Ga naar de inhoud

Vrijhandel als ‘red herring’ [1]

Recensie van “Vrijhandel is geen wondermiddel, gevolgen van liberalisering in Latijns-Amerika” door Rob Vos, dat eerder verscheen in maandblad La Chispa [2]

11 min leestijd
Placeholder image

Afkomstig uit WTO-Zip nr. 50 van 31 dec. 2004.
(door Wim Dierckxsens [3])

Het artikel van Rob Vos beschouwt de sociale en economische gevolgen van vrijhandelsbeleid in Latijns-Amerika. Hij stelt daarbij de voor- en tegenstanders lijnrecht tegenover elkaar, maar ziet al gauw geen reden om te hard van stapel te lopen tegen vrijhandelsverdragen als de WTO of het op stapel staande regionale FTAA [4]. Op basis van cijfers die de realiteit volledig tegenspreken brengt Vos een positieve relatie aan tussen vrijhandel en groei. De ontwikkeling van de armoede zou een afwijzen van vrijhandel niet rechtvaardigen, maar Vos gaat volkomen voorbij aan de wereldwijd toenemende inkomensconcentratie. En zijn stelling dat vrijhandel tot meer werkgelegenheid leidt is empirisch onhoudbaar.
Vos brengt dan ook geen evenwichtige balans aan tussen voors en tegens van vrijhandel, zoals het artikel wel wil suggereren, maar is een pleidooi zonder objectieve basis voor de vrijhandel. Het is een document, als zovele, dat het belang verdedigt van (in aantal afnemende maar in omvang groeiende) transnationale ondernemingen en het financieringskapitaal. Je zou je zelfs de vraag kunnen stellen wie de opdrachtgever is van het onderzoek van Vos…

Vos haalt weliswaar belangrijke zaken aan, zoals de vrijhandelsverdragen, export, groei, werkgelegenheid en armoede, maar nergens komt de kernvraag naar voren waar het liberaliseringsbeleid nu eigenlijk vandaan komt. Bijgevolg heeft hij het dan ook niet over de beleidsmaatregelen die daar voor nodig waren. Het beleid komt echter niet uit de lucht vallen, maar moet de belangen van het grootkapitaal ten koste van wat dan ook behartigen. Dit motief wil Vos juist verhullen en dat maakt dat hij alleen ogenschijnlijk zaken afweegt om een vooropgezette conclusie te staven.

“Groei?”

Groei is het belangrijkste begrip van Vos en daarom ga ik hier nader op in. Vos stelt dat “meer vrijhandel in bijna alle landen, behalve Brazilië en Venezuela, tot meer economische groei leidt door de stimulans voor exporten.” Dit is een neoliberaal dogma. Zelfs volgens statistieken van de Wereldbank dragen liberalisering en vrijhandel niet bij tot de groei van de wereldeconomie. De sterke groei die de naoorlogse periode kenmerkte neemt juist af in de neoliberale decennia van de tachtiger en negentiger jaren. Na de zeventiger jaren daalt de economische groei in de wereld gestaag. Was de groei nog 4,5% in de jaren zeventig, in de negentiger jaren was dat cijfer gedaald naar 2,9%. Als we afzien van de sterke groei in China, een land dat zich juist door een sterk staatsgeleide en exportgerichte economie kenmerkt, zou het plaatje er nog minder fraai uitzien. Per hoofd van de bevolking is het dalende beeld nog sterker. De groei van het Bruto Mondiaal Product per hoofd (BMP) daalt van 2,1% in de jaren zeventig naar 1% in de jaren negentig en tot minder dan 1% in eerste jaren van dit decennium. Zonder China zou er bijna geen sprake van groei zijn [5]. Ook Latijns-Amerika kende tussen 1960 en 1979 een sterke groei die in contrast staat met het verloren decennium van de jaren tachtig [6] en het verloren lustrum zoals het conservatieve tijdschrift The Economist in “The World in 2005” (pp 60) de periode tussen 1998 en 2002 kenmerkt.

Vrijhandel? Corporate-led globalization!

Vrijhandel heeft dan ook minder te maken met het stimuleren van de groei van de verschillende nationale economieën in de wereld, zoals Vos wel wil suggeren, dan met groei van het grootkapitaal door middel van de concentratie van het wereldinkomen en de bestaande wereldmacht in steeds minder handen. Als we China buiten beschouwing laten, is de armoede in de wereld gedurende het laatste decennium toegenomen van 876 miljoen naar 996 miljoen mensen. De verhouding van het inkomen per hoofd van de bevolking van de 20 rijkste landen tot die van de 20 armste is meer dan verdubbeld. Was deze verhouding in de jaren zestig er een van 53:1; in 2002 was deze verhouding opgelopen naar 121:1. Binnen landen lopen de inkomenscontrasten eveneens op en niet alleen in de arme landen. De 1% rijksten in de VS zagen hun inkomensaandeel oplopen tot 17% van het nationaal inkomen, een percentage dat sinds 1920 niet meer is waargenomen [7]. Het door de Verenigde Naties uitgebeelde steeds bredere champagneglas met betrekking tot de groeiende inkomensongelijkheid in de wereld is kennelijk aan Vos voorbijgegaan. De winnaars stopt Vos weg achter zijn gegevens. Het zou de achterliggende motieven van het vrijhandelsbeleid bloot kunnen leggen. Dat is de bedoeling van Vos kennelijk juist niet. De deelname van de 200 grootste transnationale ondernemingen in het Bruto Mondiaal Product is namelijk tussen 1975 en 1995 verdubbeld van 17% naar 33%. De deelname van de 35.000 grootste bedrijven in het BMP eind jaren negentig bedroeg zelfs 50% [8].

Beleid ins Blaue Hinein

Volgens Vos is het beleid er gewoon, ineens. Terwijl er juist hard aan gewerkt is door de actoren achter de vrijhandelsbevordering en hun instrumenten zoals de SAP’s [9]. De integratie van markten tot één globale markt ten behoeve van transnationale ondernemingen en een vrij opererend financieringskapitaal stimuleert de inkomensconcentratie, maar vergt wel een afbraak van de nationale souvereiniteit. De WTO, het IMF en de Wereldbank hebben zich voor deze taak in Latijns-Amerika ingezet. Tolmuren worden steeds verder afgebroken; staatsbedrijven worden geprivatiseerd; het fiscale beleid komt in dienst te staan van het afbetalen van een steeds groter wordende buitenlandse schuld; buitenlandse investeerders krijgen de loper uitgelegd; het buitenlands kapitaal krijgt een steeds grotere en speculatievere bewegingsvrijheid, etcetera.

Effecten van vrijhandel in Latijns-Amerika

De opdracht van Vos lijkt te zijn om de positieve effecten van vrijhandel in Latijns-Amerika in beeld te brengen. Uit zijn stuk blijkt dat hij zijn best doet om die effecten genuanceerd te beschouwen. Vos concludeert aan de hand van een recente studie in 16 landen uit de regio dat vrijere handel geen garantie is voor stabiele groei, maar gaat er wel vanuit dat het de tendens is. Maar het beeld is bewust vertekend. Het is juist omgekeerd: vrijhandel in het algemeen en zeker in Latijns-Amerika leidt tot afnemende groei. Nationale artikelen worden steeds meer vervangen door producten vervaardigd door steeds minder transnationale ondernemingen. In de supermarkten van Latijns-Amerika moest je in de jaren zeventig met een lantaarn zoeken naar geïmporteerde artikelen. Vandaag de dag wordt dezelfde lantaarn gebruikt om nog nationale producten te vinden. Dit proces leidt niet tot groei noch tot een verruimende werkgelegenheid. Het bewerkstelligt de concentratie van bestaande markten in handen van steeds minder transnationals. Dit opengooien van de economie in de periferie staat in contrast met de beschermende maatregelen voor landbouwproducten in de rijke landen. De export vanuit Latijns-Amerika blijft in de neoliberale periode dan ook achter bij de snelgroeiende import. De export vanuit Latijns-Amerika is wel steeds meer in handen van transnationals. De groei van het grootkapitaal door concentratie van inkomens en markten in steeds minder handen vindt in Latijns-Amerika dan ook plaats via het bevorderen van export en import.

Arme staat

Vos heeft het over groei en bepaalde economische aspecten, zoals export en werkgelegenheid, maar er zijn belangrijke economische zaken waar hij het niet over heeft en die maatgevend zijn voor de positie van staten in Latijns-Amerika. Waar Vos concludeert dat Latijns-Amerika geen sterkere concurrentiepositie heeft verworven ten gevolge van vrijhandel is er sprake van verlies van economische souvereiniteit. Vrijhandel heeft met name tot de groei van de buitenlandse schuld geleid. In 1975 bedroeg de buitenlandse schuld van Latijns-Amerika 80 miljard dollar. De structurele aanpassingspolitiek van het IMF en de Wereldbank hebben niet bijgedragen tot een verlichting van die schuld, deze instituten zijn juist medeplichtig aan het uitmelken van het continent. Dankzij de structurele aanpassingspolitiek bedroeg de buitenlandse schuld in 2002 meer dan 900 miljard dollar ofwel meer dan het tienvoudige van de schuld vóór de liberaliseringspolitiek [10]. Om de oplopende buitenlandse schuld af te kunnen lossen werd er ondermeer op aangedrongen staatsbedrijven massaal te privatiseren. Deze buitenlandse directe investeringen droegen niet bij tot groei, en nog minder tot meer werkgelegenheid; ze leidden juist tot de concentratie van bestaande diensten en markten in handen van vaak buitenlands kapitaal en monopolies. Om de winst in harde munt uit te kunnen voeren, willen de geprivatiseerde staatsbedrijven ook in harde munt innen. De druk op dolarisering van de economie, zoals eerder gebeurde in Argentinië en nu in Ecuador en El Salvador, is daarmee steeds groter. Het gevolg is wel dat zo’n land nog meer autonomie verliest en leeggepompt kan worden. Tevens heeft het geen instrument meer ter beschikking om te devalueren om zodoende beter te concurreren met de omliggende buurlanden.

Arme werkenden

Vrijhandel leidt niet tot (iets) meer werkgelegenheid en (iets) minder armoede zoals Vos wel wil beweren. Volgens gegevens van het ILO is gedurende het laatste decennium de werkeloosheid in de wereld toegenomen en Latijns-Amerika is geen uitzondering. De werkeloosheid op het continent nam toe van 6,9% in 1990 naar 9,9% in 2002 [11]. Dit veroorzaakt een flexibelere arbeidsmarkt met minder arbeidszekerheid en een verlies aan sociale zekerheid. Dalende lonen en langere werkdagen zijn de algemene tendens. Het aanbod van arbeid neemt toe wanneer de vraag juist afneemt. De lonen dalen daardoor nog meer. Met name vrouwen verschijnen vaker op de arbeidsmarkt dan voorheen.
Gezien de afnemende vraag evenwel, wordt er met name meer voor eigen rekening gewerkt. Het percentage economisch actieven in Latijns-Amerika dat tegen lage inkomens als kleine zelfstandige werkt, neemt dan ook gestaag toe. Was tussen 1980 en 1989 het percentage economisch actieven dat buiten de landbouw voor eigen rekening werkte 29%, tien jaar later was dit cijfer opgelopen naar 44% [12]. Lagere lonen, maar meer werkende mensen (met name vrouwen) per gezinshuishouding is het algemene beeld. Op deze wijze weten gezinshuishoudingen een gezamelijk inkomen te vergaren en de armoede met kunst en vliegwerk buiten de deur te houden, maar niet door een door Vos gesuggereerde groei van de werkgelegenheid en verbetering van lonen. Door het steeds groeiend gebrek aan banen neemt de informele sector Рwaar Vos het nergens over heeft Рgestaag toe. Het gebrek aan banen leidt ook tot internationale migratie waar Vos ook al niet over rept. Massale migratie van gezinsleden van armere families naar het Noorden met geldovermakingen naar huis is de andere manier van armoedebestijding die met name in landen als El Salvador, M̩xico, Colombia en Ecuador relatief zwaar weegt.

Eén agenda, meerdere wegen

Het hele verhaal van de komende vrijhandelsverdragen in het continent waar Vos naar toe wil (FTAA en CAFTA [13]) is het gevolg van het spaaklopen van wereldhandelsverdragen sinds 1998 (MAI) en 1999 (WTO). De verdeling van de wereldmarkt liep stuk aan het einde van de jaren negentig en het gevolg is blokvorming. Latijns Amerika moet worden verder worden ingelijfd bij de VS, zoals Oost-Europa bij de Europese Unie. Weliswaar zijn in het Amerikaans continent de verschillen in ontwikkelingsgraad duidelijk veel groter dan in Europa, de effecten zijn echter op grote lijnen dezelfde.

Waar Vos zijn conclusies op baseert blijft een raadsel; mijn bronnen laten iets anders zien. Het siert Vos dat hij een pleidooi houdt voor sociale hervormingen, maar het zal nutteloos zijn zolang de uitgangspunten voor economisch beleid dezelfde blijven. Opvallend aan de uitkomst van zijn pleidooi voor vrijhandel is dat de positieve balans heel minimaal is: “de positieve resultaten van de vrijhandel zijn zacht gezegd zeer magertjes.” Ik beveel hem daarom aan een vervolgstudie te doen naar de positieve resultaten voor transnationale ondernemingen…
Vos blijft als wetenschapper en onderzoeker vooralsnog denken en redeneren binnen het bestaande neo-liberale paradigma. Hij is niet in staat om de contouren van een ander soort economie te schetsen. Maar ja, dat is dan ook de taak van de anders-globalisten.

Noten:
[1] Red herring: misleidende aanwijzing, iets dat de aandacht afleidt van een onderzochte kwestie.
[2] Vos’ artikel verscheen in november 2004 in La Chispa nr 306, het magazine over Latijns-Amerika en de Cariben. Rob Vos is hoogleraar Finance & Development verbonden aan het Institute of Social Studies in Den Haag. Het artikel is te vinden op: http://www.noticias.nl/chispa/num306.html#Vrijhandel
Vos coördineerde een studie in zestien Latijns-Amerikaanse landen, getiteld: “?Quién se beneficia del libre comercio? Promoción de exportaciones y pobreza en América Latina y el Caribe en los 90.” (Co-schrijvers: Enrique Ganuza, Samuel Moriey en Sherman Robinson; bij Alfaomega Publishers in Bogota; 2004; http://www.mail-archive.com/r-caldas@redcaldas.colciencias.gov.co/msg01006.html).
[3] Wim Dierckxsens is doctor in de sociale wetenschappen, lid van het Wereld Forum voor Alternatieven en onderzoeker van het Ecumenisch Onderzoekcentrum voor Latijns Amerika in San José, Costa Rica.
[4] Free Trade Agreement of the Americas
[5] “Por una globalizacíon justa: crear oportunidades para todos” door de International Labour Organisation ILO (p 39, 2004; ISBN 92-2-315426-X) en “La larga crisis de la economía global” door Beinstein (p 114-115, 1999; ISBN 950-05-125909).
[6] “El área de libre comercio de las Américas’, uit het tijdschrift Alternativas Sur van het Centre Tricontinental (p 21, 2003; ISBN M-24461-2003).
[7] International Labour Organisation, 2004:41,47 (zie noot 4).
[8] Beinstein, 1999:60 (zie noot 4).
[9] de Structural Adaptation Programs van het IMF
[10] CETRI, 2003:21 (zie noot 5)
[11] International Labour Organisation, 2004:45 (zie noot 4)
[12] International Labour Organisation, 2004:46 (zie noot 4)
[13] Central American Free Trade Agreement.

Afkomstig uit WTO-Zip nr. 50 van 31 dec. 2004.

(Dit artikel was oorspronkelijk op GlobalInfo gepubliceerd door Wim Dierckxsens/WTO.Zip.)