heffen. De manier waarop de VS na het mislukken van ‘Cancún’ zijn doorgegaan met de handelsbesprekingen over het Amerikaanse Vrijhandels Gebied – door direct de Latijns-Amerikaanse landen tegen elkaar uit te spelen – maakt duidelijk dat dat een illusie is. Er zal in de WTO en in de regionale verbanden een langdurig gevecht komen om de hegemoniale VS en EU te temmen, waarbij arme landen en NGO’s hun strategie uitermate diepgravend moeten analyseren en op elkaar afstemmen. “Als de grote tegenstrijdigheden tussen de huidige debatten over handel en over het managen van de globalisering niet geanalyseerd en overwonnen worden kunnen valse alternatieven worden geschapen en inefficiënte coalities ontstaan, zoals blijkt uit de verwarring in de discussie tussen pro- en antiglobaliserings-bewegingen”[7].

Noten:
[1]”Post-Cancun WTO: Focus on the Objectives, Not the Means”, van Laurence Tubiana, Bridges Monthly nr 7 van oktober 2003, pag. 8 (http://www.ictsd.org/monthly/index.htm)
[2]”Reflection paper on WTO Organisational Improvements”, gelekt document van Europese Commissie (DGTrade D/1) aan het 133 Committee, van 28 oktober 2003 (MD 509/03; D(2003) 13635)
[3] Een ‘level playing field’ betekent dat voor alle spelers in het handelsverkeer dezelfde regels gelden. Ik vind dat die regels in het voordeel van de arme landen moeten worden ingesteld (’tilted’). Bijv.: de rijke landen moeten hun handelsbarrieres opheffen, de arme landen mogen ze (tijdelijk) in stand houden.
[4] Negatieve integratie betreft het weghalen van barrieres. Bij positieve integratie gaat het om gezamenlijk vaststellen van beleid. Voor een toepassing op de EU: “Governing in Europe; effective and democratic”, van F. Scharpf, 1999.
[5]”Memorandum on the need to improve internal transparancy and participation in the WTO” van Third World Network (en anderen), TWN, van 13 juli 2003 (zie “The full Memo” op http://www.twnside.org.sg/trade_1.htm).
[6] Over de vaak barse manier waarop EU en VS die consensus afdwingen zie “Behind the scenes at the WTO; the real world of International Trade Negotiations”, van Fatoumata Jawara en Aileen Kwa, ZED-Books, 2003
[7] Zie noot 1. Sommige delen van de anti-globaliseringsbeweging pleiten bijvoorbeeld voor het managen van de globalisering voor sterke mondiale organisaties (een wereldregering), terwijl anderen bestaande organisaties als de WTO willen afschaffen -alsof je in een machtsvrije situatie nieuwe instituten kunt scheppen- en komen dan terecht in het kamp van de Bush-haviken, die niets voelen voor multilaterale dwang.

C) Domestic Regulation in de GATS
(door Esther Spronk)

Een van de agendapunten in Cancún was het dienstenakkoord GATS. De besprekingen gingen met name over markttoegang en grensoverschrijdende migratie voor buitenlandse werknemers (mode 4). Buiten de WTO-top om waren er besprekingen over een ander belangrijk GATS-thema, namelijk nationale regelgeving (ofwel: Domestic Regulation, artikel VI van het dienstenakkoord). Het doel hiervan is te komen tot verdere inperking van de vrijheid van nationale overheden om diensten te reguleren. Een aantal voorgestelde maatregelen tasten echter de (kwetsbare) positie van ontwikkelingslanden aan.

Domestic Regulation

De WTO streeft naar een zo gering mogelijke beperking van handel. In het geval van handel in diensten kan de handel niet beperkt worden door het heffen van importtarieven, zoals bij goederen het geval is. Wel kan de handel in diensten belemmerd worden door het stellen van eisen waaraan de dienst moet voldoen. GATS erkent het recht van overheden om de dienstensector te reguleren. Hieraan zijn echter grenzen gesteld. Zo moet het GATS-artikel over nationale regelgeving voorkomen dat overheden dit recht gaan misbruiken om handelsbelemmeringen op te werpen. Onder nationale regelgeving worden verstaan: maatregelen over kwalificatie van diensten, technische eisen en licentievereisten.[1]

Noodzakelijkheidstest

Volgens lid 4 van artikel VI is de Council for Trade in Services (CTS) gemachtigd nadere ‘disciplines'[2] te ontwikkelen die moeten voorkomen dat nationale regelgeving onnodige handelsbelemmeringen opwerpt. In artikel VI is daartoe een noodzakelijkheidstest opgenomen. Dit houdt in dat de maatregel die een overheid treft om een bepaald (legitiem) doel te bereiken de handel in diensten niet meer mag beperken dan strikt noodzakelijk is.

Openbaar belang in het gedrang?

Om artikel VI verder te ontwikkelen heeft de CST de Working Party for Domestic Regulation (WPDR) opgericht. De WPDR is toegankelijk voor alle lidstaten van de WTO en komt ongeveer 10 keer per jaar bijeen. Tijdens de bijeenkomsten worden voorstellen van verschillende leden besproken, waarvan sommigen zeer controversieel zijn. De reikwijdte van deze voorstellen met betrekking tot licentieprocedures en technische normen is zeer groot. Ze raken in belangrijke mate reguleringsmaatregelen die vitaal zijn voor het openbaar belang. Het aannemen van deze voorstellen kan een buitengewoon vergaande inmenging betekenen in de democratische besluitvorming. Dit verklaart waarom er niet veel vooruitgang is geboekt en waarom inmiddels alle deadlines zijn overschreden.

De verschillende belangen zijn duidelijk. Het bedrijfsleven wil een maximale inperking van nationale regelgeving en een maximaal inzicht in de bestaande regelgeving. De nationale overheden willen over het algemeen hun vrijheid om de dienstensector te reguleren beschermen. Tot aan de totstandkoming van de GATS was de regulering van dienstverlening voornamelijk een nationale aangelegenheid, waarbij de overheid naar eigen inzicht (kwaliteits-)eisen kon stellen. Overheden in ontwikkelingslanden willen een zo gering mogelijke belasting van hun bestuursapparaat vanwege hun gebrek aan capaciteit. Tussen de ontwikkelde landen zijn er grote verschillen. Terwijl de EU bijvoorbeeld streeft naar een vergaande de regulering wil Japan juist de reguleringsbevoegdheid zo min mogelijk aantasten.

De EU en de proportionaliteitseis

Het is moeilijk om de discussie in kaart te brengen, omdat veel lidstaten en het WTO-secretariaat hun inbreng niet altijd openbaar maken. Wel openbaar gemaakt is het zeer controversiële voorstel van de EU. Het introduceert naast de noodzakelijkheidtest ook een proportionaliteitseis. In Europees recht is dit gemeengoed, maar in WTO recht wordt dit niet vaak gebruikt. Een proportionaliteitseis houdt in dat de gevolgen van een ingestelde maatregel evenredig moet zijn aan het te bereiken doel van de maatregel. Als een maatregel de handel ernstig beperkt en het doel is niet heel belangrijk dan mag de maatregel niet doorgevoerd worden. Verder wil de EU geen lijst met legitieme doelen voor handelsbeperkende maatregelen opnemen in artikel VI (andere lidstaten willen dat wel doen), omdat de Unie van mening is dat een proportionaliteitseis dit probleem ondervangt.

Beperkte capaciteit van ontwikkelingslanden

Het voorstel van de EU is weliswaar economisch en technisch gezien een goed voorstel. Er wordt echter geen rekening gehouden met de belangen van de ontwikkelingslanden. Die kunnen namelijk niet voldoen aan alle eisen uit het voorstel wegens gebrek aan bestuurscapaciteit. Het hierdoor niet kunnen voldoen aan de verplichtingen kan leiden tot geschillen voor de Dispute Settlements Body van de WTO. Daarom is het van groot belang dat bij de verdere ontwikkeling van artikel VI rekening gehouden wordt met de belangen van ontwikkelingslanden.

Een ander belangrijk punt is wat dit betreft ook de discussie over de toepassing van lid 4 van artikel VI. Artikel VI is opgenomen in het algemene deel van het GATS-akkoord en dat betekent dat het altijd van toepassing is, ongeacht of een lidstaat bepaalde dienstensectoren opengesteld heeft voor liberalisering of niet. In de leden 1,3,5, en 6 van artikel VI wordt echter wel een beperking aangegeven: deze leden zijn alleen van toepassing voor opengestelde sectoren. De ontwikkelingslanden willen dat deze bepaling ook opgenomen wordt in lid 4 om de belasting van hun administratieve apparaat zoveel mogelijk te beperken. Bovendien is aanpassing van regelgeving zinloos indien dienstensectoren toch uitgezonderd worden van liberalisering.

Dispute Settlement Body

Het komt erop neer dat de EU met zijn voorstel alleen zijn eigen belangen nastreeft en geen rekening houdt met de belangen van ontwikkelingslanden. De tot nu toe gepubliceerde alternatieven zijn evenmin geschikt. De meeste daarvan gaan weliswaar uit van behoud van de vrijheid om te reguleren maar zijn evengoed te vaag om bruikbaar te kunnen zijn. Als gevolg daarvan verschuift het uiteindelijk interpreteren van het artikel van het onderhandelingsforum naar het Dispute Settlement Body. Dit maakt met name de positie van ontwikkelingslanden extra kwetsbaar. Het is in het belang van de ontwikkelingslanden dat er duidelijke regelgeving komt die rekening houdt met de beperktheid van hun bestuursapparaat.

Noten:
[1] De kwalificatie van diensten betreft het volgende: een bepaalde handeling wordt door het ene land gekwalificeerd als de handeling van een accountant, terwijl het door het andere land gekwalificeerd wordt als de handeling van een belastingadviseur. Als de markt voor diensten van accountants wel en die voor belastingadviseurs niet geopend is, levert dit problemen op. De kwalificatie van diensten moet daarom geharmoniseerd worden om de handel in diensten zo min mogelijk te beperken. Een handelsbelemmerende licentievereiste is bijvoorbeeld de vereiste dat een advocaat zijn beroep in Nederland alleen mag uitoefenen indien hij de Nederlandse meestertitel heeft behaald aan een Nederlandse Universiteit. Dit zou de handel in diensten met betrekkking tot juridische dienstverlening van advocaten belemmeren en de Nederlandse advocaten beschermen.

[2] disciplines zijn richtlijnen.

D) Onderhandelingsmandaat voor Singapore Issues verlopen
(door Rob Bleijerveld)

Op 21 oktober stemde de Algemene Raad van de WTO in met een voorstel van voorzitter del Castillo over het vervolg van de Doha-onderhandelingen. Besloten werd dat op 15, 16 en 18 december in Genève verder onderhandeld zal worden over liberalisering van de landbouwsector, markttoegang voor industriële goederen, liberalisering van de katoensector en de Singapore Issues.[1] Volgens Bhagirath Lal Das van het Third World Network[2] is na afloop van de top in Cancún het onderhandelingsmandaat voor de vier Singapore Issues echter verlopen! Een besluit genomen tijdens een gewone Algemene Vergadering kan daar geen verandering in brengen; daarvoor is een ministersconferentie nodig à la Doha.

Geen formele basis voor verdere onderhandelingen

Overeenkomstig het Doha Werk Programma werden na de Doha ministerstop Werkgroepen ingesteld voor Direkte Buitenlandse Investeringen, Concurrentiebeleid en Transparantie in Overheidsaanbestedingen. Daarnaast zou het Committee on Trade in Goods (CTG) zich bezig houden met Handelsfacilitatie. Het mandaat dat ze daartoe kregen was slechts geldig tot en met de Vijfde Ministersconferentie in Cancún. De herbevestiging van het Doha Werk Programma in Cancún betekent niet dat die mandaten formeel verlengd zijn.

De Werkgroepen zijn weliswaar niet opgeheven maar hebben op dit moment formeel geen rol. Ze kunnen niet aangestuurd worden door de voorzitter van de Algemene Raad of door de WTO-leiding. WTO-Raden, Secreatriaat en Ministersconferenties ontlenen hun mandaten en rol aan het Marrakesh Agreement van de WTO en de bijlagen daarvan. Maar ad hoc-groepen zoals werkgroepen ontlenen mandaat en rol slechts aan een specifiek besluit genomen door het WTO-orgaan dat het instelde (in dit geval de Doha Ministersconferentie). Ditzelfde geldt voor de specifiek rol van het CTG voor handelsfacilitatie.

Volgens artikel IV lid 2 van het Marrakesh Agreement van de WTO neemt de Algemene Raad de funkties van de Ministersconferentie waar in de periode tussen twee Ministersconferenties in. Volgens Lal Das kan een Algemene Raad echter geen beslissingen nemen die ingaan tegen besluiten ven een daarvoor gehouden Conferentie van ministers. Hier liggen dan ook de formele grenzen aan de bevoegdheden ten aanzien van de Singapore issues. De Algemene Raad (bestaande uit ambassadeurs) kan er niet vanuit gaan te weten waarom de ministers van de WTO-lidstaten in Cancún wel het Doha Werk Programma verlengden maar zich niet uitspraken over verlenging van de mandaten voor Werkgroepen en CTG.

Onpraktisch en ongeloofwaardig

In Cancún lag de kwestie van de zogenaamde modaliteiten (ofwel randvoorwaarden voor onderhandelingen) op tafel. Juist op dit punt lopen de opvattingen ver uiteen zoals bleek uit de ontwikkelingen in Cancún. Zonder overeenstemming over de modaliteiten kan niet aangevangen worden met eventuele onderhandelingen. Op korte termijn is er geen doorbraak te verwachten zodat het beter is om de Issues te laten vallen en te werken aan vooruitgang op andere terreinen.
Europees Commissaris Lamy heeft in Cancún – na overleg met de EU-lidstaten – voorgesteld om ‘direkte buitenlandse investeringen’, ‘concurrentiebeleid’ en ’transparantie in overheidsaanbestedingen’ te laten vallen. Dat was een serieuze poging om de Doha Ronde te redden. Heragendering door de EU in een later stadium maakt de Unie volgens Lal Das ongeloofwaardig, omdat zo’n stap ingegeven moet zijn door andere strategische of taktische overwegingen. (Inmiddels is duidelijk dat de Commissie toch afkoerst op heragendering van alle vier Singapore Issues. Dit kan ook een zet zijn in verband met de naar verwachting heftige strijd in Genève over verlenging van de ‘Peace Clause'[3]).

Al bij de voorbereiding van de Singapore Ministersconferentie in 1996, toen de Europese Unie voor het eerst het voorstel deed voor onderhandelingen over de Singapore Issues, was er een grote groep lidstaten tegen. In Cancún bleek weer eens dat het niet een kleine groep lidstaten betreft zoals de EU steeds deed voorkomen. Zo’n 80 à 90 staten wezen het voorstel af en onderstreepten daarmee de mislukking van de top.
Indien de EU-lidstaten hun image weer willen oppoetsen moeten ze tenminste het voorstel voor drie van de Singapore Issues intrekken (zoals op 13 september). Doen ze dat niet dan blijft de twijfel over hun bereidheid tot constructieve samenwerking op internationaal vlak.

Noten:
[1] dat zijn: ‘direkte buitenlandse investeringen’, ‘concurrentiebeleid’, transparantie in overheidsaanbestedingen’ en ‘handelsfacilitatie’.
[2]”On the status van Singapore Issues post-Cancún”, door Bhagirath Lal Das, 23 oktober 2003
[3] De ‘Peace Clause’ verbood de afgelopen negen jaar de instelling van een geschil bij de WTO wegens gebruik van handelsverstorende landbouwsubsidies. De regeling loopt af op 31 december 2003, maar de VS, EU en Japan – die allen wat te verliezen hebben – gaven al aan dat het wat hen betreft doorloopt tot juni of juli 2004, negen jaar na de eerste subsidietoekenning. Zie ook elders in deze ZIP.

E) Heragendering van Singapore Issues door EU
(door Rob Bleijerveld)

De Europese Commmissie kiest ervoor alle Singapore Issues weer op de agenda van de WTO te plaatsen bij de hervatting van onderhandelingen op 15 en 16 december. Op 7 november kon het hoogste beleidsvoorbereidende orgaan van de EU geen onderlinge overeenstemming bereiken over de aangereikte opties voor een strategie. De besluitvorming hierover is nu geagendeerd voor de bijeenkomst van handelsministers op 2 december. Ruim honderd maatschappelijke organisaties lieten weten dat de Singapores Issues voor eens en voor altijd van de WTO-agenda geschrapt dienen te worden.

Op 7 november vergaderde een selecte groep van hoge Europese ambtenaren over de netelige kwestie van de Singapore Issues. Dit “Article 133 Committee”[1] besprak verschillende opties voor een Europees standpunt in de vervolgbesprekingen van de WTO na de mislukte top in Cancún. De onderlinge verschillen tussen de standpunten van de lidstaten zijn volgens waarnemers groot. Volgens Nederland zou de EU moeten aandringen op onderhandelingen over alle vier Singapore Issues. Groot-Brittannië wil daarentegen ‘investeringen’ en ‘concurrentiebeleid’ afstoten overeenkomstig de EU-concessie in de slotfase van Cancún. De Deense minister van Buitenlandse Zaken zou zelfs bereid zijn alle Issues van tafel te halen indien de arme staten ze afwijzen.[2] De kwestie wordt nu doorgesluisd naar een bijeenkomst van Europese handelsministers op 2 december.

WTO meest geschikte forum

In oktober bepaalde de WTO-leiding aan de hand van gesprekken met lidstaten dat de Singapore Issues één van de vier thema’s zal zijn bij de hervatting van de onderhandelingen half december. De Europese Unie heeft tot nu toe nog geen formeel standpunt hierover ingenomen. Uit een recent uitgelekte document[3] blijkt dat de Europese Commissie de voorkeur geeft aan de WTO als platform voor multilaterale of plurilaterale[4] besprekingen over de Singapore Issues. Elk alternatief zal volgens haar nauwelijks of geen toegevoegde waarde hebben. Alexandra Wandel, coordinator handel- en duurzaamheidsprogramma van Friends of the Earth Europe, is het hier niet mee eens. Volgens haar hebben regeringen tijdens de World Summit for Sustainable Development in Johannesburg in 2002 afspraken gemaakt die het mogelijk maken in VN-verband een bindend akkoord te sluiten over de afzonderlijke Singapore Issues.[5]

De EU heeft zich steeds de meest fervente voorstander getoond van onderhandelingen over de Issues. Desondanks wil de Commissie niet als “eiser” van onderhandelingen gezien worden. Ze wijst daarom op voorhand elke suggestie voor compensatie van de hand. Enkele WTO-lidstaten hadden geëist dat de EU in ruil voor agendering van de Issues toezeggingen zou doen over afbouw van landbouwsubsidies.

Onderhandelingsmodellen

Analyse van de standpunten van WTO-lidstaten brengt de Commissie ertoe te concluderen dat de Singapore Issues als ‘blok’ geen onderdeel meer moeten uitmaken van de ‘Single Undertaking'[6] van de Doha Ronde. Elk van de vier Issues dient afzonderlijk op “zijn merites” beoordeeld te worden. Het wordt evenwel niet waarschijnlijk geacht dat hervatting van de besprekingen een multilateraal akkoord zal opleveren voor alle Issues afzonderlijk. Er worden daarom twee alternatieve modellen ter overweging voorgelegd aan de EU-lidstaten, namelijk ‘facultatieve deelname’ en ‘ITA-Model'[7].

Facultatieve deelname

In het eerste geval worden alle WTO-lidstaten van begin af aan bij de onderhandelingen betrokken. In het eindstadium kunnen ze aangeven of ze de uiteindelijke overeenkomst willen tekenen of niet. Dit geeft alle lidstaten de mogelijkheid het eindresultaat te beïnvloeden zonder zich er aan te binden. Het nadeel is volgens de Commissie dat een akkoord waarschijnlijk niet het ambitieniveau van sommige voorstanders zal halen.
Voorgesteld wordt om dit model van ‘facultatieve deelname’ aan te wenden voor ’transparantie in overheidsaanbestedingen’ en ‘handelsfacilitatie’. De Commissie hoopt dat een akkoord voor ’transparantie in overheidsaanbestedingen’ op deze wijze tenminste door meer lidstaten ondertekend zal worden dan het bestaande WTO-akkoord.[8] Hiermee zou er een groter globale bereik verkregen worden dan nu het geval is. Het einddoel is een multilateraal verdrag, hoewel erkend wordt dat “niet allen de logica hiervan onderkennen.”
De Commissie acht “handelsfacilitatie” het meest geschikte onderwerp voor multilaterale onderhandelingen in het kader van de “single undertaking” van de Doha Ronde.

ITA-Model

Volgens het andere model is de deelname aan de onderhandelingen beperkt tot die lidstaten die belang denken te hebben bij zo’n akkoord. Tijdens het onderhandelingstraject kunnen andere lidstaten alsnog besluiten mee te doen. De Commissie verwacht dat dit model “de mogelijkheid vergroot om het geprefereerde ambitienniveau te behouden evenals een hoog niveau van pro-ontwikkelings benaderingen, met name op (gebied van) investeringen.”
Het Commissie-rapport ziet weinig perspectief in het onderhandelen over ‘investeringen’ en ‘concurrentiebeleid’ op basis van de “Single Undertaking” van de Doha Ronde. De Europese lidstaten wordt voorgesteld om een plurilaterale benadering te kiezen. Zo’n benadering is te zien als nadere invulling van de voorstellen voor hervorming van de WTO die de Commissie deed sinds Cancún. Gesuggereerd werd om een zogenaamd ‘WTO II’ in te stellen waarvan lidstaten deel uitmaken die welwillend staan tegenover onderhandelingen over een hoger niveau van regelgeving.[9]

Protesten

Het Catholic Agency for Overseas Development, een NGO uit Groot-Brittannië, bekritiseert de plurilaterale grondslag uit het voorstel van de Europese Commissie.[10] Het voorstel voor ‘investeringen’ stelt volgens Duncan Green sommige arme staten voor een dilemma. Ze moeten deelnemen aan onderhandelingen waarvoor niet gekozen is, of ze lopen het risiko om “in een later stadium bilateraal, multilateraal of door een investeerder onder druk gezet te worden om alsnog een verdrag te ondertekenen dat buiten hun om tot stand kwam.”

Friends of the Earth Europe is met ruim honderd andere NGO’s in Europa van mening dat er geen WTO-akkoord voor de Singapore Issues moet komen. Deze milieu-, ontwikkelings-, mensenrechten- en boerenorganisaties stuurden de Europese Commissie en lidstaten op 7 november een brief waarin ze aandrongen om alle voorstellen voor de Singapore issues in te trekken, “nu en voor altijd.”[11]
Deze kritiek sluit aan bij het rapport van het Wereld Natuur Fonds (WWF) getiteld “A League of Gentlemen: Who really runs EU Trade Decision Making?”[12] In het rapport bekritiseert het WWF de geheimhouding rondom de vaststelling van het handelsbeleid van de Unie. Het feit dat de beleidsvorming in handen is van een kleine, maar zeer invloedrijke groep van handelsspecialisten leidt tot het negeren van kwesties als duurzame ontwikkeling. Adviseur handelsbeleid van het WWF, Tom Crompton: “Europees handelsbeleid heeft enorme gevolgen voor mens en milieu binnen en buiten Europa. Het is de hoogste tijd dat er een helder licht gaat branden in de duistere wereld waarin deze besluiten genomen worden.”

Noten:
[1] Groep van hoogste ambtenaren uit alle Europese lidstaten die alle besluiten over Europese handelsaangelegenheden voorbereidt.
[2] Volgens een mail van Pia Olsen van de Deense Naturfredningsforening aan FOE Europe (6 november 2003).
[3]”Singapore Issues – Options post-Cancun” van het Directoraat-Generaal voor Handel van de Europese Commissie (REF 514/03), Brussels, van 30 oktober 2003 (http://www.ictsd.org/ministerial/cancun/docs/EC-Sing-Issues-Post-Cancun.pdf). Dit document was uitgangspunt van de eerder genoemde bespreking in het “Article 133 Committee”.
[4] Multilateraal duidt op deelname van alle WTO-lidstaten, plurilateraal op deelname van een deel van de lidstaten.
[5] Bridges Weekly Trade News Digest nr 7-38 van 13 november 2003(http://www.ictsd.org)
[6] Alle resultaten van de onderhandelingen die deel uitmaken van de Doha Development Agenda worden aan het einde van de Doha Ronde als één pakket ter goedkeuring voorgelegd aan de lidstaten, de ‘Single Undertaking’. Die resultaten komen tot stand door onderlinge uitruil.
[7] ITA staat voor Information Technology Agreement
[8] Niet duidelijk is of de Commissie hierbij uitgaat van het bestaande plurilaterale WTO-akkoord danwel een nieuwe opzet voorstaat. Meer over dit Government Procurement Agreement op:
http://www.wto.org/english/tratop_e/gproc_e/gp_gpa_e.htm
[9]”Europe weighs a push for WTO investment talks on a plurilateral basis”, door Trineesh Biswas, in Investment Law and Policy Weekly News Bulletin van 7 november 2003 (http://www.iisd.org/investment/invest-sd)
[10]”Initial Comments on EC Singapore Issues Options Paper” door Duncan Green van Catholic Agency for Overseas Development, 7 nvember 2003
[11]”Leaked Commission Document Reveals New EU Strategy after Cancun: 100 NGOs Demand Drop WTO Expansion Agenda Once and For All!”, Friends of the Earth Europe, 7 november 2003
[12] http://www.panda.org/about_wwf/what_we_do/policy/trade_and_investment/news.cfm?uNewsID=9621.

F) Birma-beleid Groot-Brittannië en Europese Unie tegenstrijdig
(door Rob Bleijerveld)

Volgens een bericht van de Independent van 7 november[1] heeft het tabaksbedrijf British American Tobacco (BAT) onder druk van de Britse regering en mensenrechtengroepen besloten zijn investeringen terug te trekken uit Birma (Myanmar). BAT had op 6 november gemeld dat het zijn aandelen in de jointventure met de machthebbers in Birma heeft verkocht aan een onderneming uit Singapore.

De Britse minister van Buitenlandse Zaken, Mike O’Brien, is erg tevreden over het feit dat BAT zich de regeringskritiek heeft aangetrokken. De Britse regering voert al geruime tijd een beleid dat handel, investeringen en toerisme met en in Birma ontmoedigt. Het is destijds ingesteld wegens de veelvuldige en ernstige schendingen van de mensenrechten door het regiem aldaar. Na de arrestatie van Aung San Suu Kyi in mei dit jaar is de intensiteit ervan opgevoerd. Triumph International, Premier Oil, reisorganisatie Kuoni en adverteergigant WPP gingen BAT voor in het breken van de banden met het regiem.

De stellingname van de Britse regering steekt sterk af bij die van de Europese Unie.[2] Uit een onlangs gelekt document[3] blijkt namelijk dat de EU in juli het Burmese regiem juist vroeg zijn economie verder te openen voor investeringen door buitenlandse banken, bouwondernemingen en telecombedrijven. Daarnaast verzocht de EU de mogelijkheden te verruimen voor de tewerkstelling van managers van europese bedrijven in het land. Beide verzoeken zijn gedaan tijdens bilaterale gesprekken in het kader van de ‘vraag’-fase[4] bij de lopende dienstenonderhandelingen (GATS).

Omdat alle GATS-onderhandelingsverzoeken geacht worden geheim te blijven zal de EU het niet nodig gevonden hebben uitleg te geven over deze verzoeken. Het valt inderdaad moeilijk te “rijmen” dat de EU afkoerst op uitbreiding van handels- en investeringsmogelijkheden in Birma terwijl afzonderlijke lidstaten juist druk uitoefenen op ondernemingen om de banden met het regiem te verbreken.

Noten:
[1]”Tobacco giant withdraws from Birma after pressure from Government” door Rachel Stevenson, Independent, 7 november 2003(http://www.commondreams.org/headlines03/1107-07.htm)
[2]”Action on European GATS requests to Birma” van de Canadese onderzoekster Ellen Goul, van 7 november 2003 (via de GATScrit-maillijst)
[3] Het gelekte GATS-verzoek van de EU aan Birma is te vinden zijn op: http://www.polarisinstitute.org/gats/main.html
[4] In deze fase van de GATS-onderhandelingen richten WTO-lidstaten bilaterale verzoeken tot marktopening aan elkaar.

colofon
Nieuwsbrief over ontwikkelingen rondom Wereld Handels Organisatie WTO en de Europese Unie. Het is een initiatief van de Werkgroep Globalisering Delft-Den Haag. Aan dit bulletin hebben meegewerkt: Chris Peeters, Renate Ebner, Esther Spronk en Rob Bleijerveld. Stuur mededelingen, copy of reacties naar:Nieuwsbrief WTO.ZIP (en meer over globalisering) is te vinden op https://www.globalinfo.nl, op http://www.indymedia.nl en op http://www.stelling.nl/trouble
Voor een gratis email-abonnement, mail naar