Ga naar de inhoud

Algemene inleiding: Henk Overbeek, Hoogleraar VU

Deze inleiding vond plaats op een bescheiden conferentie over ‘Links en de Crisis’, waarvan een overzicht hier te vinden is. (nb: de verslagen zijn soms tamelijk telegramachtig genotuleerde en een verkorte en ongeautoriseerde versie van de werkelijke toespraak)

11 min leestijd
Placeholder image

Deze crisis, elke crisis, is op meerder lagen iets aan de hand. Het is geen eenduidige crisis. Bij uitleg in kranten en TV vooral nadruk op korte termijn ontwikkelingen.

Drie thema’s springen in het oog: 1. Hebzucht of zelfs corruptie in de financiële wereld (bankiers, managers, aandeelhouders) – denk aan Enron, Ahold affaires:
2. Gevolgen van doorgevoerde ‘innovaties’, nieuwe instrumenten en produkten die maakten dat de markten steeds instabieler werden – leidde ook tot onverantwoord gedrag bij managers die het belang van het bedrijf niet langer in het oog hadden maar eigen belang:
3. Toezicht op bestaande regelgeving heeft tekort geschoten. Ze hebben niet kunnen ingrijpen  omdat er onvoldoende adequate regelgeving was.

Inmiddels is duidelijk dat er meer aan de hand is dan wat ontsporing in de financiële sector. De problemen waaien ook over naar de reeele economie. Volgens Henk Overbeek is de relatie eerder andersom. Er zitten diepe structurele problemen in de economie en de financiële crisisis is een van de uitvloeisels daarvan. Deze crisis is ook een moment in een lang proces van structurele veranderingen in de economische wereldorde. Er is een verschuiving te zien van het zwaartepunt van de Europese wereld eerst naar Noord Amerika en nu naar Oost-Azië en China. China zal mogelijk op termijn de nieuwe leidende regio in de wereld worden. Dat hangt ook samen met relatieve neergang van hegemonie van Amerika.

Er zijn twee types lange termijn perspectief. Ten eerste de crisis van overaccumulatie. Die verklaart een aantal fenomenen. Maar er is ook een meer politieke verklaring: De crisis als einde van het neo-liberale model zoals we dat sinds de jaren ’70 hebben gehad. Om met dat laatste te beginnen: De opkomst van het neo-liberalisme in de jaren ’70 was vooral een politiek project. Kapitalistische wereldeconomieën maakten een structurele crisis mee – van de welvaartstaat en fordisme. De crisis van de westerse dominantie werd versterkt door de olie-crisis en – boycot. Radicale regeringen in de Derde Wereld stelden hun eisen in een programma voor een ‘nieuwe economische orde’ en eisten fundamentele veranderingen. Het neo-liberalisme was een antwoord daarop. Margaret Thatcher en Ronald Reagan aan de macht markeren de opkomst van het politieke neo-liberalisme. Het is het politiek gemotiveerd offensief van deregulering en privatisering. Terugdringen van de rol van overheden ten gunste van de markt en particuliere winstmotief. Deregulering van internationale kapitaalmarkten.

ook van invloed is de ineenstorting van het BrentonWood systeem van de dollar gekoppeld aan goud. In 1971 kwam hieraan een einde gevolgd door zwevende wisselkoersen. In 1986 was er de (economische) ‘Big Bang’ in London en liberalisering van financiële markten. Het is het programma van belangengroepen uit het Internationale kapitaal. De essentie was het verdiepen van het proces van vermarkting van het maatschappelijk leven. De neo-liberale revolutie bracht groeiende ongelijkheid teweeg.  Ook een toename van mondiale ongelijkheid en inkomensverschillen.

Het neo-liberale project verkeert nu in crisis. Staten nationaliseren banken of garanderen hun werkzaamheid. Je kunt echter niet spreken van de terugkeer van socialisme. Bos bemoeit zich bijvoorbeeld niet met de keuzes en beslissingen van banken. Zij moeten nog steeds als bank in een markt fungeren. Maar staten zijn dus wel opnieuw betrokken en daar zijn politieke eisen aan te verbinden.
Het is verkeerd de crisis te beschouwen als enkel crisis van het politieke project. Er zijn ook structurele ontwikkelingen in de economie. Het is belangrijk te begrijpen hoe dat in elkaar overgaat en de een de ander bepaalt. Sind de jaren ’70 verkeren we in een fase van overaccumulatie. Dat is een situatie waarin het kapitaal geen mogelijkheid heeft om gemaakte winsten nog winstgevender te investeren in de uitbreiding van kapitaalvoorraden. Dat was al aan de orde in jaren ’70 en is nu niet veel anders. Maar in de jaren ’70 was er een sterke positie van georganiseerde arbeid. Kapitaal heeft daarop gereageerd door uitwegen te zoeken en een gemiddelde winstvoet te behalen in buitenlandse investeringen. Kapitaal is verplaatst naar lage lonen landen waar dat produktieproces mogelijk was. Dat is de explosie van investeringen in jaren ’80 en ’90 tot 2000. Toen kwam er een dip en daarna opnieuw een explosie. De groeivoet is sinds ’70 gemiddeld veel lager gebleven dan voor die tijd (van 5 naar 3% per jaar). Na ’75 kwam er een periode van relatieve stagnatie. De groei van arbeidsproduktiviteit is dan ook veel lager dan voor die tijd.

Overbeek onderstreept het belang van de overaccumulatie. Het kapitaal kan niet groeien met  investeringen als voor ’75. Nu worden de kosten verlaagd door het opzoeken van lage lonenlanden. Kapitaal gaat zich richten op investeringen buiten de productieve sector met korte termijn perspectief en speculatieve mogelijkheden om winst te maken. Er is behoefte aan investeringsmogelijkheden tezamen met deregulering. Die twee versterken elkaar. De term financialization is een label om deze tendensen te vatten. financiële expansie vanaf jaren ’70 is het patroon van kapitaals accumulatie waarin winsten vooral in financiële circuits gemaakt worden en niet in handel en goederen. financiële ondernemingen eigenen zich dan ook een groter deel van winstmassa toe wat ten koste gaat van de industrie die kleiner deel weet te verdienen. In VS is het aandeel aandeel van financiële ondernemingen gegroeid van 16 % in 1960 tot 30% nu. Industrie viel terug van 46% in 1960 tot 17% nu. Dat  geeft de verschuiving aan in de balans tussen het financiële kapitaal en het produktieve kapitaal.

Deze cijfers zijn tot op zekere hoogte ook terug te vinden in Europa. Financiële expansie geschiedt niet alleen in deze vorm. Ook binnen het industriële kapitaal is een steeds groter deel van de winst uit financiële transacties zoals bijvoorbeeld bij Siemens of Philips. Bedrijven speculeren met valuta of gaan zelf financiële diensten verlenen – bijvoorbeeld kredieten verlenen door de autoindustrie. Strategische besluitvorming wordt dan ook steeds meer afgestemd op het verdienen door middel van financiële transacties. In de VS is de verhouding tussen winsten uit financiële en niet-financiële transacties toegenomen van 10% in de jaren 50 tot zo’n 50% begin 2000  in een continue stijgende lijn.

Resultaat is een vorm van kapitalisme waarin korte termijn perspectief domineert – casino kapitalisme.
Waarom manifesteert de crisis zich als financiële crisis? De relatieve verzelfstandiging van financiële circuits heeft dat onvermijdelijk gemaakt. De financiële sector is geexpandeerd tot buiten wat nodig zou zijn om de eigenlijke taken te vervullen. Basisfuncties van de economie zijn produktie, distributie en consumptie. In een complexe samenleving heb je een financieel systeem nodig als smeerolie. Door de expansie is de financiële sector uitgegroeid tot boven wat daar voor nodig zou zijn. Het volume van valute transactie is honderd keer zo groot als nodig om handel in goederen te financieren. In de Londense valutamarkt gaat duizend maal zo veel om als nodig zou zijn om de Britse markt te financieren. Het gaat dus niet meer om basale functies. Er treedt een scheiding op van circuits van geldkapitaal en produktief kapitaal. Bij zo’n expansie horen zeepbellen en die barsten vroeger of later. Komt dat nu door gebrek aan goede regelgeving? Of door het niet opletten van toezichthouders? Dat verklaart nog niet waarom die bubbles er zijn in the first place.

Dit is een voorschot voor discussie op de rest van de dag. Waar moeten we naar toe? Overbeek verklaar zelf “geen revolutionair te zijn, eerder een reformist”. Er zijn ook nauwelijks hoopvolle tekenen dat een revolutie aanstaande zou zijn. Er is geen sprake van het onstaan van een politieke beweging. Dat heeft te maken met diep ingrijpend neo-liberalisme  gedurende de laatste 35 jaar; de atomisering van bevolking en arbeidersklasse om een ouderwetse term er door te gooien.

Misschien is dat te zwartgallig. Als het anders kan, wat moet dan de leidende gedachte zijn? Als niet nu wanneer dan wel?. Er is wel een goed alternatief voor zogenaamde grondprincipes. Het is nu tijd om uitbreiding van de markt tegen te houden. Geen verdere privatisering van gezondheidszorg en huurmarkten. Je moet er niet aan denken dat dit korte termijn denken straks ook dominant is op energie- of huizenmarkt. Neo-liberale projecten zijn erin geslaagd om hun principes de status van grondwet te geven. Ze staan niet meer ter discussie en worden gepresenteerd als natuurwet of verankerd in statuten van WTO of de Europese Centrale Bank. Het is nu het moment om dat soort ‘grondwetten’ ter discussie te stellen.

Vraag Serge: Hoe kan zo’n economie blijven groeien?
Vraag van een ‘revolutionair’: In het ultra-linkse milieu wordt de staat als redende engel gezien. Het ziet de staat als eindstadium, maar de staat is geen oplossing.
Vraag ‘liberale vrouw’: In jaren ’80 is de ellende begonnen. De economie zat in het slop maar ook tijd van verstatelijking. Wat vroeger door zuilen werd gedaan in Nederland is overboord gezet. De staat heeft het monopolie gekregen op veel zaken. Monopolisering gaat steeds verder in haar ogen. Is de staat niet juist de veroorzaker van het probleem?

Antwoorden Henk Overbeek:
Om kapitalisme te laten blijven bestaan moet het groeien. Je kan zeggen dat het kapitalisme nooit een oplossing kan bieden voor het klimaatprobleem maar betekent dat dan dat zolang het er nog is we er geen eisen aan moeten stellen? Staten zijn nu bezig met banken nationaliseren en autofabriken te redden of nationaliseren. In theorie wordt het mogelijk om dan produktie van schonere auto’s te eisen.

De staat is inderdaad geen oplossing. Die doet nu een ultieme poging om kapitaal overeind te houden en opereert als ‘gesamtkapitalist’.
Neoliberalisme heeft een ideologie van ontstatelijking maar doet dat in de praktijk niet. De staat treed op in reactie op problemen die het kapitaal zelf niet kan oplossen.

Guus: Islamitische banken zie ik niet omvallen. Kan dat binnen het kapitalisme of is dat van ander orde.
Rhodante: Kun je iets vertellen over de rollen van eerder crises. Waarom is deze zo bijzonder?
Rob Marijnissen: In hoeverre is de huidige crisise ook niet de oorzaak van overproduktie. Uitval van vraag nu en waar komt dat vandaan.
Vraag: In hoeverre is er een stricte scheiding te maken tussen financieel en produktief kapitaal
Peter Polder: Wat is uw inschatting? Duiken we de recessie in?
Mirjam: Concurrentiestijd is institutioneel geworden. De tussenkomst bij de ING was puur om ze terug in de strijd te zetten. Als er meer herverdeling geweest was zou het dan anders geweest zijn?
Jan ter Haar: Rol van politieke partijen. Allemaal hebben ze economische groei in hun programma. Geven hun eigen failliet af om aan te geven wat er aan keuzen zijn.
Ineke Palm: Wat is het perspectief van democratisering van economie en aanpassen van die financiële ‘grondwetten’?

Antwoorden van Henk Overbeek:
Wat belangrijk is, is dat crisis nu in het centrum plaatsvindt. Er zijn daardoor geen vluchtweg meer, het bereikt de kern. Het is structureel van groter belang. Het soort crisis is qua ernst en structureel karakter vergelijkbaar met die van jaren 1930 en gaat dieper dan die van jaren ’80. Het is het einde van een ‘lange golfbeweging’. Het complex van auto-industrie en petrochemische sector, vliegtuigbouw, zijn takken waar de crisis het hardst toeslaat. Het technologische complex lijkt het einde van zijn ontwikkeling te hebben bereikt. Het kunnen niet langer dragende sectoren zijn van kapitalistische expansie. Dat zal eerder gedragen worden door sectoren die zich bezighouden met schone energiebronnen – een kapitalistisch antwoord op de klimaatcrisis. Groen kapitalisme. De crisis zal  betrekkelijk lang duren. In de jaren 30 duurde de krimp ook een paar jaar. Dat werd politiek, sociaal en economisch pas opgelost door de oorlog. Daarom is de kans groot dat we een eriode van onrust tegemoet gaan. Ook zijn er sterke tendenzen naar authoritaire vormen van politiek.
Hij  weet onvoldoende van islamitische banken om daar iets over te zeggen. Niet alle financiële systemen hebben even sterk meegedaan aan die speculatieve praktijken. Ze zitten ook niet opgezadeld met die ‘vergiftigde’ pakketten.

Zijn staten speelbal geworden van concurrentie? Per saldo wordt er in deregulering niet minder geregeld maar er wordt anders geregeld. Kapitaal werd grotere bewegingsvrijheid gegeven. De huidige crisis is anders dan die van de jaren ’30 door de mate van transnationale vervlechting. Een ‘nationale’ oplossing is daardoor niet meer denkbaar. Het uiteenvallen van de wereldeconomie in valutablokken als in jaren 30 zullen we ook niet zien.

How do you distinguish capital fractions? Financieel en produktief kapitaal zijn abstracties die zich niet een op een laten vertalen naar bedrijven. Banken waren in het verleden ook organisator van produktief kapitaal. Ondernemingen zijn er in al die circuits direct of indirect bij betrokken. Om de dynamiek van proces te begrijpen moet je naar onderliggende structuren kijken.

Politieke partijen lijkt me iets voor rest van de middag. Tot dusver is het teleurstellend wat je aan strategische verwachtingsontwikkelingen hoort komen. Wat bij SP frappeert is de relatieve onwil om nog uit te leggen waar de ‘S’ voor staat.