Ga naar de inhoud

Waarom Black Lives Never Matter in Kampala

Kampala zit nu nog steeds met de meeste gruwelijke vorm van koloniale pandemie: geheugenverlies. Je moet heel diep graven om te weten wat kolonialisme hier betekende. Het komt naar boven als een theekransje, naar King’s College Budo gaan, in Rolls Royces rijden gehuld in hermelijn en parels en “Sir” genoemd worden.

20 min leestijd

(Door A. K. Kaiza, Engels origineel verschenen bij The Elephant, met toestemming van auteur vertaald door Tijn van Beurden/globalinfo.n, foto Nao Lizuka CC2.0/Flickr)

In de acht weken van lockdown had de psychologische compressie van de opsluiting binnen een straal van vijf kilometer een ondraaglijke druk opgebouwd. Ik had bijna dagelijks over het schiereiland Entebbe gelopen en gefietst, maar hoe vaak kun je over hetzelfde meer uitkijken?

Het waterpeil steeg, sprinkhanenplagen overspoelden ons vanuit het noorden. Overal dat virus, terwijl een 70 jarige burger het land de afgrond in sleepte. De generale repetitie voor de Apocalyps in 2020 was, in tegenstelling tot de gezondheid van de wereld, in goede banen geleid.

Naar Kampala gaan was voor mijn gevoel de enige manier om aan de psychische druk te ontkomen. Dat gevoel werd versterkt door de uitdaging om fietsend te gaan. Autorijden mocht namelijk niet, fietsen wel. Het verleidelijke idee van een fietstocht naar Kampala bleef me achtervolgen.

Weggaan was een motief. Een ander motief was de unieke kans om Kampala zonder menselijke activiteiten te zien na een studie van de stad van zo’n vijf jaar. Die kans krijgt nagenoeg niemand in zijn leven.

Rond 1989-1990 was de laatste keer dat alles zo uit evenwicht was. Die jaren markeerden het einde van de periode die begon met de onafhankelijkheid, een periode die ik pas in de latere jaren van mijn verblijf aanduidde als de vierde periode. Tegen 1990 controleerden de krachten van het neokolonialisme die de burgeroorlog financierden de stad, en gebruikten haar om Oost en Centraal Afrika in brand te steken, om zo weer de macht te krijgen over hun voormalige kolonies.

Vanaf de jaren negentig begon de triomferende nieuwe ideologie van het economisch liberalisme de stad om te vormen om de nieuwe wereldmachten te dienen. De banken, ondernemingen en industrieën van de jonge Oegandese staat gingen naar de laagste bieders; de bevolking werd opgezadeld met een oorlog, terwijl de voormalige economische onderdrukkers vermomd als ‘buitenlandse investeerders’ terugkwamen.

Sinds 2015 bestudeer ik de ontwikkeling en expansie van straten in Kampala vanaf de jaren 1870. Elke periode liet zijn specifieke architectonische en planningssporen na in de stad. (Het doel van planning was koloniale exploitatie).

Het jaar 2020 was een historisch keerpunt, dat ongetwijfeld opnieuw de richting van de stadsontwikkeling zal veranderen, een keerpunt dat vergelijkbaar is met de val van de Berlijnse Muur en de instorting van de effectenmarkt in 1873 en 1929. Die voorgaande gebeurtenissen waren de voorbode van de wereldoorlogen van 1914 en 1939. Ze veranderen de wereld, met inbegrip van Kampala.

Het onbedwingbare enthousiasme dat ik had voor mijn Kampala project, was zo moet ik toegeven nogal schaamteloos. De pandemie gaf me een kans de stad te bestuderen als was het een laboratorium-gecontroleerd experiment.

Het is vrij lastig om het kolonialisme te begrijpen. Niet alleen door de complexiteit, maar ook omdat geen twee gekoloniseerde volken dezelfde geschiedenis hebben. In Kampala verwijst het begrip onafhankelijkheid naar een andere gebeurtenis dan wat zich in Karatina afspeelde. Om van een ‘zwarte’ ervaring te spreken is ook lastig. Malcom X, Jomo Kenyatta, Apollo Kagwa, Omukama Kabalega and Yoweri Museveni hadden te maken met verschillende vormen van kolonialisme, en hun houding tegenover imperialisme was zo uiteenlopend, dat enkelen in die groep zichzelf helemaal niet als zwart beschouwden.

Het lastige daarbij is dat in landen zoals Oeganda en steden zoals Kampala, de politieke onafhankelijkheid niet vertaald werd in dekolonisatie. Het antikolonialisme van Ngugi heeft daarom onder de geschoolde zuidelijke elite van Oeganda geen reëele beteekenis. De reden dat deze elite zich verzette en nog steeds verzet tegen de vorming van een Oost Afrikaanse Federatie is toe te schrijven aan het feit dat de koloniale elite van Kampala-Mengo en hun tegenhangers in westelijk Oeganda tot dezelfde sociale en economische klasse van geprivilegieerden behoorden als Lord Delamere. Laatstgenoemde was ook niet enthousiast over dekolonisatie, ook hij werd landheer door het kolonialisme.

Wat in 1962 in Kampala gebeurde was daarom alleen maar een administratieve onafhankelijkheid. Er kwam geen geestelijke (religieuze) onafhankelijkheid. De reden dat vanuit de goed opgeleide zuidelijke elite geen enkele belangrijk schrijver voortkwam die bijdroeg aan de African Writer Series, ondanks het feit dat veel van hen promoveerden, was dat Shakespeare geen probleem voor hen was. Met andere woorden, men streefde geen culturele onafhankelijkheid na in Kampala. Economisch gezien, was de onafhankelijkheid een ramp voor het land.

De reden dat deze elite zich verzette en nog steeds verzet tegen de vorming van een Oost Afrikaanse Federatie is toe te schrijven aan het feit dat de koloniale elite van Kampala-Mengo en hun tegenhangers in westelijk Oeganda tot dezelfde sociale en economische klasse van geprivilegieerden behoorden als Lord Delamere.

Kampala zit nu nog steeds met de meeste gruwelijke vorm van koloniale pandemie: geheugenverlies. Je moet heel diep graven om te weten wat kolonialisme hier betekende. Het komt naar boven als een theekransje, naar King’s College Budo gaan, in Rolls Royces rijden gehuld in hermelijn en parels en “Sir” genoemd worden.

Kampala is daarom een vreemde stad, die veel weg heeft van Johannesburg. In Zuid-Afrika kwamen de Boeren kolonisten ver voor de imperialistische fase van kolonisatie, datzelfde gebeurde ook in Kampala. De Bantoe van Zuidelijk Afrika en Kenia kregen niet te maken met dezelfde vorm van kolonialisme als die van Centraal Oeganda. Daar kwam nog bij dat zich in Kenia een ander soort kolonisten vestigde, dan in Kampala. Daarom moest Joseph Muthee in Karatina voor een andere vorm van dekolonisatie vechten dan Joseph Kiwanuka in Kampala.

De ervaringen van de zwarte bevolking van de VS kunnen op zichzelf koloniaal zijn, maar het was geen imperialisme; ook bij de inheemse Amerikaanse Sioux ging het niet om imperialisme. Kolonialisme was een effectieve genocidale ideologie, waarmee Zuidelijk Afrika, Kenia en de Amerikaanse zwarte bevolking werden geconfronteerd, maar Kampala hoorde daar niet bij, terwijl imperialisme een uitdrukking was van ‘superieure’ Europese cultuur en ‘beschaving’. Slavernij en genocide zijn het tegengestelde van imperialisme, omdat ze eerder willen elimineren dan indruk maken op de inheemsen. Terwijl wat in Bunyoro in Oeganda gebeurde genocide was, zijn de ervaringen van de Mengo elite misschien wel het beste voorbeeld van imperiale kolonisatie.

Omdat de kolonisten die naar Buganda kwamen vertegenwoordigers waren van het Victoriaanse tijdperk op zijn hoogtepunt -een klasse die het burgerlijke ethos en geloof in wetenschap en industriële vooruitgang overnam en emancipeerde van het ‘Europese’ nativisme, het product van een nieuwe vorm van onderwijs van die tijd- veroorzaakte de kolonisatie van Apollo Kagwa en Ham Mukasa een zeer speciaal gevoel van geschiedenis in de hogere kringen van Buganda.

Voor de elite van Kampala was daarom de kolonisatie een voortdurende tea party met Alexander Mackay en de vrouw van de gouverneur. Die party werd toen verstoord door personen als Gouverneur Cohen, Milton Obote and Abu Mayanja Kakyama. Pogingen van de Oegandese onafhankelijkheidsregering om de massa’s te bevrijden van de landonteigeningen zijn nooit goed op waarde geschat. Het werd gezien als een aanval op Buganda in het algemeen, ofschoon de strijd van de boeren en de antikoloniale beweging van Buganda meer anti-Mengo was dan de politiek van Obote. Samen met een gelijksoortige aristocratische groep in Ankole en Toro (die in 1901 de Ankole overeenkomst en in 1900 de Toro overeenkomst met de Britten tekenden) herschreef deze grotendeels Anglofiele/Protestantse elite, die hun mohammedaanse en katholieke naasten naar marginale gebieden verdreef, de onafhankelijkheidsgeschiedenis en weerde aanvallen op haar voorrechten uit de koloniale tijd succesvol af, met als resultaat dat de boeren van Buganda nu minder land hebben dan ze in 1900 hadden. Het stigma dat de onafhankelijkheid van Britse overheersing automatisch leidde naar het verlies van de vrijheid en macht van de bevolking bleef lang hangen. Het feit dat dekolonisatie ook onafhankelijkheid betekende van machtige Afrikaanse/zwarte collaborateurs, is niet goed bestudeerd. Koloniale collaboratie betekende ook dat ze de best opgeleiden waren onder het Britse systeem, en de propaganda oorlog makkelijk oppakten, dank zij hun innige band met de westerse media en universiteiten (Oxford and Cambridge vriendjes). Het resultaat is dat deze aristocratische collaborateurs opvattingen blijven uitdragen die overeenkomen met die van de BBC en Britse universiteiten, dus zo ongeveer van het Britse aristocratische establishment.

Black Delameres (een ter elfder ure door de Britten in het net onafhankelijke Kenia gecreëerde klasse) kan zich slechts tegen het eigen volk richten. Dat gebeurde bij de Luwero oorlog. De tragische ironie is dat zo’n veertig jaar later de boeren van diezelfde Luwero nu bijna al hun land verloren hebben.

Alleen in steden zoals Kampala, waar de zwarte elites het zwarte volk verraadde, dragen presentatoren in een lokaal TV station ‘All Lives Matter’ T-shirts. Daarachter schuilt een hele geschiedenis.

Het is een lastig te ontrafelen geschiedenis. Tegen de tijd dat de pandemie uitbrak, was ik maar tot de jaren 1930 van Kampala gekomen. Zelfs de fietstocht naar Kampala was een rit door de geschiedenis, de 36 km was een ware uitdaging door wat vijf periodes van Kampala op het landschap hebben achtergelaten: in Kisubi, 15 km van Entebbe ontmoeten we de eerste periode van Kampala, met bouwwerken die teruggaan naar 1904. Entebbe zelf, de eerste toegangspoort voor de vroegste Christelijke missionarissen, had een curieuze verzameling oude kerken, het eerste Hoge Gerechtshof (nu de meteorologische school) en een verzameling vroege bakstenen gebouwen die verwezen naar Allidina Visram, de Indiase mogol, een representant van het vroege koloniale mercantilisme.

Het Kisubi gebied had de laatste dertig jaar geen last van de buitensporige landdiefstallen van het Museveni-regime. De grootste landeigenaar is de katholieke kerk (die zelf profiteerde van de eerste grootschalige landdiefstallen van de Buganda-Britse periode rond 1900). Het gebied maakt een kalme, behaaglijke ongehaaste indruk.

Alleen in steden zoals Kampala, waar de zwarte elites het zwarte volk verraadde, dragen presentatoren in een lokaal TV station ‘All Lives Matter’ T-shirts. Daarachter schuilt een hele geschiedenis.

Op weg naar de hogere gronden van Bwebajja, op 20 km afstand, ontmoeten we de laatste, vierde periode. De grote zadelvormige heuvels, die uitkijken over de vochtige valleien, vormen een ruimte die nog open staat voor neoliberale ontwikkeling, met commerciële hypotheken van banken en Akright’s beloftes van een mooie toekomst in buitenwijken, leningen die kunnen worden terugbetaald tijdens een via onderhandelingen vastgestelde periode, gezinnen die opgroeien in tuinsteden. Die dromen zijn zo nieuw dat men nu beton ziet storten, de lucht grijs is van cement en dampt van de activiteiten.

In Bwebajja is eerder sprake van neoliberale bank-ondersteunde landonteigening, dan van uit de koloniale periode stammende religieuze onteigening.

Als de weg eerst daalt en vervolgens stijgt op weg naar Kitende, komen we in een tamelijk verkeersvrij stedelijk, vrij rommelig gebied. En hier, bij deze dicht bewoonde, ongeplande krottenwijken zien we wat de huidige periode betekent.

Wat is trouwens, afgezien van het abstracte concept, een lockdown eigenlijk? Is het de lusteloosheid die je hier ontmoet, die angst beladenheid, die paniekerigheid, angstige ogen die de jouwe zoeken (zoals jij de hunne zoekt) en vragen om hoffelijkheid? Zoals bij een Oegandees van een bepaalde leeftijd, komen delen van de beperkingen vertrouwd over, bijvoorbeeld de angst om verder dan die heuvels te gaan. Het komt ons bekend voor, dat de dynamische geluiden van ondernemingen plotseling verre herinneringen worden.

Wat we ons niet herinneren is de tijd dat de dystopie zo nadrukkelijk aanwezig was. In de donkere dagen van de burgeroorlogen, behield de wereld buiten onze grenzen haar dynamiek, met Nairobi, Toronto, New York, London, Paris, als bakens voor onze hoop buiten onze eigen hel. Van daaruit konden onze naasten een paar dollar sturen. Nu heeft de wereld geen heldere lichtpuntjes meer. De familieleden kwamen ziek en gebroken terug. De wereld is nu een Oeganda van circa 1987.

De mislukkingen van de neoliberale economie waren spectaculair, net als de mislukking van de eerdere originele liberale economische ideologie, die het probeerde te reanimeren.

Hier is Kajjansi, een stad die is volgepakt als een blik sardientjes, met als opvallendste element een beursgenoteerde kleifabriek, die lijkt te spotten met alle omringende armoede. Voor korte tijd voelt Kajjansi door claxongeluiden en lawaai levendig aan. Maar dat is slechts een vernislaagje. De rondlopende mensen vormen een combinatie van nieuwsgierige pandemie toeristen, net als ik, of ouders die hongerige gezinnen ontsnappen.

Bij de 28 km paal in de staalwalserij stad Seguku, begin je Kampala zelf al goed te ruiken. Er hangt een grotere spanning in de lucht naarmate men dichter bij het machtscentrum komt. De afstanden tussen de militaire patrouilles worden steeds kleiner. Er zijn ook meer wegversperringen van de politie. Net als in de vroege jaren 1980, toen de derde periode van Kampala naar zijn einde wankelde, en het zittend regime dat bang was de macht te verliezen, zichzelf bewapende.

Net als toen, leven we in de laatste dagen van een zieltogende ideologie. In de jaren 1980 ging het om de restanten van de koloniale economie. Veertig jaar later, zijn het de resten van de neoliberale – maar ook neokoloniale – economie.

Ik kwam aan in een spookstad en kon er vanwege de trieste aanblik maar een paar uur blijven. Hadden we het in 1990 anders moeten doen, toen het Amerikaanse waanbeeld van overvloed aan ons werd verkocht? Hadden we ons moeten afvragen wat het nut was voor een arm land van The Fresh Prince of Bel Air, Rick Dees Weekly Top 40, shirts, hamburgers en sportzenders? Had al dat geld niet beter besteed kunnen worden aan landbouw en onderwijs?

Na Michael Jackson en Top Gun volgde op een abstractere manier Friedrich von Hayek. Nauwelijks waarneembaar ondermijnde hij het gezonde verstand, en implanteerde in onze jeugd de leugen dat jeans, T-shirts, sneakers en hun houding, ze in Steve Jobs zou veranderen (daarbij verzwijgend dat 400 jaar slavernij nodig was geweest om een oorlogskas op te bouwen die daarvoor nodig was).

Het Sovjet-tegenwicht was weg, Saddam Hoessein en Irak werden het voorbeeld. Welke Derde Wereld leider was gek genoeg om geld te besteden aan gezondheid en onderwijs in plaats van Tom Cruise, Macintosh en basketbal?

Net als toen, leven we in de laatste dagen van een zieltogende ideologie. In de jaren 1980 ging het om de restanten van de koloniale economie. Veertig jaar later, zijn het de resten van de neoliberale – maar ook neokolonial e- economie.

Honderdtwintig jaar geleden was er ook zo’n spanning in Kampala. De sporen van een burgeroorlog waren overal, mensen stierven als vliegen door genocide en ziekte (slaapziekte). Er zijn nog een handvol huizen van aangestampte aarde uit die tijd rond Mengo.

Het is misschien moeilijk te geloven, maar kolonialisme werd in 1900 gezien als een heilzame ideologie, net als de neoliberale gospel van 1990. ‘Oeganda’ werd toen geprezen voor de omarming van het kolonialisme, zoals Museveni werd bejubeld voor zijn ontvangst van het neoliberalisme.

Het tijdperk begon met het afpakken van Afrikaanse landerijen, met name in 1902, toen de Britten, het smoesje gebruikten dat Kagwa naar Engeland moest voor de kroning van Edward VII, en tegen het parlement van Buganda logen dat de premier akkoord ging met het wegjagen van zwarte landeigenaren op Nakasero Hill. Kagwa kon niet klagen, want hij en zijn klasse kregen grote delen van de landdiefstal. (In latere jaren, toen de door Idi Amin onteigende Europeanen en Aziaten werden gecompenseerd, verzweeg de WereldBank dat de Afrikanen van hun voorouderlijke gronden waren verdreven, dat was in lijn met de 19de eeuwse opvattingen dat men niet de slaven maar de slavenhouders moest compenseren. In 2015 betaalde de Bank of England de laatste compensatie aan de slavenhouders).

In ongeveer tien jaar, maakte aangestampte aarde plaats voor ruwe stenen, toen bakstenen, en aan het einde van de periode in de jaren 1920 begonnen de vroegste gebouwen te verrijzen in Kampala, waarvan sommige nog in gebruik zijn.

De spoorweg had Kisumu bereikt. Zwaarder materiaal en hogere tonnages konden over land worden getransporteerd en per schip over Lake Victoria vervoerd. In zekere zin leidde de komst van de spoorweg tot de landroof van Nakasero Hill, en gaf daardoor ademruimte voor de overbevolkte wijken van oud Kampala.

De huidige Namirembe kathedraal is de vierde uitvoering, na de eerdere raffia en riet versies die vernietigd werden door blikseminslag en vertegenwoordigt het beste van deze periode. De Makerere kunstacademie, de overheidsapotheek in Wandegeya, en het ministerie van landbouw in Entebbe, vertegenwoordigen het einde van de eerste periode in Kampala, dat waren de drukke dagen van gouverneur Sir Coryndon, de oprichter van Makerere College.

De jaren na 1927 noem ik de tweede periode van Kampala, het tijdperk van de koloniale consolidatie. Na de Eerste Wereldoorlog, de slaapziekte, en de dood van Sir Apollo Kagwa (in een ziekenhuis in Nairobi), spil in de collaboratiepolitiek en meeloper van het Britse kolonialisme in 1927, volgden de onrustige jaren 1930.

Pas in de jaren 1930 bereikte de spoorweg Kampala, waar de karakteristiekste elementen van de Oegandese steden ontstonden. De kolonie werd winstgevend. Hogere tonnages werden geëxporteerd en grotere installaties stroomden toe.

Experimenten met gewapend beton, toenemenden inkomsten van de plantages, en de triomf van de poll and hut tax (personele en onroerend goed belasting) die de Afrikanen tot ongewilde arbeid dwong, brachten welvaart. Tegen die tijd kwam een nieuw stadsplan klaar, dat het Nakasero gebied omvatte, waarvan de zwarte bevolking al lang was verwijderd. Nakasero Hill blijft grootendeels een jaren dertig openluchtmuseum. De eerbiedwaardige Old K’la Club, nu een Ethiopisch restaurant direct beneden de Gaddafi moskee, verhuisde naar een chiquere buurt, Ternan Avenue and Baker Close, net voorbij het Sheraton Hotel.

Dit was een drukke bouwperiode in de stadsgeschiedenis. (Om een idee te krijgen hoe Kampala was voor de internationale stijl van de jaren vijftig kwam, reis naar Jinja, Mbale and Soroti).

De druk op de Protectorate Zone van Kampala – die de Aziatische en Europese sectoren tot Nakasero Hill beperkte, en waarvan de expansie in de vroege jaren 1900 de invloed van Kagwa ongetwijfeld beperkte – manifesteerde zich langzaam, stukje voor stukje. Het afpakken van het resterende deel van Makerere Hill kostte het leven van premier Martin Luther Nsibirwa.

Het afpakken van Kololo Hill moest wachten op het overlijden van Daudi Chwa in 1939.

Kololo was daarvoor bezet door Afrikanen met boerderijen. Het golfterrein begon als groene zone, want men dacht dat vrouwelijke anophelesmuggen maar 1,3 km in rechte lijn konden vliegen, ze mochten na het steken van een zwart persoon, niet landen op een witte huid, die cordon sanitaire was nodig om het nog Afrikaanse Kololo te scheiden van het Europese Nakasero.

In 1951 bedroeg de gecombineerde Aziatische en Europese bevolking van de Protectorate Zone (die onder aparte wetgeving viel, de Afrikanen vielen onder de ‘Inheemse Wetgeving’) ongeveer 20.000. Die groep kreeg van de koloniale regering een bedrag van een half miljoen pond sterling (nu ongeveer 17,4 miljoen pond) toegewezen voor stadsonderhoudswerkzaamheden in 1951. Het zwarte gebied daaromheen, met naar schatting 200.000 Afrikanen kreeg 16.000 pond (nu in 2020 zou dat een half miljoen pond zijn) voor hetzelfde jaar. Belangrijk daarbij is te beseffen dat alleen de Afrikanen poll and hut tax betaalden.

De impact van landroof, dwangarbeid, afpersing en ongelijke verdeling, en zelfs ongelijkheid voor de wet, zijn nog steeds aanwezig. De lijn tussen de Protectorate Zone en de zwarte nederzettingen ziet men duidelijk bij het oversteken van Katwe/Owino Markt, over het Nakivubo kanaal, of de Sir Apollo Road die Makerere West scheidt van de universiteit. Vanaf een afstand kan men zien welke delen van Kampala zwart en wit waren door te letten op de roestkleur en rijkdom op een kaart.

De komst van de derde periode van Kampala, in de jaren 1950, ging gepaard met een stortvloed van internationale-georiënteerde Bauhaus architectuur. Daardoor werd de jaren dertig Kampala Road grondig aangetast, veel oude gebouwen verdwenen.

Die dynamiek zette zich voort in de vroege onafhankelijkheidsjaren, Uganda House en Apollo Hotel zijn daarvan de beste voorbeelden. Maar het kenmerkende van de vierde periode was eerder de conservatie van de structuren uit de vorige eeuw. De zwarten die de macht kregen gingen regelrecht naar de Protectorate Zone, en sindsdien pakte de officiersklasse elke keer bij iedere staatsgreep een deel van de panden in Nakasero en Kololo. Interessant daarbij is de ‘Kololo residence’ die wordt genoemd in de nieuwe verhalen over soldaten, zakenlieden en meelopers van het Museveni regime.

Daarom zouden we kunnen zeggen dat een periode ontbreekt in de skyline van Kampala, omdat in de jaren 1970, 1980, en 1990 niets belangrijks werd gebouwd. Waar zijn de tegenhangers van Upper Hill, het Hilton Hotel, de Cooperative Bank Tower, of de Lillian Towers van Nairobi?

De komst van de derde periode van Kampala, in de jaren 1950, ging gepaard met een stortvloed van internationale-georiënteerde Bauhaus architectuur. Daardoor werd de jaren dertig Kampala Road grondig aangetast, veel oude gebouwen verdwenen.

De erfenis van die twintig jaar is eerder de achteruitgang van de koloniale erfenis. Hoe kon een stad die gebouwd was door raciale exploitatie dan worden onderhouden toen het onderdrukte ras zichzelf bevrijdde? De kwestie vormt geen paradox. In het buurland Kenia gebeurde dat door afspraken tussen de nieuwe zwarte elite en de eerdere kolonialen. Structurele ongelijkheden werden gehandhaafd en de levens van de Afrikanen veranderden nauwelijks, of verslechterden zelfs.

Dit systeem van samenwerking tussen onderdrukker en bevrijder werd opgezet voor de ontwikkeling van Oeganda. Men noemde dat Structural Adjustment Policies, terwijl men de terugkomst van koloniale economische belangen foreign investment noemde. Het gevolg was hernieuwde landdiefstal en de tweede fase van de grootscheepse Afrikaanse armoede.

Deze keer was de cultuur die de vijfde periode van Kampala kenmerkte Amerikaans, eerder consumptiegericht dan Brits. De hernieuwde ontwikkeling van Kampala begon waar hij ophield in 1951, noord- en oostwaartse expansie (niet naar het westen om conflicten met Mengo te vermijden). De koopcentra, gehypothekeerde buitenwijk-percelen, snelwegen, en ‘Max’ bioscopen duiden meer op een Pax Americana dan een Pax Britannica. De interieurdecoratie, villa’s en zelfs babynamen zijn overgenomen van Amerikaanse TV shows.

Een nieuwe periode begon waarin Will Smith en niet William Shakespeare centraal staat, Joan Collins de belangrijkste auteur is in plaats van Jane Austen, en er geen high tea meer is, maar Coca Cola en patat. Washington wachtte niet om de plaats van Londen in te nemen, en het vorstelijke bezoek van de Clintons in 1997 kwam als een beloning voor de knieval van Kampala, waardoor de Amerikanen zich meester konden maken van de opbrengsten van het Congobekken. Terwijl Kagwa zijn uitstapje naar Londen kreeg door de decimering van Bunyoro, zo won Museveni het bezoek van Washington door de verwoesting van Congo.

Snelle autowegen, gigantische winkelcentra, reclamebureaus, en omvangrijke TV-pakketten, karakteriseren het huidige Kampala. Nieuwe gebouwen weerspiegelen die smaak. De Village Mall, aan de Spring Road-Luthuli Avenue kruising in Bugolobi, waarschijnlijk het beste voorbeeld van de verandering in Kampala 30 jaar geleden, is al zichtbaar als men aankomt vanuit de volgepropte wijken van Delhi Gardens, dat is ingesloten in een historische bubbel net achter het oude politie bureau van Kampala.

Nu de neoliberale vijfde periode van Kampala achter de rug is, begint een periode van onzekerheid. Het is waarschijnlijk de voorloper van een grotere mondiale tragedie, en we kunnen een instorting van de Oegandese staat niet uitsluiten. Alles wijst erop.

Maar toen ik die middag naar Entebbe terugfietste en het landschap bekeek, vroeg ik me af waar de grote winkelcentra als kathedralen van de toekomst door zullen worden vervangen? Welke geweldige nieuwe ideeën zullen mensen hier nu weer brengen en hoe zullen ze het land verdelen?

Ik was er zeker van dat als de huidige meesters van Kampala’s vijfde periode weg zijn, de zesde periode van de stad waarschijnlijk ook niet zal toebehoren aan de gewone Oegandese man of vrouw.