Ga naar de inhoud

Diensten dreigen de dealbreaker te worden in Hong Kong

Ontwikkelingsronde? Of markten openbreken voor de dienstensindustrie van de rijke landen? Dat is de vraag in Hong Kong.

4 min leestijd
Placeholder image

Hong Kong, 16 december 2005

Tijdens de zesde Ministeriële Conferentie van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) in Hong Kong wordt veel ophef gemaakt over het pakket dat voorligt om het ontwikkelingsperspectief van de huidige handelsronde te redden. In de strijd om vrijhandel was dat te ver naar de achtergrond verschoven. Hoewel dit pakket voorziet in tarief- en quotavrije markttoegang voor de producten van de allerarmste landen en er bovendien geld komt om de handelscapaciteit van deze landen te vergroten, is het predicaat ‘Doha Ontwikkelingsronde’ desondanks nauwelijks meer geloofwaardig.

Zeker niet op het gebied van diensten, waar een voorstel op tafel ligt dat op aggressieve wijze de onderhandelingen moet versnellen om markttoegang te forceren voor transnationaal opererende dienstenaanbieders.

De tekst van ‘Annex C’ – die door de EU wordt neergezet als de minimaal vereiste onderhandelingsuitkomst – verplicht ontwikkelingslanden tot het binden van het huidige niveau van autonome liberalisering. Door ze onder het WTO/GATS-akkoord te brengen, zouden deze liberaliseringen de facto onomkeerbaar worden, wat het bedrijfsleven een maximale investeringszekerheid verschaft.

Markttoegang voor bedrijven en investeringszekerheid voor transnationale bedrijven is dan ook wat voor de rijke landen in de dienstenonderhandelingen voorop staat. Daar liggen hun offensieve belangen. In het promoten van hun markttoegangsagenda gaan zij echter volledig voorbij aan het feit dat de entree van grote multinationale conglomeraten op de opkomende dienstenmarkten van ontwikkelingslanden de lokale bedrijvigheid volledig dreigt te verdringen. Ten koste van ontwikkeling.

De EU gaat zelfs zover aan dit argument voorbij, dat men aandringt op het opheffen van restricties op aandelenkapitaal. De EU wil dat alle (ontwikkelings)landen het mogelijk maken dat internationale investeerders een meerderheidskapitaal kunnen verwerven in lokale bedrijven. Dat maakt de weg vrij voor overname van de dienstensectoren door buitenlands kapitaal.

Voeg daarbij het inperken van de beleidsruimte van overheden en het de facto liberaliseren van kapitaalstromen door de regels van het GATS-dienstenverdrag, alsmede de privatisering van banken als onderdeel van het Aid for Trade pakket, dan maakt dat landen dermate kwetsbaar voor externe economische schokken, dat het ontwikkelingsperspectief geheel naar de achtergrond verdwijnt. De mogelijkheden voor (ontwikkelings)landen om een coherent armoede- en sociaal beleid te voeren, worden ondergraven.

De ontwikkelde landen zouden eindelijk moeten erkennen dat het opheffen van handelsbarrières en liberalisering van de economie niet de juiste strategie vormen voor een evenwichtige ontwikkelingspolitiek. Ontwikkelingslanden hebben veel meer beleidsruimte nodig dan de regels van de WTO en de Bretton-Woodsinstellingen (IMF en Wereldbank) nu toestaan.

De ontwikkelingslanden hebben dan ook groot gelijk dat ze voorstellen om versnelde en vergaande marktopening in de dienstensector te forceren niet accepteren. Kenia, Zuid-Afrika, Venezuela, de Filippijnen en Cuba hebben inmiddels in Hong Kong een verklaring doen uitgaan waarin zij ‘Annex C’ categorisch afwijzen. En de ontwikkelingslanden verenigd in de G90 hebben – ondanks zware politieke druk – een geamendeerde tekst ingediend die de angel uit het voorstel haalt en de oorspronkelijke flexibiliteit van GATS in ere hersteld. Voor die flexibiliteit – die landen toestaat om zelf te bepalen welke sectoren zij willen liberaliseren en in welk tempo – hebben ontwikkelingslanden in de Uruguay-ronde hard moeten vechten. Het is dan ook onacceptabel dat met name de EU vergaande aantasting van die flexibiliteit tot minimuminzet van de onderhandelingen maakt. De rijke landen en succesvolle ontwikkelingslanden, zoals de Aziatische tijgers, hebben hun welvaart bereikt door hun opkomende industrieën te beschermen tot zij in staat waren internationaal de concurrentie aan te gaan. Dat recht wil men in de WTO ontwikkelingslanden nu ontzeggen. Al dient dat geenszins het ontwikkelingsbelang, maar slechts de agenda van het internationale bedrijfsleven, dat zijn productie- en afzetmogelijkheden vergroot wil zien.

Vanuit Hong Kong:
Roeline Knottnerus, coördinator GATS-platform
Myriam Vander Stichele, senior onderzoeker Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO)

Gats Platform
Het Nederlandse GATS-platform maakt deel uit van een brede (inter)nationale coalitie van maatschappelijke organisaties en NGOs die zich kritisch opstellen ten aanzien van dienstenliberalisering wereldwijd.

Bij het GATS-platform zijn aangesloten:
Attac-Nederland, Corporate Europe Observatory (CEO), Landelijke Studentenvakbond (LSVb), Milieudefensie, Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO), Transnational Institute (TNI), Wemos, World Information Service on Energy (WISE), XminY Solidariteitsfonds

Website www.gats.nl email:

(Dit artikel was oorspronkelijk op GlobalInfo gepubliceerd door GATS-Platform.)