Ga naar de inhoud

Grote invloed lobby Europees bedrijfsleven

Maatschappelijke organisaties bekritiseren lobby van transnationale ondernemingen op het Europese handelsbeleid Bepalende invloed van bedrijven op Europees handelsbeleid: goed voor ondernemers, slecht voor de wereld. (door Rob Bleijerveld)

19 min leestijd
Placeholder image

Europese maatschappelijke organisaties bekritiseren al geruime tijd de grote invloed van de lobby van transnationale ondernemingen op het Europese (handels)beleid en de ondernemersgerichte (handels)agenda die de Europese Commissie hanteert. Onlangs werd door het S2B-netwerk een kritisch rapport gepubliceerd en werd actie gevoerd door diverse maatschappelijke organisaties. Het wachten is op een definitief voorstel van de Europese Commissie over hoe die om wil gaan met ondermeer deze ondernemerslobby’s.

Hieronder vind je achtereenvolgens een inleiding, een vertaling van de samenvatting van het rapport en een persverklaring bij de actie van 17 oktober.

I. Inleiding

Op 9 november 2005 lanceerde de Europese Commissie (EC) het “Europese Transparantie Initiatief” [1] en publiceerde haar visie over transparantie ten aanzien van de Europese beleids- en besluitvorming in haar “Green Paper on European Transparency Initiative” [2]. Vervolgens startte de Commissie een inspreekronde voor “alle belanghebbenden” en zei toe dat hun reacties “meegenomen worden” bij het vaststellen van concrete maatregelen om de transparantie van de EU te verhogen. Belanghebbenden konden zich tussen 3 mei en 31 augustus 2006 (aan de hand van de Green Paper) uitspreken over drie aspecten van transparantie, namelijk:

– transparantie en belangenvertegenwoordiging (debat over lobby-activiteiten in de EU);
– minimustandaards voor consultatie door de EC (voor vaststelling van kader voor feedback over de toepassing van de standaards); en
– de publicatie van gegevens van begunstigden van EU-fondsen (debat over openbaarmaking van gegevens van ontvangers van geld van de Commissie, van lidstaten en dan met name met betrekking tot de Struktuurfondsen en het Gemeenschappelijke Landbouwbeleid).

Diverse maatschappelijke groepen in Europa – verenigd in ALTER-EU [3] – zijn zeer ontevredenheid over de in de Green Paper voorgestelde maatregelen en over het feit dat de Commissie genoegen wil nemen met de vrijwilligheid van lobbyisten om hun gegevens openbaar te maken. Op 11 juli 2006 publiceerde ALTER-EU zijn aanbevelingen aan de Commissie over transparantie [4].

Op 16 oktober 2006 bracht het Seattle to Brussels Network [5] een rapport uit dat aantoont dat grote Europese bedrijven jarenlang de invulling van het handelsbeleid van de EU bij de WTO-onderhandelingen hebben bepaald. De lobby van deze transnationale bedrijven leidde tot een beleid dat haaks staat op de zogenaamde Ontwikkelingsagenda van de Doha Ronde en dat mens en milieu benadeelt.
Myriam van der Stichele, Kim Bizarri en Leonard Plank tonen in hun rapport “Corporate power over EU trade policy: good for business, bad for the world” [6] met voorbeelden deze beinvloeding aan op gebied van Landbouw (voedselverwerkende industrie), Diensten (financiële diensten en detailhandel), en Non-agrarische markttoegang (chemicaliën en natuurlijke hulpbronnen). De voorbeelden zijn afkomstig uit onderzoeken naar bedrijven die op deze gebieden actief zijn.

Tevens voerden het S2B-netwerk en ALTER-EU op 17 oktober een aktie voor de deur van de belangrijke lobby-organisatie UNICE (Confederation of European Industrialists) en eiste de verplichtstelling van transparantie in bedrijfslobby’s en een einde aan de bevoorrechte toegang van bedrijven in de politieke besluitvorming van de Europese Unie [7].

Noten:
[1] Zie: http://ec.europe.eu/
[2] Zie:docs/gp_en.pdf http://ec.europe.eu/ (pdf)
[3] ALTER-EU is een coalitie van meer dan 140 organisaties, inclusief NGO’s, vakbonden, academici en publieke vertegenwoordigers die campagne voeren voor een verplichtte lobby transparantie en ethische regulering in de EU. Voor meer informatie zie: http://www.alter-eu.org
[4] Zie: http://www.alter-eu.org/
[5] Dit is een Europees netwerk van meer dan 70 organisaties uit 16 landen gericht op de promotie van een duurzaam, social en democratisch te verantwoorden handelssysteem. Voor meer informatie zie: http://www.s2bnetwork.org
[6] Dit rapport is te vinden op: Somo (pdf)
[7] Zie: http://www.alter-eu.org/node/51

II. Rapport:

“Bepalende invloed van bedrijven op Europees handelsbeleid: goed voor ondernemers, slecht voor de wereld”.
(vertaling: Rob Bleijerveld, Renate Ebner)

Introductie

Terwijl de handelsbesprekingen in het kader van de Doha Ontwikkelings Ronde van de Wereld Handels Organisatie (WTO) zich in een impasse bevinden, levert dit rapport een evaluatie de rol van de Europese Unie (EU) in de WTO.
De Unie heeft de externe aspecten van haar overkoepelende op concurrentie geënte agenda – de Lissabon Agenda – centraal gesteld bij haar positiebepaling in de WTO. Het onderzoek richt zich met name op de invloed van de ondernemerslobby op de inhoud van de Europese agenda voor concurrentie en handel. De Europese WTO-agenda gaat uit van de belangen van de eigen industrie en stelt haar concurrentiepositie centraal, hetgeen heeft geleid tot de ondermijning van de Doha Ontwikkelings Ronde waarin juist de belangen van ontwikkelingslanden in het middelpunt moesten staan.

In het rapport wordt bovendien geconcludeerd dat Europa door de bevoordeling van haar bedrijven niet in staat zal zijn om de doelen op het gebied van werkgelegenheid, sociale samenhang en milieubescherming zoals vastgelegd in de Lissabon Agenda en de WTO-onderhandelingen te behalen.

Hoofdstuk 1

Dit hoofdstuk illustreert hoe de Lissabon Strategie een ‘bedrijven-eerst’-agenda werd doordat voornamelijk de belangen van grote Europese ondernemingen werden gediend en de doelen van volledige werkgelegenheid, sociale samenhang en duurzaamheid werden gereduceerd tot neo-liberale maatregelen voor kostenvermindering en minimumstandaards.

In het hoofdstuk wordt uitgelegd hoe deze bevoordeling van ondernemingen direkt herleidbaar is tot de aggressieve lobbypraktijken van de grootste Europese bedrijven en hun belangenorganisaties via de kanalen waarover ze konden beschikken, zoals:

– ontmoetingen tussen de belangrijkste bedrijfsdirecties, de belangrijkste politici en EU-ambtenaren;
– innige communicatie tussen zakenlobbyisten en stafleden van de Europese Commissie die verantwoordelijk zijn voor de ontwikkeling en toepassing van EU-beleid;
– de inzet van juristenkantoren en consultants ter bewaking van de bedrijfsexpertise in het besluitvormingsproces; en
– de praktijk van de ‘draaideur’ [a].
Deze bedrijfslobby die ondernemingen in staat stelt om de Europese besluitvorming te controleren, leidde tot ondoorzichtige en ondemokratische keuzes bij de afweging tussen bedrijfsbelangen en sociale belangen – met als resultaat schadelijke sociale en ecologische gevolgen in de EU en daarbuiten.

Ter vergroting van hun concurrentievermogen zoeken grote ondernemingen naar wegen voor besparingen door schaalvergroting en minimalisering van productiekosten zodat hun marktaandeel toeneemt. Markttoegang – een belangrijke doelstelling van de huidige WTO onderhandelingen – stelt ondernemingen in staat te profiteren van goedkopere input en omzetstijging en van de mogelijkheid om door het opzetten van zogenaamde ‘value-chains’ (waarde-ketens) markten ‘van conceptie tot consument’ te beheersen. De bovenkant van de keten concentreerde zich in toenemende mate doordat grote bedrijven zich richtten op de activiteiten met de meeste toegevoegde waarde. De macht aan de onderkant van de keten (bijv. laaggeschoolde arbeid) bleef echter gefragmenteerd waardoor de toeleveranciers van grote ondernemingen weinig onderhandelingsruimte overhielden en zij de opgedrongen handelsvoorwaarden wel moesten accepteren. Op deze wijze zijn een aantal Europese transnationale ondernemingen (TNC’s) uitgeg!
roeid tot de grootste en meest concurrerende ondernemingen in Europa en daarbuiten. De uitzonderlijke lobby-toewijding van deze ondernemingen komt voort uit hun behoefte om veilig te stellen dat de EU een internationaal handelssysteem bevordert dat hun strategieën voor meer winst en minder kosten ondersteunt.

Hoofdstuk 2

Het tweede hoofdstuk behandelt de drie belangrijkste thema’s in de WTO-onderhandelingen (Landbouw, Diensten en Non-agrarische markttoegang) en vergelijkt de onderhandelingsstandpunten van de EU met de lobbystandpunten van Europa’s meest invloedrijke ondernemingen en hun belangenorganisaties. Profielen van sleutelondernemingen tonen de direkte link tussen bedrijfsbelangen en de Europese onderhandelingspositie, en onthullen zo de op ondernemers gerichte agenda van de EU en zijn negatieve gevolgen voor mens en milieu, met name in ontwikkelingslanden. De sterke bevoordeling van bedrijven in de Europese opstelling heeft de WTO-besprekingen in gevaar gebracht omdat ze duidelijk inging tegen de belangen van ontwikkelingslanden.

Onderhandelingen over Landbouw

Dit deel uit hoofdstuk twee illustreert hoe de EU de landbouwonderhandelingen gebruikte om de concurrentiepositie van haar voedselverwerkende en drankenindustrie te beschermen en te verstevigen – want deze sector vormt Europa’s meest concurrerende industrietak in de internationale handel in landbouwgoederen.
De verwerkende industrie probeert zijn haar internationale concurrentiepositie vooral te verstevigen door het verkrijgen van goedkopere landbouwgrondstoffen (binnen en buiten Europa) en door het veroveren van nieuwe markten bij gelijktijdige handhaving van protectionistische maatregelen in Europa tegen buitenlandse concurrentie en als garantie voor de aanvoer van verse grondstoffen vanuit de Europese lidstaten.

Het aggressieve standpunt van de EU over marktopening in ontwikkelingslanden en het vasthouden van de Unie aan parallelle concessies op alle deelgebieden van de landbouwonderhandelingen zijn duidelijk bedoeld om de positie van de Conferederation of the Food and Drinks Industries in the EU (CIAA) te verdedigen. De CIAA – waarvan Unilever een van de meest actieve leden is – voert een zware lobby voor enkele van Europa’s grootste voedselverwerkende industrieën. Een succesvol voorbeeld van deze lobby is het besluit tot uitstel van de verduidelijking van garantiemechanismen voor ontwikkelingslanden tijdens de Hong Kong-top van de WTO. De op ondernemers gerichte agenda van de EU zal echter resulteren in het onvermogen van ontwikkelingslanden om hun markten te beschermen tegen de voortdurende dumping van Europese landbouwproducten. Dit zal op zijn beurt het levensonderhoud van miljoenen kleine boeren in gevaar brengen die niet in staat zijn om op de interne of externe markten te co!
ncurreren. Ook zal deze agenda mileuonvriendelijke en sociaal onverantwoorde landbouwpraktijken belonen.

Onderhandelingen over diensten

Aangezien de Europese dienstenindustrie op de wereldmarkt concurrerend is geworden, ziet de Europese Unie het General Agreement on Trade in Services (GATS) als een instrument om de concurrentiepositie van haar dienstenindustrie te beschermen en te verstevigen.
De sleutelrol bij het opstellen van de Europese agenda voor diensten werd ingenomen door de grootste associatie van Europese dienstenindustrieën, de European Services Forum (ESF). Met behulp van zijn bevoorrechte toegang tot documenten, ambtenaren en beleidsmakers op het hoogste niveau voerde het ESF een succesvolle lobby bij de EU. Dit resulteerde in het innemen van de meest aggressieve standpunten door de EU ondanks de tegenstand van ontwikkelingslanden bij de GATS-onderhandelingen. Voorbeelden van succesvolle lobby komen uit de detailhandel en de financiële dienstensector.

Teneinde zijn concurrenvermogen te garanderen is het de detailhandel er veel aan gelegen om zich op een permanente basis en met weinig investeringsobstakels te kunnen begeven op diverse winstgevende markten, vooral India en China. Eurocommerce, de Foreign Trade Association, het ESF en de European Retail Round Table – Europa’s grootste associatie van detaillisten – voerden een succesvolle lobby bij de EU. Zo werd door de inzet van de EU in de ministeriële tekst van de Hong Kong-top (december 2005) de afschaffing van het recht vastgelegd waarmee een land de wenselijkheid van nieuwe winkelvestigingen – ook buitenlandse – op zijn grondgebied kan evalueren (‘economic needs test’). Dat zal leiden tot deregulering van de al kwetsbare markten in ontwikkelingslanden hetgeen de capaciteit van die landen ondermijnt om mogelijk negatieve gevolgen door buitenlandse investeringen te beheersen. De strategieën van de internationaal opererende retailers (zoals Carrefour [b]) – vertegenwoordi!
gd door genoemde lobbyorganisaties – hebben al geleid tot verlaging van inkomens, reductie van werkgelegenheid, tot slechte arbeidsvoorwaarden in supermarkten en bij hun toeleveranciers, maar ook tot de marginalisering van kleine boeren en producenten zowel in Europa als in andere landen waar ze opereren.

Ook voor de financiële dienstensector speelt het GATS een belangrijke rol in de hevige wereldwijde concurrentieslag tussen de grote spelers om winstvergroting, markttoegang (vooral in landen met de meer koopkrachtige klanten) en winststrategieën vrij van regeringsmaatregelen en regelgeving. De Financial Leaders Group en de International Financial Services, London (met zijn actieve LOTIS Committee) staan al langere tijd in nauw contact met Europese beleidsmakers en onderhandelaars, ook toen de EU tijdens de GATS-onderhandelingen haar standpunt en liberaliseringseisen (‘requests’) op het gebied van de financiële dienstverlening vaststelde. Hun invloed is zodanig dat in de geschreven EU ‘requests’ aan ontwikkelingslanden zelfs referenties als deze staan: “the EU industry raises this issue…”.
Geheel overeenkomstig met de eisen van de financiële dienstensector vroeg de EU van vele ontwikkelingslanden een versnelde marktopening en de afschaffing van vele reguleringen. Ondertussen wuift de EU de bezorgdheid weg dat snelle liberalisering zonder passende regulering kan leiden tot financiële instabiliteit en negatieve economische en sociale gevolgen (zoals het niet verlenen van kredieten aan arme klanten en plaatselijke bedrijven). Internationale banken zoals de ING en hun lobbyorganisaties zullen mogen doorgaan met financiële activiteiten die vaak strijdig zijn met sociale, ecologische en economische rechten, en die ook niet leiden tot meer werkgelegenheid.

Onderhandelingen over industriële goederen en natuurlijke hulpbronnen

Het is in het belang van de Europese industrie als ’s werelds grootste exporteur van industriële goederen, dat alle tariefmaatregelen en andere handelsreguleringen over het hele bereik van haar waarde-ketens verdwijnen. Dat opent immers de weg voor meer export vanuit Europa en tussen de diverse dochterondernemingen en geeft toegang tot goedkopere grondstoffen. UNICE, Europa’s oudste en meest invloedrijke belangenorganisatie was een belangrijke en luidruchtige voorstander van dit belang. UNICE was met name succesvol tijdens de NAMA-onderhandelingen bij het bewegen van de EU tot het eisen van grote tariefreducties van ontwikkelingslanden ondanks de duidelijke weerstand van deze landen wegens de negatieve gevolgen van dergelijke tariefreducties op hun industrie en werkgelegenheid.

Een voorbeeld van de NAMA-agenda van de EU komt van de Europese chemische industrie met ’s werelds grootste producenten en leidende chemicaliënexporteurs en -importeurs. Vanwege de toenemende productie van chemicaliën en chemische bestanddelen buiten de EU voerde de European Chemical Industry Council (CEFIC) – die meer lobbyisten heeft dan alle in Brussel gevestigde milieuorganisaties samen – een lobby bij de EU om in de NAMA-onderhandelingen drastische tariefreducties te eisen in een poging om zijn internationale concurrentiepositie veilig te stellen en om toegang te verkrijgen tot goedkope grondstoffen.
De EU maakte zich hard voor deze maatregelen die zeer gunstig zullen uitpakken voor de Europese multinationals ondanks aanwijzingen dat zo’n liberisering van de chemische sector de ontwikkeling van een eigen chemische industrie in ontwikkelingeslanden kan verlammen. Wederom verdedigt de Unie hier de belangen van een industrie die alleen al in Europa verantwoordelijk is voor een groot banenverlies en de aantasting van de Europese wetgeving op gebied van milieu en gezondheid.
Een andere sector die een actieve NAMA-lobby voerde was de bosbouw-, pulp en papierindustrie die grote behoefte heeft aan goedkope grondstoffen (via toegang tot buitenlandse markten) en tot winstgevende markten in opkomende markten zoals China.

De Confederation of European Paper Industries (CEPI), die de belangen van de sector vertegenwoordigt, voerde een succesvolle lobby bij de EU om – ondanks de tegenstand van Niet Gouvernementele Organisaties – veilig te stellen dat de bosbouwsector niet uitgesloten zou worden van de NAMA-onderhandelingen, noch van de tariefreducties die daaruit voort vloeien. De CEPI maakte zich ook hard voor de eliminatie van Non-Tariff Barriers (zoals milieuregulering) en exportbelastingen die verantwoordelijk worden gehouden voor de hoge kosten verbonden aan het verhandelen van natuurlijke hulpbronnen binnen de waarde-keten van deze industrietak.

De studie van het Seattle to Brussels Network geeft aan dat opname van de bosbouwsector in de WTO-onderhandelingen kan leiden tot uitsluiting van de toegang tot en de vernietiging van de natuurlijke hulpbronnen waarvan velen voor hun levensonderhoud afhankelijk zijn. Het verlies aan biodiversiteit en de toename van illegale boskap zijn eveneens te voorziene gevolgen van de Europese onderhandelingsstrategie, vooral in die (vele) landen waar het bosbeheer al zwak is.

Door uit te blijven gaan van een door bedrijven gedicteerde onderhandelingsagenda komt de EU haar beloften ten aanzien van de Doha Ontwikkelings Ronde niet na. Maar evenmin haar verplichtingen betreffende duurzame ontwikkeling en milieubescherming, sociale doelen en duurzaamheidsdoelen van haar Lissabon Strategie. Het is met name zorgwekkend dat de Unie er voor kiest om de conclusies en aanbevelingen van zijn eigen onderzoeken (Sustainable Impact Assessments) te negeren omdat daaruit bleek dat de door de EU gemaakte beleidskeuzen negatieve gevolgen hebben voor mens en milieu, terwijl de industrie profiteert.

Hoofdstuk 3

In het derde hoofdstuk wordt teruggegrepen op de voorgaande hoofdstukken en een aantal belangrijke aanbevelingen aan de 25 Europese handelsministers gedaan.

De eerste aanbeveling is dat de EU haar huidige standpunt over lobby-transparantie heroverweegt om op een effectieve manier met de bedrijfsinvloed op zijn beleidsagenda om te kunnen gaan en deze te kunnen beperken. De Europese Commissie zou geen genoegen moeten nemen met een vrijwillig systeem maar met een verplicht transparantiesysteem dat uitgaat van een uitgebreide en betrouwbare registratie en openbaarmaking van wie de lobbyisten zijn en welke hun financiële bronnen.

De tweede aanbeveling is een algehele herziening van het huidige Europese handelsbeleid en de handelsmandaten van de Europese Commissie gebaseerd op de volgende criteria:

– het verdedigen en nakomen van de verplichtingen van de EU betreffende sociale, economische, culturele en humanitaire rechten en met betrekking tot milieu en levensonderhoud in haar onderhandelingspositie;
– het garanderen van de noodzakelijke beleidsruimte voor en reguleringscapaciteit van regeringen vooral in ontwikkelingslanden, opdat die een eigen beleid voor duurzame ontwikkeling kunnen vaststellen;
– (landbouw:) het garanderen van voedselsouvereiniteit van volkeren;
– (diensten:) het versterken en breed toegankelijk maken van diensten, en dan vooral van basisvoorzieningen;
– (NAMA:) het verdedigen en bevorderen van werkgelegenheid, sociale welzijn, gezondheid en milieu;

Gegeven de huidige impasse bij de WTO-onderhandelingen zou de EU:

– de gelegenheid van de opgeschorte besprekingen moeten gebruiken om het multilaterale handelssysteem als geheel te herzien en te heroverwegen, en op basis van bovenstaande aanbevelingen een nieuwe benadering voor haar handelsbeleid te kiezen;
– moeten garanderen dat de onderhandelingen niet worden voortgezet voordat alle gevolgen op elk onderhandelingsterrein grondig zijn geëvalueerd;
– moeten garanderen dat de zogenaamde duurzaamheids impact evaluaties (SIA’s) met gepaste stakeholderbetrokkenheid een integraal onderdeel worden van de Europese handelbeleid; en
– moeten garanderen dat de onevenwichtigheden van de WTO-overeenkomsten worden aangepakt voordat nieuwe onderhandelingen worden opgestart.

Toegevoegde noten (door RB/RE):
[a]: Draaideur: Het aannemen door lobby-organisaties van EU-ambtenaren die kort daarvoor bij de EU ontslag namen of voor onbepaalde tijd met sabbatical verlof gingen. Deze ambtenaren beschikken over exlusieve informatie, weten de weg in de EU-burelen en hebben daar een eigen netwerk.
[b] Andere in dit verband in het rapport aangehaalde retailers zijn: Ahold, IKEA, Tesco, Metro, Asda/Wal-Mart, en Delhaize.

III. Actie:

Persbericht: “Waarom moet Europa geven om lobby transparantie?
Nieuw rapport: Schadelijke invloed van bedrijfslobby op handelsbeleid”
(vertaald door SOMO)

Brussel, 16 oktober 2006 – Transparantie in bedrijfslobby moet verplicht worden gesteld en er moet een einde gemaakt worden aan de bevoorrechte toegang van bedrijven in de politieke besluitvorming van de Europese Unie (EU). Dit eisten de Alliance for Lobbying Transparancy and Ethics Regulation at the EU (ALTER-EU) en het Seattle to Brussels Network (S2B) vandaag bij de presentatie van hun nieuwe rapport dat de grote invloed van bedrijfslobby op het handelsbeleid van de EU en de schadelijke gevolgen hiervan onthult. Het rapport werd gelanceerd op de dag voor de jaarlijkse bijeenkomst van de Europese Industrie met de EU onder het motto “Waarom geven bedrijven om Europa?” [c].

Barbara Specht, van WIDE (Women in Development Europe), lid van ALTER-EU en het S2B-netwerk: “Deze jaarlijkse bijeenkomst tussen bedrijfslobbyisten en de EU Commissieleden is slechts één publiek voorbeeld van de macht van bedrijven in de EU. Maar het is slechts de top van de ijsberg. De rest van het jaar vinden talloze bijeenkomsten tussen de EU en bedrijfslobbyisten plaats. Transparantie voor het publiek ontbreekt, hoewel juist hun belang in gevaar is wanneer bedrijven teveel invloed hebben.”

Het nieuwe rapport “Corporate power over EU Trade Policy: Good for Business, bad for the World” [d] analyseert de invloed van bedrijfslobbyisten op het handelsbeleid van de EU en kijkt naar de negatieve gevolgen hiervan op sociale rechtvaardigheid, het milieu en armoedebestrijding. Het rapport geeft concrete voorbeelden en case studies.[e]

Volgens Myriam Vander Stichele van SOMO (Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen) en co-auteur van het rapport toont het EU-standpunt in de wereldhandel duidelijk het gevaar van de macht van grote bedrijven in de beleidsonderhandelingen: “Onder druk van bedrijven stelde de EU agressieve eisen voor markttoegang in ontwikkelingslanden, ook al zou dit leiden tot een toename van de armoede en vernietiging van het milieu in deze landen. EU-onderhandelingsvoorzitter Mandelson moet de invloed van het bedrijfsleven op de onderhandelingen inperken en over gaan op een nieuwe benadering die verder kijkt dan kostenbesparing voor het bedrijfsleven.”

Een belangrijke stap om de invloed van bedrijven te controleren is de transparantie in de EU-lobby te vergroten. In haar recente voorstel voor het European Transparancy Initiative behandelt de Europese Commissie het probleem echter niet adequaat: transparantie mag in het voorstel vrijwillig
en optioneel zijn.

Jorgo Riss, lid van de ALTER-EU stuurgroep en directeur van Greenpeace EU: “We zullen ons inzetten om duidelijke afspraken te bewerkstelligen rond transparantie in de bedrijfslobby in het European Transparancy Initiative. Om te beginnen moet gedetailleerde informatie beschikbaar komen over de bedragen die omgaan in de verschillende beleidsgebieden. Deze informatie moet over alle lobbyisten beschikbaar zijn voor het publiek.”

Leden van ALTER-EU komen 16 en 17 oktober bij elkaar om de volgende stap te bepalen in hun campagne voor meer transparantie. De Europese Commissie werkt momenteel aan het definitieve voorstel voor het European Transparancy Initiative, die naar verwachting eind van het jaar gepresenteerd wordt.[f]

Leden van beide netwerken zullen 17 oktober ’s morgens protesteren bij de
UNICE conferentie [g].

Noten:
[c] De dag van de UNICE (Confederation of European Industrialists) is getiteld: “Why do companies care about Europe?”. Naar verwachting komen een paar honderd lobbyisten bij elkaar met leden van zes EU-commissies. Voor meer informatie hierover: website unice
[d] “Corporate Power over EU Trade Policy: Good for Business, bad for the World”, door Myriam Vander Stichele, Kim Bizarri, Leonard Plank (Seattle to Brussels Network, 16 oktober 2006). Het rapport is hier te downloaden:
website SOMO (pdf)
[e] Een S2B mediabriefing is hier beschikbaar.
[g] Morgen (dinsdag 17 oktober; 9:15-10:00 a.m. Espace Flagey, Place Flagey, Brussel) is er een foto/tv moment. “Barroso?”, die de EU-commissie vertegenwoordigt, zal een knusse bijeenkomst hebben met een zakenman. Ze drinken champagne in een tweepersoonsbed voor het gebouw van de UNICE-conferentie, terwijl de deelnemers binnenkomen.

ALTER-EU is een coalitie van meer dan 140 organisaties, inclusief NGO’s, vakbonden, academici en publieke vertegenwoordigers die campagne voeren voor een verplichtte lobby transparantie en ethische regulering in de EU. Voor meer informatie zie: http://www.alter-eu.org

Het Seattle to Brussels Network is een Europees netwerk van meer dan 70 organisaties uit 16 landen gericht op de promotie van een duurzaam, social en democratisch te verantwoorden handelssysteem. Voor meer informatie zie: website S2B

(Dit artikel was oorspronkelijk op GlobalInfo gepubliceerd door Rob Bleijerveld.)