Ga naar de inhoud

Trump’s soort nationalisme werkt al eeuwen voor elites

Trump personificeert als geen ander de remedie van de elite tegen het klassenbewustzijn van het volk: het nationalistische idee dat burgers, staat en bedrijfsleven één gemeenschap vormen met dezelfde belangen en vijanden.

14 min leestijd

(Door Alexander Beunder, economie links, Illustratie: Een pro-Trump bord in Californië tijdens Trump’s verkiezingscampagne in 2016. Bron: Wikimedia)

In het belang van de campagnes van links tegen rechts, moet links enkele hardnekkige historische mythes ontkrachten.

In elk conflict zijn historische feiten en mythes immers belangrijke wapens.  “Wie de geschiedenis controleert, controleert het heden”, schreef de Engelse schrijver George Orwell in zijn boek 1984 (1949).

Twee kernwaarden van Donald Trump en andere opkomende rechtse krachten: het nationalisme en de vrijemarkteconomie.

Laten we dezen eens uitvoerig onder de loep nemen, door te beginnen met het ontstaan van de door Trump zo geliefde markteconomie.

De Grote Transformatie

Vrije-marktadepten van vandaag koesteren het romantische beeld dat de vrijemarkteconomie ontstond vanuit een vrijheidsdrang van het volk. Zij zien het ontstaan van de markteconomie als het succes van volksopstanden tegen feodale elites.

Dat is, zacht gezegd, een erg geromantiseerd beeld.

In het Westen ontstond de afgelopen eeuwen de markteconomie. Het waren eeuwen gekenmerkt door een groei van de wereldbevolking, materiële welvaart en technologische innovatie, maar ook sociale ellende zoals inkomensongelijkheid, armoede, milieuvervuiling, lange werkdagen.

En eenzaamheid, als gevolg van het individualisme van de markteconomie.

In de middeleeuwen was de grens tussen woning, gemeenschap en het economisch leven niet zo scherp. Productie vond vaker plaats binnen gezins- of dorpsverband. Veel families produceerden destijds kleding binnen hun eigen woningen en voedsel op hun eigen gronden. Boeren lieten hun vee grazen op gemeenschappelijke gronden (de “commons” in Engeland of de “meent” in Nederland) en beperkten overbegrazing in overleg met elkaar.

greenwich_heritage_centre_temporary_exhibition_plumstead_-_6
Plumstead, een “common” in het huidige London, rond 1845. Bron: Wikimedia

Het middeleeuwse bestaan kende voor- en nadelen (zoals het gedeeltelijk moeten afstaan van de oogst aan de landheer), maar het punt hier is dat een groot deel van de bevolking deel uitmaakte van een gemeenschap met stevige sociale banden, een soort gedeeld economisch belang, gemeenschappelijke gronden voor zelfvoorziening en enige mate van autonomie.

Bepaalde vrijheden waren beperkt. Men had bijvoorbeeld aanzienlijk minder keuzes wat betreft hun beroepen of hun consumptie. Maar smachtte men naar een radicale transformatie van de samenleving richting een vrije-markteconomie?

Het waren juist machten van bovenaf – de staat en de industrie – die achter de “Grote Transformatie” stonden. De geboorte van de “laissez-faire” markteconomie werd van bovenaf “afgedwongen door de staat”, aldus de Hongaarse economisch historicus Karl Polanyi in het boek The Great Transformation (1944). De exporterende textielindustrie van Engeland pleitte voor de vermarkting van gemeenschappelijke gronden, opdat hier wol kon worden geproduceerd. En de stedelijke fabrieken juichten het toe dat voormalig zelfstandige boeren door het verlies van hun gronden veranderden in een groot aanbod van goedkope arbeid op de arbeidsmarkt.

Het felle verzet tegen de markteconomie kwam voor een groot deel juist van onderop – van boeren, ambachtslieden en de armeren in het algemeen. Vanuit bijvoorbeeld opstandige Engelse landbouwgemeenschappen die zich verzetten tegen de omheining en vermarkting van hun gemeenschappelijke gronden, wat hun zelfvoorziening belemmerde en hen dwong te werken voor een loon in de stedelijke industrie (destijds nog beschouwd als “loonslavernij”).

5981935391_0a8bf02f9c
Een foto van verzet tegen de omheining van de gemeenschappelijke gronden van de “Plumstead Common”, in 1876. Uit protest worden de geplaatste hekken uit de grond gegraven. Bron: Flickr.com

Het verzet van onderop was niet opgewassen tegen de politieke machten achter de Grote Transitie en hun vaak gewelddadige onderdrukking. Verzet remde soms het tempo van de transitie af maar veranderde niet de richting ervan, aldus Polanyi.

De markteconomie breidde zich uit. Eerst in het Westen en later in de hele wereld.

Nationalisme

Het ontstaan van de markteconomie ontwrichtte de middeleeuwse sociale structuren volledig. Gemeenschappen, dorpen en families werden door de (opgelegde) wetten van de markt uit elkaar gedreven. Waar men voorheen gezamenlijk en in enige autonomie de grond bewerkte of textiel weefde, werden mensen in de markteconomie losse radertjes in fabrieken en elkaars concurrenten – als werkzoekenden op de arbeidsmarkt, of als ondernemers binnen het bedrijfsleven.

Nieuwe vormen van eenzaamheid ontstonden, nu sociale interacties werden gereduceerd tot economische transacties en mensen zich gedwongen zagen te handelen als een egoïstische homo economicus.

Altruïsme wordt in een markteconomie immers niet beloond maar juist financieel beboet. De maatschappelijk verantwoorde consument wordt financieel beboet met hogere prijzen. De werkzoekende die een andere werkzoekende voor laat gaan wordt financieel beboet met een lager inkomen. De oprecht maatschappelijk verantwoorde ondernemer wordt nog altijd financieel beboet met lagere winsten of zelfs een faillissement.

Maar de mens bleef een sociaal dier met een behoefte aan een gemeenschap. Een behoefte lid te zijn van en bij te dragen aan het welzijn van een groter sociaal geheel. Deze behoefte moest, links- of rechtsom, worden vervuld.

Het nationalisme werd in het leven geroepen. “Zie jezelf als een burger van een natie”, zei de staat. “Een natie met een gedeelde cultuur en gedeeld belang”. “Wees trots op het bedrijf waar je werkt”, vertelden ondernemers hun werknemers. “Je bent lid van een succesvolle onderneming en je draagt bij aan het nationaal BBP en de welvaart van het land”. “Wijd je aan je gezin en je geloof”, zei de kerk, “want het gezin is de hoeksteen van de samenleving”.

“En schaam je niet voor je egoïsme”, vertelden economen de ondernemers, “want binnen de markteconomie brengt het egoïsme jullie innovatieve kwaliteiten naar boven waar de gehele samenleving uiteindelijk van profiteert”. Zelfs het egoïsme van de zakenman kon zodoende beschouwd worden als een maatschappelijk betrokken daad. “Greed is good”, in de woorden van zakenman Gordon Gekko in de film Wall Street (1987).

Klassenbewustzijn

Het grootste gevaar voor de elite was dat burgers zichzelf vooral zouden beschouwen als lid van een (internationale) arbeidende klasse. Ze zouden zomaar de heersende machten – de staat, bedrijfsleven en kerk – tot vijand kunnen verklaren als consumenten van de gestolen vruchten van hardwerkende “loonslaven”. De realiteit was immers zichtbaar voor iedereen: de arbeidersklasse werkte veel maar consumeerde weinig, terwijl de elite relatief weinig werkte en veel consumeerde.

Het besef deel uit te maken van een arbeidende klasse, uitgebuit door een bezittende klasse, was hardnekkig en moeilijk uit te roeien in het industrialiserende Westen. Het werd door marxisten het “klassenbewustzijn” genoemd. Het bestaat overigens ook aan de andere kant van de klassestrijd: veel ondernemers hebben eveneens instinctief een klassenbewustzijn en beseffen dondersgoed dat hun inkomen voortvloeit uit een uitbuiting van de arbeidersklasse.

Het klassenbewustzijn bleek vooral een gevaar voor de elite wanneer het groeide onder de arbeidende klasse. De “klassenbewusten” keerden zich vaak tegen de bazen in hun bedrijven, de religie van de kerk en vaak (maar niet altijd) tegen het nationalisme van de staat. Ze pleitten voor solidariteit in plaats van egoïsme. Ze streefden naar een “klasseloze” samenleving, richtten daarvoor politieke partijen op en bedreigden de bezittende klasse met onteigening van hun kapitaal. “Utopisten” werden ze ook wel genoemd. Ze werden gevreesd en daarom onderdrukt met gevangenisstraffen, buitengerechtelijke executies en verbanning. Econoom Karl Marx, anarchiste Emma Goldman, Hollywoodster Charlie Chaplin en de linkse Black Panther activist Fred Hampton – allen slachtoffers van hevige repressie.

De Utopisten ervaarden niet alleen persoonlijk leed, maar ook gevoelens van warmte en saamhorigheid. Lees bijvoorbeeld de getuigenissen van deelnemers aan deze bewegingen in het verleden (of neem er zelf aan deel in het heden) en ervaar de solidariteit die er heerst – met elkaar en met anderen op aarde. Je beseft direct: er is geen religie, kerk, of nationalisme meer nodig tegen de eenzaamheid en het individualisme van de markteconomie. De beweging kent niet alleen sterke principiële overtuigingen maar ook een warm gevoel van gemeenschap. Dit maakt zo’n beweging zo aantrekkelijk én gevaarlijk voor de status quo.

2008

Gezien de verschillen tussen arm en rijk nog steeds zichtbaar zijn, is het klassenbewustzijn nog steeds niet uitgeroeid. Zelfs niet in het rijkere Westen, waar een relatief grote middenklasse bestaat.

Zie de internationale kredietcrisis van 2008 die het rijke Westen hard trof, het gevolg van speculatieve zeepbellen gecreëerd door de investerende klasse. Het was voor iedereen zichtbaar hoe topbestuurders van failliete banken met gouden handdrukken naar huis mochten, terwijl de lagere inkomensklassen werden opgezadeld met de kosten van de kredietcrisis; hun belastinggeld werd gebruikt om failliete banken te redden, sociale voorzieningen werden wegbezuinigd, duizenden werden ontslagen en lijden tot op de dag van vandaag onder torenhoge hypotheekschulden zonder hiervoor een “bail-out” te hebben ontvangen.

De banken waren too big to fail. Armere burgers waren too small to save.

Ondertussen heeft het meerdere malen op de voorpagina’s gestaan hoe het bedrijfsleven jaarlijkse ongestraft voor miljarden aan belastinggeld ontduikt. Ondertussen zijn tientallen boeken gepubliceerd over de groeiende kloof tussen arm en rijk – sommige boeken werden bestsellers zoals Capital in the Twenty-First Century (2013) van de Franse econoom Thomas Piketty.

Het is nog steeds (en steeds meer) algemeen bekend dat de vruchten van de markteconomie ongelijk verdeeld worden.

De gemeenschappelijkheid waarin burgers dienden te geloven – de gemeenschappelijkheid van de natie en het bedrijfsleven – wordt daarom weer sterk betwijfeld. Want waaruit bestaat ons gemeenschappelijk belang precies, als een deel van de bevolking door schulden in armoede belandt, terwijl machtigere schuldenaren door de staat worden gered met kapitaalinjecties? 

Vanaf september 2011 bezetten duizenden mensen pleinen van grote steden, van New York tot Amsterdam, met tenten. De beweging heette Occupy en hun boodschap luidde: “Wij zijn de 99% en gaan de strijd aan tegen de rijkste 1%”. Het was een internationale opstand want de Occupyprotesten beperkten zich niet tot één land of het Westen. Bovendien putte de Occupybeweging inspiratie uit vormen van protest uit de eerdere “Arabische lentes”. Het draagvlak voor Occupy bleek groot. In de VS bleek uit een peiling dat 59% van de Amerikanen achter hun doelstelling stond. Ook in Nederland bleken zes op de tien Nederlanders volgens een peiling van Maurice de Hond achter de boodschap van het protest te staan.

Het waren verontrustende tijden voor degenen die een nieuwe opleving van het (internationale) klassenbewustzijn vreesden.

Trump

Tegenwoordig lijkt het nationalistisch gemeenschapsgevoel aan de winnende hand. Zie de overwinning van Trump, de Brexit, de populariteit van Wilders in de peilingen en de nipte overwinning van links op extreem-rechts in Oostenrijk in 2016.

Wat verklaart deze heropleving van nationalistische sentimenten?

Ten eerste worden gevaren van buitenaf voortdurend uitvergroot door politici en media, zowel in Europa als de Verenigde Staten. De Islam, de vluchtelingen, de Mexicaanse immigranten, de Polen, de Turken, Iran, de Marokkanen; allen een gevaar voor volk en vaderland. Onderling, binnen de natie, moet de strijdbijl begraven worden. Na Parijs, Nice, Theo van Gogh, klonk steeds de oproep: Eenheid! De vermeende dreiging van buitenaf is een effectieve methode om welke gemeenschap dan ook nader tot elkaar te brengen. De mens, groepsdier als geen ander, is hier bij uitstek vatbaar voor. De ironie is dat deze eenheid in het geval van de Trumps en Wilders in deze wereld beperkt is tot een enkele (witte) groep en daarom noodzakelijkerwijs conflict nodig heeft met alles dat hier buiten valt.

Ten tweede wordt strategisch ingespeeld op de wrok van burgers over de groeiende kloof tussen arm en rijk, tussen machtigen en machtelozen, maar dan zonder een klassenbewustzijn aan te wakkeren.

Vooral in de VS neemt dit wonderlijke vormen aan. Hier zijn het miljardairs zelf die de vlaggen van het nationalisme voor de ogen van het volk wapperen. Donald Trump voorop, inmiddels omringd door een kabinet van miljardairs. “Trump’s billionaire cabinet” wordt het in de media genoemd. Toch is zijn boodschap dat hij opkomt voor de hardwerkende arbeiders en zich tegen de gevestigde orde keert. Hoe verkoopt Trump dit aan zijn publiek?

Trump keert zich tegen de gevestigde orde, maar bedoelt hiermee niet de bezittende klasse in het algemeen. In Trump’s visie is er een goede bezittende klasse en een slechte bezittende klasse. De goedzakken (zoals hijzelf) zorgen voor banen in de VS. De slechteriken verplaatsen hun fabrieken naar China en Mexico. Het bestaan van economische klassen is op zichzelf geen probleem in Trump’s visie, zolang bedrijven maar patriottisch verantwoord ondernemen. En Trump belooft, eenmaal president, hun daartoe te dwingen. “The free market works—it just needs leadership”, aldus Trump.

Trump bedreigt de status quo niet. Integendeel. De mythe die hij heeft gecreëerd voorkomt juist dat de markt, het bestaan van klassen en de macht ter discussie komen te staan. Miljardair Trump personificeert als geen ander de nationalistisch mythe dat burger, staat en bedrijfsleven dezelfde belangen delen (onder het juiste leiderschap) en onderdeel zijn van dezelfde gemeenschap: de nationale belangen van een nationale gemeenschap.

Zijn strategie werkte. Trump, voor links een haast karikaturale klassenvijand, wordt door vele Amerikaanse burgers inmiddels beschouwd als hun vertegenwoordiger van een gedeeld economisch, politiek en cultureel belang. Trump won de presidentsverkiezing van 8 november dankzij de stem van zo’n 63 miljoen mensen (46,1 procent van de stemmers).

Rechts

De heropleving van rechts heeft – vanuit een links, humaan perspectief bekeken – dramatische gevolgen.

Het gemeenschapsgevoel dat rechtse, nationalistische politici oproepen verzacht tijdelijk het gevoel van sociale uitsluiting en eenzaamheid, waar mensen vooral tijdens economische stagnatie vatbaar voor zijn. Men voelt zich trots een onderdeel van een hardwerkend volk en ontvangt wellicht een kleine beloning voor hun stem op rechts – een sociale voorziening hier, wat werkgelegenheid daar.

Maar buitenstaanders hebben logischerwijs geen plek in deze gemeenschappen. De discriminatie en uitsluiting van minderheden zal ongetwijfeld wredere vormen aannemen. Zie het plan van Trump om moslims te registreren en (tijdelijk) te weren uit de VS en miljoenen Mexicanen te deporteren. Zie de belofte van Wilders om te zorgen voor “minder Marokkanen” en minder vluchtelingen in Nederland. De vermeende dreiging moet zover mogelijk buiten de deur worden gehouden (en strandt momenteel al duizenden keren per jaar op de Middellandse Zee of de Rio Grande).

Maar ook voor de voornamelijk witte burgers die wél tot de gemeenschap worden gerekend (tot “ons” in de woorden van Wilders) zijn er kosten. Het miljardairs-kabinet van Trump zal de groeiende economische ongelijkheid en de armoede onder werkenden niet werkelijk bestrijden (noch Wilders, Farage of Le Pen). Een minderheid van bezitters en bestuurders blijven zichzelf een groot deel van de materiële welvaart toe-eigenen, geproduceerd door een grote werkende klasse. Deze klassekwestie vraagt om grondige economische hervormingen maar wordt ondergesneeuwd door nationalistische sprookjes.

Links

Links moet op verschillende fronten de aanval in.

Ten eerste door het giftige gemeenschapsgevoel dat door rechtse nationalisten wordt aangewakkerd te ondermijnen. Laten we niet bang zijn voor polariserende woorden maar de juiste soort polarisatie aanwakkeren. Door het neoliberale marktfundamentalisme, de op winst beluste, belastingontduikende machten aan de Zuidas en elders en de visieloze technocraten uit Den Haag de deur te wijzen, bevrijden we ons van de mythe dat de natie een gemeenschap is met gedeelde belangen.

Ook al lijkt de gemeenschapszin van “de natie” sterker dan ooit. Open de krant: de economische realiteit levert ons voortdurend munitie om deze illusie te doorbreken.

Ten tweede door het cultiveren van een gemeenschapszin die inclusief is en tegemoet komt aan ons ideaal van sociale rechtvaardigheid. Laten we zonder angst praten over wat ons zo lang heeft verdeeld, inclusief het racisme, sexisme en de kloven tussen hoog- en laagopgeleiden, tussen de randstad en de provincies, tussen oud en jong, tussen binnen- en buitenlanders, enzovoorts, enzovoorts. Allemaal kloven die in de weg staan van de brede alliantie van mensen van alle kleuren, afkomsten, religies, leeftijden en gender, die nodig is om een linkse strijd voor sociale rechtvaardigheid te winnen.

Ook al lijkt rechts meester te zijn geworden in het ondermijnen van deze vorm van saamhorigheid, worden er al ontelbaar veel acties ondernomen, door individuen en organisaties, om bestaande kloven te overbruggen.

Alles begint met het besef dat op beide fronten de vijand geen onsterfelijk “systeem” is maar bestaat uit mensen van vlees en bloed, in staat om te twijfelen en uiteindelijk over te lopen naar onze kant: een gemeenschap van strijdvaardige, solidaire en klassenbewuste Utopisten.