Ga naar de inhoud

Valse en zalvende woorden

Bezuinigen is begunstigen, doorsluizen, overdragen, afwentelen… Het zijn maar woorden. Maar toch. Misschien vormen ze meer dan ooit de openbaarheid. Ook als halve krantenkoppen, digitale kortspraak en steeds weer nieuwe kromtaal. Van de laatste is de verhaspeling van verantwoordelijkheid (neem je) en verantwoording (leg je af) al gemeengoed. Dat zou best wel eens niet toevallig kunnen zijn. De eerste is populair bij penibele beslissingen, de tweede volgt zelden meer dan een protocol. Zo lijkt het kwade slechts een afspraak. Hoe zit het met de eindeloos herhaalde vanzelfsprekendheden als ‘bezuiniging’ en ‘draagvlak’?

4 min leestijd
Placeholder image

(bron)

Om met de mantra van de actuele bezuinigingen te beginnen. Ze worden in de volle breedte van de parlementaire politiek als ‘natuurlijk’ bevonden. De scherpste kritiek, ook van de vakbeweging, blijft hangen in een instemmend ‘niet zo, maar anders’. Parallel aan deze consensus is het beeld dat de bezuinigingen iedereen treffen. In een boetedoening door minister Asscher zijn het ‘voor ons allen harde tijden’. Een paardenmiddel: collectief, hevig, maar aanvaardbaar, want tijdelijk. De rechtvaardigende kracht is gegoten in de erkenning van de bittere gevolgen en de suggestie van de onvermijdelijkheid. Bezuinigingen zijn dan een maatschappelijke noodzaak. Maar de selectieve effecten laten niets over van dat ‘iedereen’ en ‘allen’.

Van minder naar meer

Het begrip bezuiniging staat voor vermindering van de uitgaven, vaak toegelicht via de platte vergelijking van ’s lands economie met een huishoudboekje – ‘wat er niet is, kan je niet uitgeven’. Los van het feit dat een huishouden, in tegenstelling tot een staat, zelden zelfstandig de inkomsten kan verhogen, is er geen sprake van minder, van inkrimpen of korten, maar van verplaatsen of doorsluizen. En wel van arm(er) naar rijk(er). Wat officiëler gezegd: de overbrenging, oftewel de overheveling van financiële middelen van de ene naar de andere bestemming. Maar dan wel volgens een op economische en sociale ongelijkheid rustende samenleving.
Geïllustreerd aan een persoonlijk voorbeeld, even vrij van de censuur van Pauw&Witteman. Het gaat over een snipper confetti, maar die is zelfs te veel. Mijn tachtig euro minder pensioen van januari 2013, een overdracht van belastinggeld door Rutte II, draagt bij aan de geldverslindende koningskroning van komende april. Dus geen Leve de Koning.
Algemener is de wanverhouding tussen publiek en privaat. De financiële ontmanteling van de cultuurvoorzieningen is niet los te zien van de profijtelijke bescherming van de belastingontwijkende brievenbusfirma’s. Ook de kortere en lagere uitkering bij een snel stijgende werkloosheid steunt vroeg of laat de sinds 2009 stijgende dividenden van beursgenoteerde, industriële aandelen (2012: zeventien miljard euro). Heus, in de onbetwiste ranglijst van de laagste inkomensverschillen is Nederland in Europa gezakt naar de 25ste plaats.

Hoe de paden van deze overheveling ook mogen lopen, welke publieke bron doorsluist naar interimgegraai, investeringspremies en vermogensvoordelen, de sluiswachters van minder naar meer scholen slechts hun zorgelijke blik. Toch al in goede doen, wacht hen een baan bij NS, KLM, Shell of KPMG. De groeiende woede over deze handjeklap is helaas nog niet sterk genoeg om de woordvervalsing van bezuiniging naar begunstiging te ontmaskeren. Daarvoor dient de onthulling van een ander woordmasker: het draagvlak, voor al uw pijnlijke maatregelen.

Oliesel

Vorige week was FNV-voorzitter Ton Heerts, druk in de weer om de nieuwe vakbeweging ‘in de markt te zetten’ van het tripartite overleg. Voor Radio 1 berichtte hij bozig van de mislukking van zijn missie. De betrokken ministers hadden hem van hun beleid op de hoogte gesteld, zonder zich iets van zijn commentaar aan te trekken – de polder, net weer in gebruik, dreigde onder water te komen.
Zoals gezegd, de onttrekking van publieke, financiële middelen ten gunste van private doeleinden hinderde hem niet in het minst. Trouw herhaalde hij de bezwaren tegen de flexibele arbeidscontracten, de vermagerde sociale zekerheid, de instortende bouwwerkgelegenheid, enzovoort. Maar overheersend waren zijn ernstig uitgesproken zorgen over het geringe draagvlak bij vakbondsleden voor de ingrijpende sanering die de overheid in gang had gezet. Bleef dat draagvlak uit, zou Rutte II op veel weerstand kunnen stuiten en was de FNV gedwongen deze op te pakken, enzovoort. Vandaar dat volwaardige deelname aan het sociaal overleg geboden was. Op weg naar een nieuwe gezamenlijkheid zou mensen overtuigen dat zuur af en toe zoet leek. En daarin staat Heerts niet alleen.

Wie bij het begrip ‘draagvlak’ zou denken aan democratisch opgebouwde beleidssteun, heeft zich zwaar vergist. Elke associatie met zo iets als een dragend fundament, gestut door steen en cement, kan vergeten worden. Oliesel voor de geteisterden, dat is het. Een zalvend woord dat uitlegt en nog eens uitlegt dat ook het slechte het beste is.