Ga naar de inhoud

Democratie en Partij

De Socialistische Partij ken ik niet van binnen. Af en toe sluipt er wat naar buiten dat de indruk geeft van strak gesloten rijen, één mond uit vele kelen. Onbekend is of het in gang gezette debat over “democratisering van de economie” – Spanning, maandblad van het Wetenschappelijk Bureau, december 2012 – bruisend is en nieuwe inzichten aankondigt. De reacties buiten de partij zijn in ieder geval karig. Des te opvallender is de bijdrage van een vijftal SP’ers in Konfrontatie van 27 maart 2013 die op dezelfde dag in Grenzeloos verscheen.

5 min leestijd
Placeholder image

(Bron: konfrontatie.nl)

Het nummer van Spanning telt twintig artikelen, in meerderheid door partijprominenten geschreven. Op één daarvan reageren ‘de vijf’ met kritiek, naar een ander verwijzen ze. Hoewel niet diepgaand over bijvoorbeeld de alles funderende strijdigheid tussen democratie en kapitalisme, met als gevolg de principiële begrenzing van de parlementaire politiek, is hun beschouwing kernachtig. De vraag is wel wat hen bewoog de kritiek te beperken tot enkele passages in het artikel van partijsecretaris Hans van Heijningen (“Utopieën met een hoog werkelijkheidsgehalte”). Hij zei wel wat meer. En wat te doen met, in diezelfde Spanning, het zoveelste pleidooi voor een door werknemers gekozen lid in de raad van commissarissen en voor meer medezeggenschap van de ondernemingsraad? Of met een weinig inspirerende blik op de coöperatie als vorm van bedrijfsdemocratisering en het zwaar aangezette bondgenootschap met het kleine, vrije ondernemerschap? Toegegeven, het is soms dubieus om te spreken over wat in een publicatie niet aan de orde komt, maar hier zet het ongenoemde aan het denken.

Crisis en ontberingen

De kritiek op Van Heijningen is terecht. In zijn ogen heeft het “puur” kapitalisme al lang afgedaan. Het systeem is vermengd met oorspronkelijk vreemde elementen die onder andere tot het socialisme te herleiden zijn. Daartoe behoort de staat, zij het dat die inmiddels ernstig in verval is. Daar tegenover stellen ‘de vijf’ dat noch de dominantie van het kapitalisme, noch de staat als “smeerolie” van het systeem is aangetast. Daar vraagtekens bij zetten, achten ze verwarrend; ze leggen dat helder uit.
Helaas laten ‘de vijf’ Van Heijningens verwachting onbesproken “dat een meerderheid van de bevolking in de hoogontwikkelde landen” zich niet zal verbinden aan radicale alternatieven die het kapitalisme vernietigen en het socialisme opbouwen. Want deze omvorming zal “gepaard gaan met een langere periode van crisis en ontberingen”. Het moet dus anders, volgens hem en anderen. Waar Troelstra ooit hamerde op de geleidelijke, socialistische ingroei in de structuren van de staat, is het de taak van “moderne socialisten” gedoseerd het zogenoemde maatschappelijk middenveld te veroveren. Want daar werkt, woont en leeft deze meerderheid van de bevolking. En hoe wordt die gevangen? Via de grote les van de SP uit de linkse dogma’s van de jaren zeventig: “leren luisteren naar de mensen” (bijdrage van Tweede Kamerlid Ronald van Raak, “Uit de greep van de utopie”). Best een ingewikkelde opdracht die meer spoort met een paternalistisch vóór dan met een zelfbevrijdend dóór de mensen.

Dat het hier om meer gaat dan een pragmatische kwestie – hoe te overtuigen en te organiseren – laat Van Heijningen zien in een bijna achteloze zin aan het begin van zijn betoog. Deze luidt: “Het determinisme van Marx, die het mechanisch karakter van de overgang van het kapitalisme naar het socialisme theoretisch onderbouwde, blijkt niet juist te zijn.” Met zo’n uit de lucht getrokken stelling wordt het moeilijk debatteren. Heel in het kort toch een poging. De keuze voor de sociaaldemocratie die zich uiteindelijk de onmogelijke opdracht geeft om de kapitalistische economie te democratiseren, heeft een lange geschiedenis. Maar de rechtvaardiging van die keuze door Marx gelijk te stellen aan wat wel een stalinistische herziening wordt genoemd, is wat mij betreft te veel gevraagd. Zo’n herziening die het kapitalisme wetmatig voorwaardelijk acht voor de mogelijke komst van het socialisme is inderdaad een reële politiek geweest. Maar dan wel één die het socialistisch alternatief geen goed heeft gedaan.

Ongenoemd en stil

De kracht van de SP, de worteling in de samenleving en de electorale aanhang, blijkt niet gemakkelijk verder te ontwikkelen. Verschillende artikelen in Spanning getuigen daarvan. Zo wordt regelmatig de al verworven politieke democratisering in de vorm van het gekozen parlement als voorbeeld gesteld voor de nog te verwerven economische democratisering. Geert Reuten, lid van de Eerste Kamer, gebruikt hierbij het begrip analogie. Economische democratie is dan “de economische gelijkwaardigheid van ongelijken qua economische visie en economische capaciteiten”. Parallel aan parlement en kabinet gelden dan ‘ook’ voor de nieuwe economie: participatie, openbaarheid, verantwoording, afzetbaarheid en één stem per persoon. Een proces dat begint met de stap voor stap invoering van de gekozen raad van commissarissen. Oftewel, wetgeving die geleidelijk aan het kapitalisme opheft, zij het met steun van een versterkte vakbeweging en een krachtige ondernemingsraad.

Misschien kan het wel zo, of net iets of juist totaal anders. Hoe dan ook, opnieuw een rijpe aanleiding voor een nader debat. En daarmee keert, tot slot, de vraag terug waarom ‘de vijf’ zo veel ongenoemd laten, om maar niet te spreken over de kennelijke stilte van duizenden leden van de SP. Gemakzucht of een uitgekiende selectie zal het niet zijn, behoedzaamheid lijkt aannemelijker. Het is ongebruikelijk, niet aan te bevelen en misschien zelfs niet toegestaan een openbare discussie te voeren over de koers van de partij. Als er meningsverschillen zijn en vooral als die blijven, treden er waarschijnlijk corrigerende mechanismen op die tot voorzichtigheid manen waardoor ook ‘de vijf’ zich hebben laten leiden. Uiteraard is dat hun goed recht, het is hun partij en zij steunen of aanvaarden of morrelen aan de interne regels en gebruiken. De kritiek op de ideeën, en de ideeën zelf, over “democratisering van de economie” krijgen dan wel een bijzondere lading, namelijk dat zij per definitie beperkt zijn door de onvolledige democratie die in de Socialistische Partij heerst.