Ga naar de inhoud

TWN over landbouwakkoord

De Third World Movement is een van de meest toonaangevende organisaties als het gaat om kritiek op de WTO en een mogelijk landbouwakkoord. Guus Geurts interviewde dhr.Rajamoorthy.

7 min leestijd
Placeholder image

(door Guus Geurts, bewerkt door Rob Bleijerveld)

Guus Geurts reist rond in Azië en maakt reisverslagen. Hij beschrijft daarin ondermeer de standpunten van boeren en maatschappelijke organisaties ten aanzien van het landbouwthema en de WTO. In Penang, Maleisië, interviewde hij onlangs dhr. Rajamoorthy van het Third World Network (en redacteur van hun blad ‘Resurgence’). Hij geeft de standpunten weer van TWN over Landbouw. Ook komen aan bod het perspectief van gezamelijk optreden van ontwikkelingslanden in de WTO, concurrentie tussen boeren in het Noorden en Zuiden, het ILO-verdrag, vakbonden en migratie. Het volledige reisverslag zal binnenkort te vinden zijn via: http://guusgeurts.tripod.com

“Het volgende is gedeeltelijk gebaseerd op een interview dat ik had met dhr. Rajamoorthy van Third World Network (TWN) en ik vroeg hem welke problemen ze ermee hebben en welke aanbevelingen ze doen ter verbetering. Een ander deel is afkomstig uit een artikel van Martin Khor van TWN in het blad ‘Resurgence’ van mei dit jaar.

Problematisch

Het Third World Network vindt dat het WTOLandbouwakkoord een probleem is voor boeren in ontwikkelingslanden. De ontwikkelde landen kunnen door allerlei regelingen binnen dit akkoord hun markten beschermen, terwijl ze ontwikkelingslanden dwingen om meer te liberaliseren.
Zo worden ontwikkelde landen door de WTO-akkoorden bevooroordeeld in plaats van dat een speciale en gediferentieerde behandeling toegekend wordt aan ontwikkelingslanden. Verder kunnen ontwikkelde landen door gegoochel via uitzonderingsregelingen (‘boxen’) hun subsidies handhaven. Die zijn dan ook gestegen zijn sinds de Uruquay-ronde. De nadelen van deze subsidies zijn: ze houden producten vanuit het Zuiden tegen op Noordelijke markten, dit geldt ook voor andere markten. Het meest ernstig is dat ze dumping mogelijk maken op markten in ontwikkelingslanden en zo de bestaanszekerheid van boeren vernietigen. Via de Structurele Aanpassing Programma’s van de Wereldbank en IMF hebben veel ontwikkelingslanden al hun importheffingen moeten verlagen, dit geldt ook voor hun subsidies. Verder moesten ‘marketing boards’ en opkoopprogramma’s vanuit de overheid worden opgeheven. Alleen ontwikkelde landen mogen ‘special safeguard-maatregelen’ nemen tegen dumping; dit geldt dus niet voor ontwikkelingslanden die dit juist het hardst nodig hebben.

Aanbevelingen van TWN

De ontwikkelingslanden zouden hun importheffingen voor voedselproducten en voor producten die hun kleine boeren ook telen niet verder meer hoeven te verlagen. Indien nodig moeten heffingen zelfs weer verhoogd kunnen worden, ter bescherming tegen dumpen. Afhankelijk van de staat van ontwikkeling van het ontwikkelingsland en haar landbouw, moeten landen vrij worden gelaten om te liberaliseren als men wel de concurrentie op de wereldmarkt aan kan.Voor genoemde producten moet het ook mogelijk zijn om subsidies te verstrekken in eigen land. Voor andere producten die van strategisch belang zijn voor deze landen moeten genoemde maatregelen ook genomen kunnen worden. De ‘special safeguard-maatregelen’ tegen dumping moeten ook genomen kunnen worden door ontwikkelingslanden.Zolang de subsidies in het Noorden gehandhaafd blijven, moeten ontwikkelingslanden kwantitatieve beperkingen kunnen opleggen aan de import van voedselproducten en producten die hun kleine boeren ook telen. De voorwaarden die Wereldbank en IMF aan hun leningen stellen moeten het weer mogelijk maken dat men importheffingen kan opleggen, subsidies kan verstrekken en opkoopprogramma’s vanuit de overheid kan gebruiken.
Het Noorden moet zijn markten openen, via het verlagen van hun importheffingen en het stoppen van subsidies (zoals voor katoen, tabak en suiker). Ook om dumping te voorkomen moeten de subsidies in het Noorden dus beëindigd worden. Ook moeten importquota (voor bijv. textiel) worden opgeheven. Buiten de WTO om moeten er organisaties worden opgezet die via quantitatieve maatregelen zorgen voor een prijsstabiliserend effect voor belangrijke gewassen als koffie en cacao.

De positie van TWN en de ontwikkelingslanden

Het Third World Network wil binnen de WTO veranderingen proberen te bewerkstelligen. Men noemt zich een reformistische organisatie en is niet zo radicaal als Via Campesina en Focus on the Global South die van het AoA afwillen. Rajamoorthy erkent dat de standpunten van de overheden in ontwikkelingslanden het uitgangspunt vormen van TWN, omdat die de onderhandelingen voeren. Opheffing het Landbouwakkoord van de WTO zou een instrument ontnemen aan ontwikkelingslanden om via de WTO nog enig voordeel te behalen. Hoewel, volgens Rajamoorthy blijkt uit niets dat er nu een ontwikkelingsronde aan de gang is….

De politieke ontbreekt bij de meeste ontwikkelingslanden om lang als een blok samen te spannen tegen de ontwikkelde landen. Hoewel er in de aanloop van de conferentie veel kritiek geleverd wordt, zullen velen toch weer onder druk gezet worden om in te stemmen met het door de ontwikkelde landen opgestelde ‘akkoord’. Als enkele landen over stag zijn gegaan, raken andere landen in paniek, en zijn bang om geïsoleerd te raken. Ook hebben de ontwikkelingslanden natuurlijk onderling verschillende belangen. Zo zijn er voedselexporteurs, voedselimporteurs en landen die vooral hun landbouw willen beschermen. Volgens Rajamoorthy zal uiteindelijk vooral uitgaan van de eigen nationale belangen.

Ontwikkelingslanden zijn niet meer zo ‘machtig’ als in de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw, toen er sprake was van ‘The New International Economic Order’ om ontwikkelingslanden ook een faire kans te geven. Ook is het Noorden sinds het einde van de Koude oorlog niet meer geïnteresseerd in de ontwikkelingslanden. In dei periode was er namelijk altijd een kans dat een land zou overlopen naar het Oostblok. Ok door de schuldencrisis zijn ontwikkelingslanden meer afhankelijk geworden.
Op de lange termijn, en buiten de WTO, moet volgens hem wel gekozen worden voor biologische landbouw en voor geschikte bedrijfsvormen.Hoewel hij wereldwijde concurrentie tussen boeren en arbeiders afwijst kiest hij nu voor pragmatisme. Hij erkent dat ook Noordelijke kleine boeren lijden onder dit WTO-akkoord, of zullen lijden als hun markten worden geopend voor bijvoorbeeld suiker. Maar men kan niet verwachten van een organisatie in het Zuiden, dat men gaat protesteren tegen het einde van gezinsbedrijven in het Noorden. Er is sprake van twee gevechten; een gevecht binnen de WTO en een gevecht in elk land zelf. Dit laatste noemt hij een klassestrijd, die mensen in hun eigen land moeten voeren. Bijvoorbeeld tussen exportgerichte landbouwbedrijven die willen liberaliseren en hun vertegenwoordigende landbouworganisaties, en organisaties van boeren die vooral hun gezinsbedrijven willen beschermen tegen de onzekerheden van de wereldmarkt.

De situatie rond Noordelijke vakbonden maakt, volgens hem, nog eens duidelijk dat er geen sprake is van een internationale arbeidersbeweging. Vakbonden zitten momenteel zelfs aan tafel bij de G8, hij noemt hen colaborateurs. “They are integrated in the international power structure, which is unjust. They don’t see the G8 as a richman’s club.” De socialistische slogan ‘Workers and oppressed nations unite’ is volgens hem dan ook niet meer van toepassing. In plaats van te kiezen voor een protest tegen de liberalisering van kapitaalstromen, waardoor men ook banen in eigen land kan houden, maakt men deals met het bedrijfsleven. Hij is dan ook sterk tegen het opnemen van ILO-voorwaarden in de WTO. Hiermee wordt de protectie van het Noorden mogelijk, maar tevens krijgt men een middel tot chantage in handen. Als zuidelijke landen hun wensen niet volgen, kunnen ze dreigen betreffende land voor het WTO-panel te dagen, omdat men producten exporteert die niet aan de ILO-standaarden voldoen. Volgens hem moeten we proberen de WTO zo klein mogelijk te houden, en niet uit te breiden met allerlei onderwerpen. Wel is hij voor een grotere macht van ILO- en andere VN-verdragen (met behulp van de mogelijkheid tot het opleggen van sancties) ten opzichte van WTO-verdragen. Dit zou bijvoorbeeld de exploitatie van (illegale) migranten kunnen voorkomen. Er is dus geen sprake van een vakbeweging die ten opzichte van de WTO als een gezamenlijk front optreedt.

Einde interview.

Net als bij arbeiders lijkt een gezamenlijk front van boeren tegen de WTO vanuit het Noorden en Azië te ontbreken. Dit komt vooral ook omdat er een groot gebrek is aan boerenorganisaties in Azië. Er is nog veel werk te verrichten op dit gebied, en ook weten boeren in bijvoorbeeld China, Cambodja en Vietnam nog niet wat hen allemaal boven het hoofd hangt. Wel zijn er een aantal aan Via Campesina gelieerde organisates in Indonesië, Laos, de Filippijnen en India. Zo is er in het verleden al een grote groep Indiase boeren (tegen genetische manipulatie) in Europa op bezoek geweest. Ik hoop dat ik een later stadium de boerenorganisaties in Indonesië en Laos kan opzoeken, om onder andere hun mening hierover vragen”.

Guus Geurts
vrijwilliger XminY
vanuit Penang Maleisië
8 september 2003

(Dit artikel was oorspronkelijk op GlobalInfo gepubliceerd door Guus Geurts.)