Ga naar de inhoud

Waarom het in de WTO niet lukt

De juni top van de WTO is afgelopen. Opnieuw zonder akkoord. Het is nu uitkijken naar de Algemene Raad van de WTO in de laatste week van juli.

7 min leestijd
Placeholder image

Commentaar bij de onderhandelingen in Genève van Marc Maes, Studiedienst 11.11.11. Het origineel is hier te vinden[1]

Zestig ministers waren naar Genève gekomen in een poging om de Doharonde te depanneren. Sinds zijn lancering in 2001 is die in feite nooit uit zijn startblokken geraakt. Na een halve dag vergaderen op vrijdag zeiden verscheidene ministers al dat ze misschien beter terug naar huis zouden gaan om nog eens goed na te denken en zich klaar te maken voor de Algemene Raad van einde juli.

Vrijdagavond begon een exclusieve informele vergadering van een dertigtal ministers. De verwachting was dat ze de hele nacht zou duren, maar ze was na korte tijd al afgelopen.
Zaterdagmorgen kwamen de ministers opnieuw samen maar een akkoord werd niet gevonden. De discussie spitste zich vervolgens toe op hoe het nu verder moet. Uiteindelijk werd besloten om Directeur-generaal Pascal Lamy de opdracht tegeven om dat uit te zoeken. Dat voorstel werd voorgelegd aan de voltallige vergadering van de WTO-leden (Trade Negotiating Committee) en aangenomen. Ondertussen hielden al de ontwikkelingslanden persconferenties om hun frustraties te uiten: de Doharonde is op zijn kop gezet, zeiden ze, de ontwikkelingsdimensie is ver zoek.

De rest van de vergaderingen die normaal dag en nacht moesten voortgaan tot maandagochtend werden afgeblazen.
Het is de bedoeling dat Pascal Lamy in de volgende week probeert om compromissen te vinden en dat de ministers einde juli terug naar Genève komen.

Waarom slaagt men er in de WTO na vijf jaar nog niet in om een akkoord te bereiken?

* De bluf van de VSA.
WTO-onderhandelingen kan men het best vergelijken met een pokerspel: niet in de kaarten laten kijken, bluffen, de andere aan het twijfelen brengen, liegen, enz. De VSA heeft vijf jaar land zitten bluffen, maar iedereen weet ondertussen dat ze niets te bieden heeft. De VSA vraagt zeer vergaande tariefverminderingen in de landbouw en de handel in industriële producten, maar heeft niets om daartegenover te stellen. De regering Bush heeft geen mandaat om de Amerikaanse binnenlandse landbouwsubsidies te verminderen onder het huidige niveau. Ze bluft dus en vraagt een onmogelijke vermindering van landbouwtarieven met 66% en een vermindering van de industriële tarieven (NAMA) in de ontwikkelingslanden van om en bij de 50-70%.
* De gulzigheid van de EU.
De Europese Unie is niet minder eisend: ze zit op de zelfde lijn als de VSA op vlak van Nama en wil bovendien nog vergaande liberaliseringen in de dienstensector (GATS). Maar de EU is op zijn minst bereid om zelf serieuze toegevingen te doen: ondanks het protest van Frankrijk, zou ze bereid zijn haar landbouwtarieven te verlagen met 51% (tegenover 38% in haar laatste bod van oktober 2005).
* Het probleem voor de EU is dat ze deze landbouwtoegevingen wil ruilen voor vergaande toegevingen in NAMA én GATS. Maar in Hong Kong was beslist dat de WTO-leden pas tegen einde juli een nieuw GATS-aanbod moesten formuleren. Voor de EU valt er dus deze week niets te rapen. Daarom wil Mandelson liever einde juli in de week van de Algemene Raad de knopen proberen door te hakken.
* Sommige waarnemers vragen zich zelfs af of het niet al op voorhand geregeld was om het hele circus van deze week te laten mislukken om op die manier landbouw én Nama én Gats terug samen op de onderhandelingstafel te krijgen.
* Géén eerlijke ruil.
Voor de ontwikkelingslanden blijven de eisen van EU en US veel te vergaand. In de dienstensector is het onevenwicht tussen de capaciteit van de rijke landen en de rest van de wereld veel te groot om een eerlijke ruil toe te laten. Ontwikkelingslanden moeten dus voor hun toegevingen in de dienstensector compensatie vinden in de landbouw. Maar in de landbouw wil het Noorden niet ver gaan, bovendien wil het Noorden voor toegevingen in de landbouw ook nog eens toegevingen in NAMA en dat maakt een mogelijk akkoord véél te duur. Ontwikkelingslanden vinden overigens dat zij eigenlijk niets zouden moeten betalen voor het wegwerken van de handelsverstoringen in de landbouw die al zoveel decennia aanslepen en hen al zoveel gekost hebben.
* Doha is géén ontwikkelingsronde
Ondertussen klagen de meeste ontwikkelingslanden over het feit dat ze uitgesloten worden van de informele en exclusieve gesprekken in Genève; en vooral over het feit dat alle aandacht uitgaat naar de eisen van de groten landen terwijl hun specifieke bezorgdheden voortdurend aan de kant geschoven worden.

-De minstontwikkelde landen klagen dat er sinds Hong Kong niets gebeurd is op vlak van “tariefvrije-quotavrije markttoegang”. De teller is op 97% markttoegang blijven hangen, en juist de overige 3% is voor hen cruciaal;
– De Afrikaanse katoenlanden blijven op hun honger zitten, de Amerikaanse katoensubsidies worden niet aangepakt;
– Het voorstel van de 47 landen van de G33 voor een betere bescherming van hun voedselzekerheid en plattelandsontwikkeling wordt voortdurend aangevallen;
– Er is dringend nood aan nieuwe grondstoffenakkoorden om de inkomens van miljoenen kleine producten te stabiliseren, maar daar is geen aandacht voor;
– en bovendien groeit de twijfel over de gevolgen van handelsliberalisering:

* Liberalisering leidt niet tot ontwikkeling.
De jongste maanden zijn er nieuwe onderzoeksrapporten uitgekomen die te verwachten voordelen van verdere handelsliberalisering sterk hebben verminderd. Van de honderden miljarden van de Wereldbank studies van 2003 is nog slechts een luttele 40 miljard over, die bovendien nog eens slecht verdeeld is, zodat de Afrikaanse en minstontwikkelde landen zelfs netto verliezen zullen leiden (Zie Sandra Polaski, WTO: Winners and Losers; http://www.carnegieendowment.org). Bovendien zijn de kosten van de economische hervormingen die het gevolg zijn van de liberaliseringen nog eens niet mee in rekening genomen.[2]

Deze week kwam het IVVV met een rapport over de mogelijke desastreuze gevolgen die de eisen van het Noorden op het gebied van industriële tarieven (NAMA) kunnen hebben voor de arbeidsintensieve sectoren in het Zuiden (zie www.icftu.org).[3]

Conclusie:
Wat er nu op de onderhandelingstafel van de WTO ligt is géén goede deal voor de ontwikkelingslanden. Het is beter om de hele Doha agenda in de prullenmand te gooien en opnieuw goed na te denken hoe handel kan bijdragen tot duurzame ontwikkeling; in plaats van de offensieve agenda van het Noorden na te blijven jagen.

Het is zeker geen goed idee om de Directeur-generaal van de WTO, oud EU-commissaris Pascal Lamy, meer bevoegdheid te geven en de vrije hand om zelf een ontwerp van akkoord uit te schrijven. Integendeel, alle WTO-leden moeten juist meer betrokken worden en hun standpunten moeten beter gehoord worden, in plaats van hen nog minder te betrekken bij de besluitvorming.

Zie ook persbericht WTO strandt nog maar eens op gulzigheid van rijke landen.

Noten (toegevoegd door Zip-redactie).
[1] Commentaar van Marc Maes РWTO-deskundige van de Belgische ontwikkelingsorganisatie 11.11.11 Рbij de WTO-onderhandelingen in Gen̬ve. Het is geschreven op 1 juli 2006 en te vinden op: http://www.11.be/index.php?option=content&task=view&id=100927
[2] Zie: “Winners and Losers: Impact of the Doha Round on Developing Countries,” door Sandra Polaski, Carnegie Endowment for International Peace, 21 maart 2006 (http://www.carnegieendowment.org/publications/index.cfm?fa=view&id=18083&prog=zgp&proj=zted).
[3] “NAMA simulations for labour intensive sectors in developing countries” (http://www.icftu.org/www/PDF/ICFTUNAMAtariffsimulations.pdf). Zie ook het artikel “ICFTU evalueerde NAMA-voorstellen: Ontwikkeling en werkgelegenheid in ontwikkelingslanden loopt gevaar” elders in deze ZIP.

(Dit artikel was oorspronkelijk op GlobalInfo gepubliceerd door Marc Maes, 11.11.11.)