Ga naar de inhoud

WTO . ZIP nr. 45

De 45e WTO-zip, gedateerd 21 mei 2004. Economische onderzoeksjournalistiek, verslagen en signaleringen zoals u ze in geen enkele krant aantreft.

28 min leestijd
Placeholder image

Redactioneel

Na een maand zonder ZIP nu een dubbeldik nummer over de spannende ontwikkelingen rondom de Wereld Handels Organisatie en de Europese Unie. Eind juli moet er een zogenaamde raamovereenkomst klaar zijn zodat “het momentum van de WTO-onderhandelingen niet verloren gaat”. Aanleiding: de verkiezingen van een nieuwe Europese Commissie en een Amerikaanse president dit najaar. Handelministers Lamy en Zoellick moeten dan het veld ruimen, maar komen elkaar vast weer tegen bij het IMF (?) zodat ze het WTO-proces toch nog kunnen helpen sturen…

Veel leesplezier!

Rob Bleijerveld

INHOUD:

A) GroenLinks: ‘WTO zien als groen instrument’

GL vindt de WTO een geschikte organisatie ter verbetering van het milieu? De partij wil de EU ertoe bewegen “een forse importheffing” op te leggen op energie-intensieve producten uit de VS wegens het niet nakomen van het Kyoto Protocol. Hoe valt deze strategie te beoordelen?

B) Overleeft Europa de vergrijzing? (ingekort)

Voor de Europese Unie en Europese politici is de vergrijzing het ideale breekijzer om de verzorgingstaat te privatiseren en de jammerende financiële markten te voeden. Maar wat zijn de gevolgen en wie betaalt?

C) ABN-AMRO op rooftocht in Canada; Verzet tegen privatisering gezondheidszorg in Canada zwelt aan.

Canadese deelstaatregeringen hanteren het beruchte Private Public Partnerships-model om hun publieke diensten te privatiseren. De Nederlandse bank ABN-AMRO probeert in Ontario rijk te worden van de afbraak van het gezondheidsstelsel. Gezondheidswerkers vragen om ABN-AMRO duidelijk te maken dat niemand daarop zit te wachten…

D) Debat over toeeigening of toeeigening van het debat; Een blik over de grens

Waarom komt het verzet van Nederlandse andersglobalisten tegen de neo-liberale koers van Balkenende niet op gang? Beletten consensus-cultuur, politieke context of Fortuyn-effect een duidelijke stellingname en optreden? Misschien kunnen Duitse collega’s een thema leveren dat Nederlanders weet te raken en aansluit bij mondiale problematiek: Aneignung, toeeigening, appropriation, appropriación, istimlaek, tamalluk, zhanyou.

E) Internationale vrouwenbeweging, WTO en EU-handelsbeleid: Diskussies en conferentie over confrontatie en integratie

Naar aanleiding van de conferentie “Globalising women’s rights” van Women in Development Europe een vertaald artikel dat ingaat op de politieke agenda van de internationale vrouwenbeweging na Cancún en op de vraag of ‘gender mainstreaming’ een middel kan zijn (of niet) om het WTO- en EU-beleid aan te passen.

F) Eerste aanslag op landbouwsubsidies; WTO veroordeelt VS-katoenbeleid

De WTO sloeg op 26 april een eerste bres in de verdediging van de enorme landbouwsubsidies in (met name) de VS en de EU. Brazilië is in het gelijk gesteld in de klacht die het had ingediend tegen de Amerikaanse katoensubsidies. De uitspraak kan grote gevolgen hebben voor het mondiale landbouwbeleid en de WTO-onderhandelingen in de Doha-ronde.

G) Einde aan exportsubsidies in de landbouw?; Brief Lamy: loos gebaar of stapje vooruit?

De EU-commissarissen Lamy en Fischler hebben in een brief aan alle onderhandelaars in de Doha-ronde aangeboden om onder voorwaarden een einde te maken aan de EU-exportsubsidies op landbouwproducten. De meningen over dit aanbod lopen sterk uiteen.

H) Offensief EU (en VS) om Doha-doorbraak te forceren; Nieuwe poging om wig te drijven tussen G20 en G90

Ondanks een open brief van de Europese Commissie en meerdere mini-ministerials is de impasse in de Doha-onderhandelingen niet doorbroken. Alle “positieve geluiden” ten spijt dringt de tijd voor EU en VS om nog voor eind juli alle zeilen bij te zetten voor het verkrijgen van een raamovereenkomst voordat de najaarsverkiezingen de WTO lamleggen.

I) IMF: financiële steun tegen gevolgen handelsliberalisering; Plan gericht op integratie van kritische WTO-lidstaten

Het IMF lanceeerde onlangs het Trade Integration Mechanism om lidstaten te steunen die door handelsliberalisering problemen verwachten met hun betalingsbalans. Het is gericht op die staten die tot nu toe de voortgang in de WTO-onderhandelingen in zekere mate vertraagden, en lijkt vooral bedoeld als politiek drukmiddel.

J) Brinkhorst over EU-voorzitterschap

Minister van EZ Laurens Brinkhorst maakte op 21 april bekend wat zijn aanpak zal zijn tijdens het voorzitterschap van de Europese Unie.

K) Derde Vrijhandelstop EU-Latijns Amerika

Op 28 en 29 mei vindt de Derde Topconferentie tussen de EU en Latijns Amerika plaats in Guadelajara, Mexico. De top staat volledig in het teken van afspraken over vrijhandel. De agenda waartegen tienduizenden demonstranten zich hebben verzet bij de WTO-conferentie in Cancún en andere plekken, steekt zijn lelijke kop weer op.

L) Reactie op artikel over “Collectieve Preferenties” in WTO.ZIP nieuwsbrief nr 44

————————————————————

A) GroenLinks: ‘WTO zien als groen instrument’
(door Robin van Stokrom)

Is de WTO een geschikte organisatie ter verbetering van het milieu? GroenLinks vindt van wel en meent dat de EU, om druk uit te oefenen op de VS vanwege het niet nakomen van het Kyoto Protocol, “een forse importheffing” moet opleggen op energie-intensieve producten uit de VS. Hoe valt deze strategie van GroenLinks te beoordelen?

Tijdens het Kamerdebat over duurzaamheid in de Tweede Kamer op 19 april 2004 heeft de parlementaire partij GroenLinks gepleit voor importbelastingen op energie-intensieve producten uit de VS. De partij wil deze maatregel invoeren als straf voor de VS omdat zij het Kyoto Klimaatverdrag niet willen ratificeren. Volgens GroenLinks vormen de WTO-regels een legitimiteitsbron voor dit type handelssancties ter bescherming van het milieu.

Doordat de VS het Kyoto Protocol niet ratificeren hebben zij een “oneerlijk handelsvoordeel”, terwijl klimaatverandering “een mondiaal probleem” betreft, beargumenteerde Wijnand Duyvendak in de Tweede Kamer namens GroenLinks. De partij wilt deze “oneerlijke concurrentie” opheffen door de centrale overheid van de VS te dwingen het Kyoto Protocol uit te voeren.

Volgens de WTO is het opleggen van importheffingen toegestaan zolang deze “noodzakelijk” zijn om “het leven en de gezondheid van mensen, dieren en planten te beschermen” (artikel XX van het GATT-verdrag). Dit artikel is het uitzonderingsartikel en is een van de voornaamste wetten voor de relatie tussen milieu en internationale handel. Het bepaalt de uitzonderingen waarmee handelsbelemmeringen beschouwd kunnen worden als legitiem. Volgens GroenLinks wordt van dit artikel weinig gebruik gemaakt “omdat landen beducht zijn de confrontatie met handelspartners te zoeken”.

Uitlokken

Het idee van het opleggen van handelsbelemmeringen in verband met het Kyoto Protocol is niet nieuw. Zo bepleitte het internationale milieunetwerk Friends of the Earth voor een soortgelijke maatregel in 2002. Op basis van morele argumenten argumenteerden zij dat de tegenmaatregelen die de EU met toestemming van de WTO mocht nemen (compensatiemaatregelen van vier miljard euro voor een andere zaak), milieugerelateerd moesten zijn [2].

GroenLinks nu beargumenteert dat de EU het initiatief moet nemen om – zonder de toestemming vooraf van de WTO – met maatregelen te komen, en daarmee een zaak voor de WTO-geschillencommissie uit te lokken. Nederland moet hiervoor bij de Europese Unie pleiten, stelt milieuwoordvoerder Wijnand Duyvendak.

Een handelsbelemmering moet aan een aantal standaardvoorwaarden voldoen. Volgens uitzonderingsartikel XX mogen de beperkingen slechts opgelegd worden indien zij een legitiem doel beogen te bereiken, op wetenschappelijk bewijs berusten en noodzakelijk zijn “ter bescherming van eindige natuurlijke rijkdommen” of van “het leven en gezondheid van mensen, dieren en planten”.

In principe kunnen staten milieustandaarden stellen, zolang de milieueisen voor producten uit binnen- en buitenland dezelfde zijn (“anti-discriminatiebepaling”). Staten hebben het recht om eigen nationale wetgeving te bepalen, maar zij hebben volgens de WTO-regels niet het recht om het milieu in andere landen te bepalen (middels handelssancties). De WTO-geschillencommissie heeft één uitzondering geaccepteerd. Is de nationale handelsbeperking gericht op het voorkomen van schade aan een door het internationaal milieurecht erkend bedreigde diersoort, dan heeft de handelsbelemmering een goede kans op legitimatie [3].

Legitiem?

De eis van GroenLinks ligt een stuk problematischer. Het klimaatprobleem beïnvloedt de aarde als geheel. Daarom hebben de besluiten in de VS ook hun invloed op het milieu in Europa en elders. Maar ook heeft klimaatverandering effect op de natuur als geheel, diersoorten en planten zullen in hun bestaan bedreigd worden en reeds bedreigde diersoorten zullen uitsterven. Recent wetenschappelijk onderzoek wijst dit ook uit [4].

De vraag is of het voorstel van GroenLinks de juridische toetsing doorstaat indien de handelsbelemmering doorgang zou vinden en aanhangig gemaakt wordt. Hoewel het milieu gevolgen ondervindt van de menselijke invloed op het klimaat, en de gevolgen wereldwijd te merken zijn, is de kans groot dat zo’n maatregel illegaal verklaard wordt. De maatregel is discriminerend. Het is alleen tegen de VS gericht en niet tegen de overige staten die het Kyoto Protocol evenmin uitvoeren, zoals Australië.

Indien de maatregel ook geldt voor de andere landen, dan zijn er nog andere uitvluchten mogelijk om de handelsbeperking illegaal te verklaren. Zoals het feit dat staten het Kyoto Protocol op diverse manieren kunnen implementeren, waardoor het effect van de milieumaatregelen als verwaarloosbaar beschouwd kan worden in relatie tot het doel. Indien dit laatste als bewezen wordt beschouwd voor de rechters van de WTO, dan is de maatregel discriminerend omdat het effect van de maatregel in geen verband staat met haar doel: het stabiliseren van het klimaat. Daarmee beoogt de maatregel een niet-legitiem doel en is zij voor de mondiale WTO-rechtbank niets meer dan een vorm van handelsprotectionisme. En dat is verboden.

Los van de effectiviteit van het beleid van nationale staten is er nog een ander zwaarwegend punt. Het voorstel van GroenLinks gaat om maatregelen tegen de aanbieders van energie-intensieve producten. Hierbij wordt niet het product zelf beoordeeld. Enkel wordt er gekeken of het Kyoto Protocol is geïmplementeerd door de staat. De wijze waarop is niet relevant. GroenLinks stelt hierbij een willekeurige benadering voor.

De VS zijn volgens Kyoto niet verplicht de energie-intensieve sector te belasten of om een systeem te ontwikkelen voor de handel in CO2-rechten dat gelijk is aan het systeem van de EU. De maatregel die door GroenLinks wordt voorgesteld zal daarom weinig kans hebben; paradoxaal genoeg vanwege de vrijblijvendheid van het Kyoto Protocol. Er wordt door GroenLinks niet gekeken of de energie-intensieve sector in de VS haar productiewijze moet aanpassen aan de milieueisen; er wordt gekeken of de VS het Kyoto Protocol uitvoert.

Groen&WTO

De vraag voor groene hervormers is of de WTO tot een groen instrument gemaakt kan worden. Het mobiliseren van de bevolking en steun zoeken vanuit de publieke opinie om dit soort tegenmaatregelen te eisen, zoals dit voorstel van GroenLinks voor een deel poogt, kan het bewustzijn doen toenemen over de complexiteiten van economische globalisering en kan uiteindelijk een versterkend effect hebben om de WTO te hervormen.

Terwijl groene hervormers actief dit type campagnes voeren, worden zij door het dominante discours en de zienswijzen in termen van problemen en oplossingen opgeslurpt. Parlementariër Duyvendak neemt nu moeiteloos het discours over van de energie-intensieve sector: door het niet nakomen van het Kyoto klimaatverdrag door de VS, heeft de sector een concurrentieprobleem. Duyvendak in de Kamer op 19 april: “De facto leidt dat tot een concurrentienadeel voor ons eigen bedrijfsleven” [5].

Door dit globaliseringsdiscours (competitie voor een mondiale “markt”) niet ter discussie te stellen maar juist te gebruiken bij het aanbieden van “andere oplossingen” die de “vrije” markt groener moeten maken, doen de groene hervormers niets dan bevestigen dat neoliberale globalisering “God” is. Dit effect wordt nog versterkt doordat in dit geval de aangeboden oplossingen weinig kans van slagen hebben. Door dezelfde probleemdefinitie te hanteren (concurrienadeel), blijven ook klassieke oplossingen mogelijk, wat het liberale discours bevestigt en ruimte schept voor neoklassieke liberale globalisering.

Bovendien schept GroenLinks een beeld van de WTO als een herder van het grootste milieuprobleem dat we kennen: de klimaatdestabilisatie. En ook dat is volkomen in lijn met datgeen wat liberale goeroes ons op de mouw willen spelden.

Noten:
[1] “Strafheffing op Amerikaanse producten na boycot Kyoto”, Persbericht GroenLinks, van 19 april 2004, http://www.groenlinks.nl/2ekamer/nieuws/Nieuwsbericht
[2] “EU should target US genetically modified food and energy intensive products in trade”, Persbericht Friends of the Earth, van 16 september 2002, http://www.foeeurope.org/press/AW_16_09_02_GMOsynergy.htm
Zie ook http://www.globalwarming.org/article.php?uid=95 voor meer juridische argumenten. Een jurist pleit ervoor dat de VS ofwel het Kyoto Protocol moet ratificeren, ofwel de gezette handtekening moet schrappen.
[3] “Milieubescherming en de WTO”, in scriptie “Sociale Bewegingen en Wereldhandelspolitiek” (pp. 66-70), door Robin van Stokrom, te downloaden via https://www.globalinfo.nl/filemanager/download/2/robinwto.pdf
[4] “Feeling the heat: Climate change and biodiversity loss”, Nature nr 8, van januari 2004, http://www.nature.com/nature/links/040108/040108-1.html
[5] “Verslag van een notaoverleg d.d. 19 april 2004, nota Duurzame daadkracht”. Tijdelijke link voor het stenografisch verslag: http://www.tweedekamer.nl/images/22_33891.do

B) Overleeft Europa de vergrijzing?
(door Rodrigo Fernandez [*])

Voor de Europese Unie en Europese politici is de vergrijzing het ideale breekijzer om de verzorgingstaat te privatiseren en de jammerende financiële markten te voeden. Maar wat zijn de gevolgen en wie betaalt?

De samenstelling van de Europese bevolking verandert. Het aandeel van oudere mensen stijgt ten opzichte van de rest van de bevolking. Van de drie elementen die de vergrijzing veroorzaken – lager geboortecijfer, hogere levensverwachting en restrictrief migratiebeleid – is alleen de migratie direct door de politiek te beïnvloeden. In de toekomst zal migratie (lees: toelatingsbeleid) steeds meer bepaald worden door de arbeidsmarktwensen van werkgevers.

Los van de migratiepolitiek is vergrijzing vooral een verhaal van pensioenfondsen, financiële markten en de privatisering van de solidariteit. Doordat de samenstelling van de bevolking verandert, komt het zogenaamde omslagsysteem onder druk te staan. Het huidige systeem voorziet niet in een spaarregeling, maar de premies van mensen die werken worden meteen omgezet in bijdragen voor de AOW-voorziening voor ouderen.
Naast de AOW bestaat het systeem van pensioenfondsen, waarbij gepensioneerden extra geld krijgen uit een fonds waar gedurende hun arbeidsleven geld in is gestort.

Privatisering

In heel Europa staat het collectieve systeem van de oudedagsvoorziening onder druk. Het omslagsysteem, zo luidt het neoliberale devies, moet grotendeels worden vervangen door persoonlijk gebonden en privaat beheerde pensioenfondsen. Daarbij zal geen sprake meer zijn van een vastgestelde uitkering, wel van een vastgestelde (eigen) bijdrage. De hoogte van het feitelijke pensioen hangt af van de marktprestatie van het pensioenfonds op het moment van pensionering.

De achterliggende gedachte is dat marktkrachten efficiënter zouden zijn en er een toename is van keuzevrijheid – voor wie het kan betalen. De tweeledige strategie van de voorstanders is om enerzijds de overheidsfinanciën ‘gezond’ te maken door vervanging van het omslagsysteem door een privaat stelsel, en om anderzijds de economie te versterken door een algehele deregulering en privatisering.

De chronische honger van de financiële markten

Nu even terug naar de realiteit. De ‘alles begrijpende’ financiële markten veranderen het gedrag van bedrijven en overheden. Bedrijven die de tucht van de financiële markten ondergaan en zich onderwerpen aan haar wetten zijn bedrijven die voor shareholders value – hogere koersen en dividenten – moeten werken.

De strategie om deze shareholders value te vergroten leidt tot korte termijn winstbejag. Winstmaximalisatie moet nog sneller dan voorheen worden gerealiseerd. Daarnaast is er een verschuiving van investeringen in de reële productiesfeer (meer of nieuwe productie) naar investeringen in financiële markten (geld uit geld genereren). Dit is een wezenlijk verschil, aangezien de manier van concurreren tussen grote bedrijven verandert. Dat leidt op zijn beurt tot een grotere mobiliteit van kapitaal en een toename van kapitaal dat circuleert op financiële markten. De machtspositie van grote bedrijven ten opzichte van de zich steeds verder terugtrekkende nationale overheden wordt zo versterkt. Dit is de kern van het proces dat we economische globalisering noemen.

Als shareholders value de allesbepalende factor van economisch handelen wordt, leidt dit in de regel tot een sterkere kapitaalconcentratie en schaalvergroting. Meer in het algemeen vindt een verdere verwijdering plaats tussen de behoeftes van mensen en de belangen van het (internationale) bedrijfsleven. De reële economie, of simpelweg de reële wereld, komt steeds minder voor in de overwegingen van managers en beursanalisten.

Lost de markt alles op?

Om terug te komen op het probleem de vergrijzing zien we twee problemen.
In de eerste plaats wordt door het overleveren van de oudedagsvoorziening – en in feite de hele verzorgingsstaat – aan de markt, een groot deel van de samenleving afhankelijk van de (onvoorspelbare) ontwikkelingen op de financiële markten. En – in tegenstelling tot wat sommige analisten denken – valt er geen verzekering af te sluiten tegen marktverliezen.

In de tweede plaats is het de vraag of de grote hoeveelheid geld die zich concentreert op financiële markten ook geïnvesteerd zal worden in de samenleving. De reële problemen en kosten van de vergrijzing zijn veel groter dan enkel de oudedagsvoorziening – denk alleen al aan de kosten van de gezondheidszorg. Volgens het neoliberale model komen deze kosten en problemen op het bordje van financiële reuzen.

Te vrezen valt dat het eigenbelang van ondernemingen en financiële instellingen niet te combineren valt met zaken van gemeenschappelijk belang. Zelfs het Internationaal Monetair Fonds vraagt zich af wie de rekeningen zal betalen. Een aantal maanden geleden stond het probleem van de hoge lasten van vergrijzing, maar ook van andere zaken als de effecten van de klimaatverandering, prominent op haar agenda.

De ‘coalition of the brave’

Er is een brede coalitie, die wereldwijd het neoliberale programma van privatisering en deregulering doordrukt. Het meeste werk is verricht door Wereldbank en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling.
De Wereldbank treedt met name buiten de Europese Unie op als ‘adviseur’, binnen de Unie is dat vooral de OESO.

Verschillende werkgeversorganisaties, aan het bedrijfsleven verbonden instituten en individuele ondernemingen zijn ook zeer actief binnen deze ‘coalition of the brave’. In het lijstje van ‘aandachtspunten’ dat het bedrijfsleven regelmatig aanbiedt aan nationale en Europese politici ontbreekt nooit de wens van verdergaande privatisering.

Een bijzondere rol is weggelegd voor de Europese Commissie als hoedster van het neo-liberale beleid. De Lissabon agenda – het streven om de Europese economie in 2010 de meest concurrerende ter wereld te maken – geeft aan de opbouw van geprivatiseerde pensioenfondsen een belangrijke plek. Deze ‘hervorming’ van de pensioenfondsen is tevens belangrijk voor het creëren van pan-Europese financiële markten.

Parametrische hervormingen

Toch duurt het heel lang voordat dit beleid daadwerkelijk uitgevoerd is. Er zijn ook beleidsgebieden die wat concreter zijn en die sneller op de agenda komen, zoals langer werken, meer premie betalen en verlaging van de pensioenuitkering. En natuurlijk bezuinigen volgens de methode van de jaren tachtig. Deze parametrische hervormingen ziet de ‘coalition of the brave’ als een eerste stap die gevolgd moet worden door het echte werk: de privatisering van het pensioensysteem, de opbouw van private pensioenfondsen en het sterk vergroten van de financiële markten.

Het probleem voor de coalitie is dat er verschillende belangen zijn binnen de Europese Unie. Zo hebben Frankrijk en Duitsland relatief kleinere pensioenfondsen en veel kleinere financiële markten dan Nederland, en daarmee een langere takenlijst.
Inmiddels zijn de spanningen binnen Duitsland en Frankrijk maar ook tussen deze landen en de ‘coalitie’ zo hoog opgelopen dat het bedrijfsleven openlijk twijfelt of hun droom ooit nog werkelijkheid zal worden. En hoe langer gewacht wordt, hoe moeilijker het politieke spel wordt.

[*] Ingekort door Rob Bleijerveld.
Het origineel is te vinden in ‘Geen Paniek’ (jg 1, nr 1) van 1 mei 2004 (http://www.geenpaniekmagazine.nl)

C) ABN-AMRO op rooftocht in Canada
Verzet tegen privatisering gezondheidszorg in Canada zwelt aan
(door Kees Stad)

In februari werd bekend dat besloten is om een deel van de publieke gezondheidsvoorziening in Vancouver te privatiseren. Werknemers van drie ziekenhuizen in het distrikt Victoria pikten dat niet en gingen over tot bezetting van toegangswegen en restaurants van de ziekenhuizen. De maatregel zal meer dan duizend mensen hun baan kosten. Als de private ondernemingen het werk over nemen, bedraagt het loon dat uitbetaald wordt nog maar de helft (van 19 canadese dollars naar 9 of tien dollar per uur).

P3-model

Dergelijke conflicten spelen momenteel in heel Canada. Vele deelstaatregeringen zijn het beruchte P3-model gaan hanteren voor publieke diensten: Private Public Partnerships. Een deel van de bedrijfsvoering wordt daarbij uitbesteed aan particuliere bedrijven. Het model wordt niet alleen in de gezondheidszorg ingevoerd maar ook op allerlei andere voormalige publieke terreinen zoals onderwijs, watervoorziening en elektriciteit. Voor de overheden heeft het model het voordeel dat er investeringen aangetrokken worden die ze zelf niet meer hoeven te plegen. Maar voor de werknemers betekent het over het algemeen drastische achteruitgang van hun rechten en voor de afnemers van de diensten dat de dienstverlening in kwaliteit achteruitgaat en duurder wordt.

Op de achtergrond van deze ontwikkelingen spelen de onderhandelingen voor de vorming van een Amerikaanse vrijhandelszone (FTAA). Deze zou in januari 2005 definitief gevormd moeten zijn. Officieel zijn zuiver publieke sectoren uitgesloten van de FTAA-regulering. Maar gemengde modellen, zoals daar waar P3 toegeslagen heeft, worden er niet langer uitgesloten.

Slechte ervaringen

Veel Canadese deelstaten hebben al in de jaren negentig op P3 ingezet. De eerste deelstaat die omging was Nova Scotia, die in 1994 een bouwbedrijf inschakelde om dertig scholen op te richten. Daarbij ging zoveel fout, dat de lokale overheid besloot nooit meer op deze manier scholen te stichten. Zo besloot het private consortium bijvoorbeeld scholen op grond te bouwen die ze bezat, in plaats van in de binnenstad waar de scholen nodig waren. Ook bleken de scholieren maar beperkt toegang tot de gebouwen te hebben, omdat het consortium zich het recht toeeigende om de lokalen ook aan anderen te verhuren. Een andere schoolvoorbeeld van mislukte privatisering was de watervoorziening in Walkerton, Ontario. Daar stierven in mei 2000 zeven mensen aan infecties door het drinken van water nadat de kwaliteitscontrole uitbesteed was aan een privé-bedrijf. Daarna besloot de overheid de gedeeltelijke privatisering gehaast terug te draaien. Net op tijd, want als het FTAA-verdrag eenmaal ondertekend is, is een dergelijke terugdraaiing onmogelijk.

Schadeclaims door bedrijven

In de concepttekst van het FTAA-verdrag is bijvoorbeeld een kopie opgenomen van het beruchte artikel 11 van het NAFTA-verdrag (“vrij”handelsverdrag van de VS, Canada en Mexico), dat bedrijven het recht geeft om maatregelen van overheden aan te klagen bij een speciale geschillencommissie. Sinds het NAFTA-verdrag in 1994 van kracht werd, hebben Canadese overheden al miljoenen dollars schadevergoeding moeten betalen omdat buitenlandse bedrijven voor de geschillencommissie maatregelen van lokale overheden hadden aangevochten.

Een helder voorbeeld is de zogenaamde Fall Sun Belt Water-klacht. Een bedrijf uit Californië met die naam incasseerde 468 miljoen dollar schadevergoeding omdat de deelstaat British Colombia een wet had uitgevaardigd die de export van water verbood, waarmee een overeenkomst met Sun Belt kwam te vervallen. Met behulp van NAFTA hebben bedrijven uit Canada en de VS echter de onbeperkte toegang tot Canadees water (inclusief meren, bronnen en gletchers) verworven en als de overheid uit milieuoverwegingen of om andere redenen de uitbaters daarvan beperkingen op wil leggen, worden ze voor de geschillencommissie gesleept en delven ze het onderspit.

Een soortgelijke situatie dreigt nu dus ook op het gebied van onderwijs en gezondheidszorg te ontstaan. Geen wonder dat vakbonden en maatschappelijke organisaties op hun achterste benen staan.

‘Corporate sick shops’ en ABN-AMRO bank

Een bijzonder geval in deze context is wat zich afspeelt in de deelstaat Ontario met een bekende Nederlandse bank als hoofdrolspeler. De regering van Ontario wil in Ottawa en Brampton oude ziekenhuizen opheffen en vervangen door nieuwe die voor een groot deel door het bedrijfsleven uitgebaat zullen worden. Voor Canadezen, die een goede vergelijking kunnen maken met de situatie in buurland VS, is hun gezondheidsstelsel echter veel waard. Er bestaat dan ook veel verzet tegen het plan. Het onderzoeksinstituut Polaris Institute noemt de nieuwe ziekenhuizen ‘corporate sick shops’. Zowel voor de werknemers in de ziekenhuizen als voor de patienten, zal het een flinke achteruitgang betekenen. De overheid verdedigt de uitverkoop met het verhaal dat de kosten voor gezondheidszorg de pan uitgerezen zijn en onbetaalbaar zijn geworden.

Aanvankelijk waren er drie consortia die een bod deden op de vorming van het nieuwe ziekenhuis van Ottawa, Twee daarvan, die gefinancierd werden door Canadese banken, hebben zich teruggetrokken. Het enige consortium dat overgebleven is, Access Health Canada, heeft de Nederlandse bank ABN-AMRO als geldschieter. Deze bank probeert dus rijk te worden van de afbraak van het Canadese gezondheidsstelsel. Vanuit Canada wordt gevraagd om ABN-AMRO duidelijk te maken dat niemand daarop zit te wachten, behalve wat neoliberale politici.

D) Debat over toeeigening of toeeigening van het debat
Een blik over de grens
(door Renate Ebner)

Dit stuk staat als apart artikel op globalinfo. en wel hier

E) Internationale vrouwenbeweging, WTO en EU-handelsbeleid:
Diskussies en conferentie over confrontatie en integratie

(door Rob Bleijerveld)

Conferentie “Globalising women’s rights”

Van 20 tot en met 22 mei wordt de jaarlijkse conferentie van Women in Development Europe/WIDE gehouden in Bonn [1]. De conferentie, waarvoor wereldwijd is uitgenodigd, heeft als titel “Globalising women’s rights: Confronting unequal development between the UN rights framework and the WTO trade agreements”. Geprogrammeerd zijn diverse diskussies over politieke perspectieven van en strategieën ten aanzien van de WTO handelsakkoorden, de VN Vrouwenconferentie Beijing 2005, en het Europese beleid voor handel en ontwikkeling. Een paar van de discussiethema’s zijn:

– “Ontwikkelingsgerichtheid, sociale bewegingen en ‘lokalisatie’ als strategieën tegen de neoliberale agenda voor economie en handel”;
– “De gevolgen van internationale verdragen voor het levensonderhoud [‘livelihood’] van vrouwen in 4 regio’s en de ruimte voor nationaal beleid voor het proactief opleggen van vrouwenrechten en gender rechtvaardigheid”;
– “EU-beleid voor ontwikkeling en handel: tussen bedrijfsbelangen en duurzame ontwikkeling”; en
– “Sociale Fora: hoe feministische perspectieven te integreren in de andersglobaliserings/sociale rechtvaardigheidsbeweging?”

Hieronder een vertaald artikel dat kort ingaat op de politieke agenda van de internationale vrouwenbeweging na Cancún en op de vraag of ‘gender mainstreaming’ een middel kan zijn (of niet) om het WTO- en EU-beleid aan te passen. Het verslag van een diskussiebijeenkomst, op 12 maart 2004, getiteld “Women’s Rights and the Multilateral Trading System: The Politics of Gender Mainstreaming at the WTO” gaat hier uitgebreider op in [2].

Post-Cancún uitdagingen voor feministen (door Maria Karadenizli [3])

Terwijl feministische organisaties ook na afloop van de Cancún Top de voortgang van WTO-onderhandelingen op kritische wijze blijven volgen, zien ze zich nog steeds geconfronteerd met allerlei moeilijke vragen. Gegeven de complexiteit van de WTO-onderhandelingen en de uiteenlopende strategieën van de WTO-lidstaten zijn feministische organisaties genoodzaakt een brede politieke agenda te ontwikkelen die zich richt op de volgende thema’s:

– Hervorming van de WTO-struktuur en herziening van de WTO-akkoorden ten behoeve van bevordering van duurzame ontwikkeling, van status en macht van vrouwen [‘women’s empowerment’] en van de gelijkheid tussen vrouw en man als een mensenrechtenkwestie en onherroepbare voorwaarde voor sociale rechtvaardigheid;
– Transparantie en aanspreekbaarheid [‘accountability’] in WTO-onderhandelingen;
– Integratie van genderanalyse in het maken van handelsbeleid, met als doel het formuleren van een op menselijke ontwikkeling gerichte opstelling [‘approach’] ten aanzien van het ‘gangbare’ neoliberale handelsmodel van de grote economische machten en transnationale bedrijven;
– Ontwikkeling van alternatieven voor de agenda van liberalisering van handel gebaseerd op sociaal denken en solidariteit op lokaal, regionaal en internationaal niveau [4].

Op het internationale vlak heeft de recente oprichting van de UN Interagency Task Force on Gender and Trade [5] – geleid door UNCTAD – de belangstelling voor UNCTAD’s werk weer opgeroepen bij feministische groepen, vooral vanwege de komende UNCTAD XI Conferentie [6]. Vanwege het zeer ondemocratische karakter van het WTO-systeem zien feministische organisaties in de versterking van het VN mensenrechtensysteem (en de rol van de UNCTAD in het bijzonder) een mogelijkheid om de macht van de WTO te verminderen [‘counterbalance’]. Een mogelijkheid om een uitgesproken feministisch perspectief in te brengen in internationale discussies over de verbanden tussen nationale ontwikkeling en internationaal handels- en investeringsbeleid, alsmede de gevolgen daarvan voor het levensonderhoud van vrouwen.

Tegelijkertijd hebben diskussies over het opzetten van een gender-departement in de WTO geleid tot levendige debatten. Sommige organisaties beschouwen ‘gender mainstreaming’ als een belangrijke politieke strategie voor beïnvloeding van de WTO-onderhandelingen en -processen. Andere spreken zich duidelijk uit tegen een dergelijk integratiebeleid en wijzen op de noodzaak van inperking van het bereik van de WTO, in plaats van uitbreiding van haar mandaat met nieuwe onderwerpen.

Het debat moet echter vergezeld gaan van een kritische beschouwing van regionale en nationale ‘gender mainstreaming’-initiatieven. Zo blijft het formuleren van handelspolitiek door de EU gekenmerkt door een beperkte institutionele bereidheid om genderkwesties op te nemen en door politieke weerstand tegen de oproepen van ‘civil society’ voor een radicale hervorming van handelsakkoorden. Zelfs na een periode van interne reflectie [7] bleek de Europese positie niet of nauwelijks veranderd. De Unie blijft doorgaan met het naar voren schuiven van een door bedrijven opgestelde agenda. Daarmee worden ontwikkelingsstaten onder druk gezet om investerings- en dienstensectoren te openen voor handelsliberalisering met als argument dat dit “essentiele elementen” zijn voor ontwikkeling. Op landbouwgebied vindt de EU het daarentegen – en ondanks de politieke gevoeligheid van deze kwestie – niet noodzakelijk om verdere “concessions” te doen omdat de Unie al een grote mate van flexibiliteit getoond zou hebben in Cancún.

Binnen deze politieke context zal WIDE doorgaan met het kritisch beschouwen van de Europese onderhandelingspositie op bovenstaand terrein. Daarnaast richt WIDE zich op verhoging van bewustwording over de gevolgen van de WTO-akkoorden voor genderrelaties en voor vrouwen in hun rol als producent, arbeider en zorgverlener voor gezin en gemeenschap. Sustainability Impact Assessments/SIA’s [8] spelen een centrale rol in WIDE’s analyse als een potentiele politieke ruimte om een genderperspectief te integreren in het Europese handelsbeleid. Kijkend naar de relatie tussen SIA’s en het Europese handelsbeleid stelt WIDE twee eisen ten aanzien van de lopende evaluaties. Ze moeten gebaseerd zijn op een kritische visie ten aanzien van de internationale context van handelsbesprekingen, en ze moeten leiden tot een algehele herziening van de Europese onderhandelingspositie in de WTO.

Doordat genderkwesties en vrouwenstemmen grotendeels afwezig zijn in handelsbeleid blijft de ontwikkeling van mensengerichte en gendergevoelige internationale handelsakkoorden die de toegang van vrouwen tot hulpbronnen vergroten en hun macht en status bevorderen het centrale punt op de agenda van WIDE.

Noten:
[1] Programma: http://www.eurosur.org/wide/Structure/AC_04Pro.htm
[2] Verslag door Alexandra Spieldoch van bijeenkomst van de Heinrich Boell Foundation/HBF en het International Gender and Trade Network/IGTN in Genève. Http://www.eurosur.org/wide/GM/IGTN-GM04.pdf
[3] Uit “WIDE News nr 3/2004” van maart 2004 en te vinden op: http://www.eurosur.org/wide/Newsletter/2004_News_3.pdf
[4] “Social reproduction and gender implications of GATS: A panel statement at the European Social Forum”, door Christa Wichterich, van november 2003, http://www.eurosur.org/wide/Globalisation/ESF_CW.htm
[5] Deze ‘Task Force’ richt zich op het gevoelig maken van nationale en internationale beleidsmakers voor kwesties die belangrijk geacht worden met oog op gendergelijkheid en ontwikkeling. Verder biedt de instelling aan staten te adviseren op gebied van het integreren van genderperspectieven en ontwikkelingsoverwegingen in internationale economische processen en handelsakkoorden.
[6] Van 13 tot en met 18 juni 2004 in Sâo Paolo, Brazilië. Het verband tussen gender en handel is een van de drie overkoepelende thema’s.
[7] De post-Cancún positie van de EU wordt weergegeven door het Commissie document “Reviving the DDA Negotiations – the EU perspective”, van november 2003.
[8] De definitie volgens de EU: “Een SIA is een proces dat plaatsvindt gedurende een handelsbespreking bedoeld om gevolgen van een handelsakkoord op gebied van economie, sociale verhoudingen en milieu te identificeren.”
Zie ook: “WIDE comments on SIA methodology concept paper”, door Yorlene Vega, in WIDE News april 2004,
http://www.eurosur.org/wide/Newsletter/2004_News_4.pdf

J) Brinkhorst over EU-voorzitterschap
(door Kees Stad)

Minister van EZ Laurens Brinkhorst heeft op 21 april bekendgemaakt wat zijn aanpak zal zijn tijdens het voorzitterschap van de Europese Unie. Hij schreef daarover een brief aan de 2e Kamer.

Uit een persbericht van EZ [1]: “Zijn streven is zoveel mogelijk voortgang te boeken op de Europese economische agenda – de Lissabon-strategie – en in dat kader knopen door te hakken op een aantal belangrijke economische dossiers. De Lissabon-strategie beoogt dat de Europese Unie in 2010 de meest innovatieve en concurrerende economische mogendheid is”.
“Inhoudelijk ligt bij die Europese agenda het accent op de mid-term review van de Lissabon-strategie, de Richtlijn Diensten [2] en de Verordening Chemische Stoffen. Daarnaast wil hij bereiken dat het functioneren van de Raad voor Concurrentievermogen [3] wordt verbeterd.”
“Naast het voorzitterschap van diverse EU-raden organiseert het ministerie van Economische Zaken in de tweede helft van 2004 in het kader van het EU-
voorzitterschap een aantal internationale evenementen als congressen en conferenties over onderwerpen als maatschappelijk verantwoord ondernemen, telecommunicatie en kenniswerkers.”

Als alles mee/tegenzit zal tijdens het Nederlandse voorzitterschap ook de Europese grondwet afgerond zijn en in dat geval komt er in Nederland een referendum over. In het geval de kiezers de grondwet verwerpen, ontstaat er een ingewikkelde situatie waarvan de conclusie wel eens zou kunnen zijn dat Nederland uit de EU gaat. Een van de vele omstreden bepalingen in de concept grondwettekst die er nu ligt, is dat er letterlijk staat dat de EU een kapitalistische economie dient te hebben. Ook in Groot-Brittannië zal een referendum over de grondwet gehouden worden.

Voor nieuws over akties tijdens het EU-voorzitterschap, zie:
http://eu2004.eurodusnie.nl/

Noten:
[1] Zie: “Voornemens Brinkhorst Nederlands EU-voorzitterschap tweede helft 2004”, van 21 april 2004,
http://www.minez.nl/homepages/default.asp?pagina=persbericht&iMessage=532
[2] De ‘Richtlijn Diensten’ schrijft voor waar overheden aan moeten voldoen als ze diensten kopen. Er staat onder andere in beschreven welke opdrachten voor dienstverlening Europees moeten worden aanbesteed.
[3] De Raad voor het Concurrentievermogen is een Ministeriële raad van de Europese ministers van EZ. Deze raad meet en analyseert de concurrentiekracht van Europa en stelt maatregelen voor.

De stukken F, G, H, I en L, allen over de nieuwe ontwikkelingen rondom de WTO, staan als apart stuk op globalinfo. dat is hier te vinden

K) Derde Vrijhandelstop EU-Latijns Amerika
(door Kees Stad)

Op 28 en 29 mei zal de Derde Topconferentie tussen de EU en Latijns Amerika plaatsvinden in Guadalajara, Xalisco, Mexico.

Ook dit stukje staat als apart artikel op globalinfo. en wel hier

colofon

Nieuwsbrief over ontwikkelingen rondom Wereld Handels Organisatie WTO en de Europese Unie. Het is een initiatief van de Werkgroep Globalisering Delft-Den Haag. Aan dit bulletin hebben meegewerkt: Kees Stad, Renate Ebner, Chris Peeters, Rob Bleijerveld en Robin van Stokrom
Stuur mededelingen, copy of reacties naar:Nieuwsbrief WTO.ZIP (en meer over globalisering) is te vinden op https://www.globalinfo.nl en op http://www.stelling.nl/trouble
Voor een gratis email-abonnement, mail naar

(Dit artikel was oorspronkelijk op GlobalInfo gepubliceerd door Werkgroep Globalisering Delft-Den Haag.)