Ga naar de inhoud

Totalitarisme: het kan ook hier gebeuren.

In de volgende boekbespreking van Paul Street*, staat de democratie van de VS centraal. De macht van grote ondernemingen beperkt het democratisch functioneren zodanig dat er gesproken moet worden van een totalitaire staat. Sheldon Woldin, een emeritus politieke wetenschapper van Princeton, stelt dat in zijn nieuwe boek Democracy Inc: Managed Democracy and the Spector of Inverted Totalitarism.

23 min leestijd
Placeholder image

Het artikel  werd gepubliceerd op de site dissidentvoice.org. Vertaling: Tijn van Beurden/Globalinfo.nl 

 Getemde democratie.

Het is een gemeenplaats geworden om op te merken dat de democratie zich in de VS in een verzwakte toestand bevindt. Maar zou het kunnen zijn dat de VS helemaal geen democratie meer is, was ze dat trouwens wel ooit echt? Sheldon Woldin, een emeritus politieke wetenschapper van Princeton, stelt in zijn nieuwe huiveringwekkend boek Democracy Inc: Managed Democracy and the Spector of Inverted Totalitarism** (2008), dat de VS een totalitaire staat wordt die zich als democratie presenteert. Onder de heerschappij van wat Wolin “geinverteerde democratie” noemt, zijn de macht van ondernemingen en staat verstrengeld geraakt en praktisch “ongebreideld”. De meerderheid van het volk, uit wiens naam de democratie geacht wordt te functioneren, is politiek ongeïnteresseerd, geïnfantiliseerd, gehoorzaam, afgeleid, en verdeeld. Een steeds passiever en onderdaniger publiek, wordt geleid door een professionele klasse, aan de hand van een pijnlijk klein gebied van “keuzes”, die gunstig zijn voor de zakenwereld en het imperium.

Die sterk beperkte “keuzes” worden gepresenteerd in periodieke verkiezingen waarin het draait om de persoon van de kandidaat. Door de invloed van de ondernemingen fungeren die verkiezingen als antidemocratische oefeningen in kapitalistische marketing en managementmacht. Het imago van de kandidaat en andere triviale zaken zijn zo belangrijker dan substantiële politieke en ideologische vraagstukken. Campagneconsulenten en adverteerders verkopen kandidaten alsof het snoepgoed of auto’s zijn. Zo worden onderling samenhangende problemen, als de kloof tussen rijk en arm, de macht van de ondernemingen en imperialistisch militarisme (de laatste twee onderwerpen zijn taboe in de doorsnee VS politiek) uit de sfeer van acceptabel debat en openlijk kritisch onderzoek gehouden, ofschoon ze van primair belang zijn voor de meeste Amerikanen. In Wolin's woorden:

"De burgerij die verondersteld wordt evenzeer de bron van de regeringsmacht te zijn als deelnemer daaraan, is zo vervangen door het “electoraat”, dat wil zeggen door stemgerechtigden die in verkiezingstijd een politiek leven krijgen. In de periode tussen de verkiezingen wordt het politieke bestaan van de burgerij herleid tot een schaduwbestaan van virtuele participatie. In plaats van participatie in de macht, wordt de virtuele burger uitgenodigd om “opinies” te hebben: meetbare antwoorden op kant en klare vragen. (p 59)"

"…In verkiezingstijd mobiliseren partijen de burger-als-kiezer, om zo de politieke verplichtingen te beperken tot het uitbrengen van een stem. Na de verkiezingen nemen de echte spelers over: de politiek van lobbyen, de donors terugbetalen en het behartigen van de belangen van ondernemingen. Het komt neer op demobilisatie van de burgerij, ze worden geleerd zich niet te bemoeien met zaken die al zijn besloten of die hun capaciteiten te boven gaan. (p. 205)"

Als de stemmen zijn geteld (of niet) in het Amerikaanse totalitaire systeem, verdwijnt het volk naar de achtergrond. Politici van het “anderhalf partij systeem”, met de uitdrukkelijk autoritaire republikeinen en de “oppositie” aangevoerd door neoliberale ondernemingsdemocraten, van wie de presidentskandidaat zich in 2004 tegen de herverdeling van rijkdom verklaarde, doen vervolgens wat de Amerikaanse burgerij niet wil. Ze steunen het imperium, ongelijkheid en repressie, waarbij rijkdom en macht nog hogerop wordt geconcentreerd. En dat terwijl de VS al lang de meest ongelijke maatschappij met top-geconcentreerde rijkdom van de geïndustrialiseerde wereld was. De Amerikaanse “democratie”is “getemd” door moderne zakelijke managerstechnieken. De wilde democratische risico’s zijn verwijderd voor en door de elite. Ze is geruisloos ondergebracht bij de ondernemingen, die de missie hebben om kapitaalsopbrengsten te garanderen door risico’s te verkleinen en een “stabiele”omgeving te handhaven voor de investeerders, inclusief een veilige, gewillige binnenlandse bevolking. De democratie is ingelijfd.

In dit pseudo-democratische Brave New America, is de ondernemingsmacht niet langer verantwoording schuldig aan politieke controle. De behoeftes van het grootst deel van de bevolking worden meedogenloos ondergeschikt gemaakt aan de “economische groei” en het concept van de politieke elite over de “rechten van een supermacht” en het zogenaamde “nationale belang”. “Economische groei” en “nationaal belang” zijn codewoorden voor wat het kapitaal wil en verhullen de gewone kapitalistische praktijk van de overheveling van rijkdom van de menigte naar de elite. Het gedegradeerde “volk” wordt in voortdurende angst gehouden en aangespoord om te schuilen onder de paraplu van de National Insecurity State door een eindeloze War on Terror, opvolger van de imperiale koude oorlog. De top steelt verkiezingen, perkt burgerlijke vrijheden in en voert illegale, immorele oorlogen en bezettingen zonder vrees voor verzet door de bevolking. Jonge zwarte mannen die vroeger een van de belangrijkste bronnen van protest waren, worden nu bedwongen door de snelgroeiende staat van massa-opsluitingen. De staatsmacht gebruiken om armoede en ongelijkheid te verminderen wordt beschouwd als een gevaarlijke publieke uitwas. Als die macht echter gebruikt wordt om op een schaamteloze manier belangen van bedrijven te behartigen en de grote geldsommen die in verkiezingen zijn geïnvesteerd terug te betalen, wordt dat toegejuicht in de ironische naam van de “vrije markt”. De levensstandaard van de arbeiders wordt hardhandig teruggedraaid en hun kinderen worden verscheept om te doden en te sterven in bloedige campagnes van koloniale veroveringen. Die oorlogen worden gevoerd onder valse voorwendselen en dienen de belangen van de elite terwijl de kosten door de hele gemeenschap worden betaald, waarbij de armen het zwaarste worden getroffen. Het is een “Hood-Robin”systeem.

Beleidsrelevante politieke macht is “gemonopoliseerd door de elite” die “de scholing, de middelen, en de nodige tijd heeft, waardoor ze haar wil kan opleggen aan een maatschappij waarvan de grote meerderheid van de burgers overbelast is en afgeleid wordt door de dagelijkse eisen van overleving” (p 277). Die eisen worden steeds zwaarder terwijl de heersers van de bedrijven en het imperium hun greep op de Amerikaanse politiek, beleid, cultuur en “leven” versterken. Het is een vicieuze cirkel die de laatste resten democratie te verdrijven uit “het land van de vrijen”.

Dit Amerikaanse “totalitarisme” doet meer dan alleen het propageren van bepaald beleid en praktijken die de belangen van de elite uit bedrijfsleven en financiele wereld te dienen. Ook wordt het concept van een autoritaire vorm van een perfecte en definitieve staat naar voren gebracht. In 2002 werd door de National Security Strategy of the United States (NSS) de grote historische missie van de VS gedefinieerd. Centraal stonden het bevorderen van “vrijheid” en het “enige duurzame model voor nationaal succes: vrijheid, democratie, en vrije ondernemingen”, samen met “ontwikkeling, vrijhandel en vrije markten.” Zoals Wolin opmerkt, “de vrijheid die de onvrijen voorgespiegeld krijgen is in werkelijkheid vermomde macht”. Die macht bestaat uit de sterk door de staat beschermde en publiek gefinancierde multinationale ondernemingen, de financiële wereld en het militair imperium dat nodig is om de belangen van de kapitalistische winsten op wereldschaal te beschermen (“ontwikkeling”). “Het NNS document stelt de ‘vrije markt’ voor als een van de drie componenten van het ideale politieke systeem, “ maar zo stelt Wolin, “de markt is een surrogaat, een substituut voor globalisering en imperium. “( p85)

De realiteit van het sterk totalitaire imperium, is een onbespreekbaar onderwerp onder het Amerikaanse totalitarisme volgens Wolin. “Het onderwerp [VS]imperium is taboe in het politieke debat in de VS. Geen enkele belangrijke politicus of partij heeft publiekelijk iets opgemerkt over het bestaan van een Amerikaans imperium.”(p 192)

Brave New America

Wolin noemt het Amerikaanse pseudo-democratische politieke systeem “geïnverteerd totalitarisme” om het te onderscheiden van het klassieke Europese fascisme (hoofdzakelijk Duits nazisme) en Sovjet Stalinisme. De eerdere totalitaire systemen mobiliseerden miljoenen achter een gecentraliseerde staatsmacht en een persoonlijk leider. Democratische en parlementaire instituten werden uitdrukkelijk en snel vernietigd en een verheven verpersoonlijkte staat regeerde over markten en privaat winsten.
Het Amerikaanse model is echter langzamer ontwikkeld, onder de vlag van democratische instituten en idealen, zonder openlijke autoritaire bedoeling. Het “slaagt door politieke vrijblijvendheid aan te moedigen in plaats van massamobilisatie.” Het “leunt meer op ‘private” media dan op publieke agentschappen voor het verspreiden van propaganda om zo de officiële versie van gebeurtenissen te versterken”. (p 44) Het maakt “kapitalisme” tot de officiële “regime-ideologie”, en de deugden van “vrije markten”, “vrijhandel” en “vrije onderneming”, (codewoorden voor autoritair staatskapitalistisch bestuurd door ondernemingsmanagers), worden bejubeld en bedrieglijk verward met “democratie.” “Geïnverteerd totalitarisme” wikkelt zich in de taal van de langzaam verwaterde erfenis van vrijheid en constitutionalisme. Zo treden leiders op de voorgrond die niet de architecten, maar het product zijn van het systeem. Volksregeringen worden niet vermorzeld door een dictator, maar de democratie wordt verzwakt en irrelevant, door voortdurende en systematische corruptie, uitputting van het volk, geprivatiseerde cultuur, verdeeldheid van het volk, massaal misleidende informatie en massavermaak.

Anders dan bij het klassieke fascistische en Sovjet (rood fascisme) totalitarisme uit de 20e eeuw wordt geen grote inspanning of kracht gevergd van het onderworpen volk. Men creëert een “softe”kinderlijke en angstige burgerij die vooral wordt gevraagd dingen te kopen, televisie te kijken, (die de wereld grotendeels filtert en verpakt in termen die geschikt zijn voor de hegemonie van de bedrijven en het imperium), en mogelijk ook om de paar jaar stemmen, voor de politieke kandidaten die favoriet zijn bij de ondernemingen. De ideale “goede Amerikanen” van het “geïnverteerd totalitarisme” blijven vooral op het werk, in huis, op de bank en in het winkelcentrum. Ze zijn blij dat ze de belangrijke politieke beslissingen en staatszaken kunnen overlaten aan de experts en beschermers van de professionele politieke klasse die is ontstaan om de gecombineerde belangen van bedrijven en de imperiale elite te dienen. Volgens Woles, vertegenwoordigen ze in dit ondernemingstijdperk de vervulling van het aartsautoritaire concept van de filosoof Thomas Hobbes, dat hij ontwikkelde in zijn boek Leviathan (1651). Een goede samenleving wordt daarin afgebeeld als de combinatie van de absolute macht van de heerser met een bevolking die wegloopt voor en walgt van politieke betrokkenheid.

Leviathan gaf voor het eerst een indruk van supermacht en ook het eerste beeld van de gezellige burger die voldeed aan de gestelde eisen, maar die politiek vermeed. Die burgers waren overtuigd, dat actieve deelname aan politiek “haten of gehaat worden” betekende, dat “geen voordeel opleverde” en “verwaarlozing van het gezin” betekende. Hobbes had niet alleen de machtsmogelijkheden in het oxymoron van de privé burger voorzien, maar exploiteerde het om te voorkomen dat de soevereiniteit met de onderdanen zou moeten worden gedeeld. Hobbes redeneerde dat als de belangen van individuen werden beschermd door wetten, die bescherming gaven tegen onwettige handelingen van anderen, de burgers zouden erkennen dat politieke participatie overbodig, onbelangrijk en geen rationele keuze zou zijn. “Onverschilligheid van de burgers werd zo verheven tot een vorm van rationele keuze, ….[en rechtvaardigde het ontstaan] van een apolitieke burgerij… [verdiept] in privé zaken.” (p 75)

Het klassieke totalitarisme bracht de “massa’s” bij elkaar en gebruikte ze. Andersdenkenden werden in elkaar geslagen, geïntimideerd, gearresteerd en gemarteld. Het Amerikaanse model van totalitarisme echter demobiliseert en inverteert de bevolking. De burgers (wij) worden geacht zich bezig te houden met persoonlijke, private, familie-belangen en kijken naar de door de grote ondernemingen beheerste tv. Activisten tegen de oorlog en voor sociale rechtvaardigheid hoeven meestal niet in elkaar te worden geslagen en gevangengezet. Ze worden meestal geschrapt uit het “Ten O’ Clock News” of een enkele keer bespot en gemarginaliseerd en laten zo weinig indrukken achter bij de al slecht geïnformeerde kijkers.

Het publiek dat door het “geïnverteerd totalitarisme” gepacificeerd, apathisch, onwetend en bedrogen werd, is er tevreden mee als de geschiedenis gemaakt wordt door de zogenaamd wijze en goedwillende meesters als Dick Cheney, Karl Rove, James Baker en Donald Rumsfeld. Het zijn navolgers van de Nazi’s omdat ze criminele oorlogen en zogenaamde “preventieve” agressieoorlogen beginnen die met brutaal valse voorwendselen worden gerechtvaardigd en door de media verdedigd, inclusief de Orwelliaanse claim dat democratie wordt geëxporteerd door koloniale verovering. Omdat de elite van Vietnam heeft geleerd om geen burgerleger te sturen naar de bloedige koloniale “dienst”, worden de huidige oorlogen uitgevochten door een veilige afgezonderde kaste van huurlingen die meestal uit de arbeidersklasse komen.

In Brave New America hoeven de mensen niet te worden gehard en bij elkaar gebracht om geweld te gebruiken tegen bepaalde ideologische en etnische vijanden van de staat in het binnen en buitenland. Hun hoofdtaak bestaat uit het kopen van dingen, naar hun beeldschermen staren en het behartigen van hun privé belangen. De definitie van betekenisvolle participatie van de bevolking in de politiek is grotendeels gereduceerd tot het af en toe uitbrengen van een stem in zorgvuldig in elkaar gezette verkiezingen, waar geen van de kandidaten gek genoeg is om te denken dat ze een levensvatbaar gefinancierde sociaal-democratische en anti-imperialistische campagne zouden kunnen voeren. Overigens verklaren de meeste Amerikanen in privégesprekken en passief tegen opiniepeilers, het wel eens te zijn met de sociaal-democratie en het anti-imperialisme. Intussen wordt de ex-burgerij aangemoedigd te geloven dat ze het land bestuurt.

Vanzelfsprekend is er geen groot verzet in de door de grote ondernemingen beheerste media en zelfs niet in de universiteiten sinds “die zich zelf hebben gepacificeerd.”(p 68) De Democraten voeren volgens Wolin geen echte of relevante oppositie tegen het explicietere plutocratische en militaristische despotisme van de republikeinen. De Democraten vergroten zelfs het “geïnverteerd totalitarisme” volgens Wolin, omdat ze reformistische impulsen opvangen, begeleiden en inkapselen in een brede door grote bedrijven gedomineerde structuur. Ook benadrukken ze de illusie van zinvolle volksvertegenwoordiging in een systeem dat ontworpen is om bevolking en democratie op een afstand te houden.

“De democratische oppositie kan als niet authentiek worden aangemerkt in het tijdperk van de supermacht. Nadat de reformistische elementen werden geweerd en het liberale (progressieve) label werd afgewezen, is de [Democratische Partij] gebonden aan de nieuwe spelregels, die dicteren dat een partij bestaat om te overwinnen in plaats van het uitdragen van een visie op een goede samenleving. Daarom wil de partij de stemmen winnen van een apolitiek segment van het electoraat, “de zwevende kiezer” en ze puzzelt hoe ze het beste de religieuze fanatici kan overhalen. Zouden de Democraten toch op een of andere manier worden gekozen, dan maken de sponsors van de ondernemingen het politiek onmogelijk om de richting van de samenleving aanzienlijk te veranderen. Op zijn best zouden de democraten wat van de schade kunnen repareren die natuurbescherming en Medicare (de ziekenkostenverzekering, vert.) hebben opgelopen, zonder echter de rechtse stroom substantieel te wijzigingen. Door pijnstillers aan te bieden draagt een democratische regering bij aan een geloofwaardige ontkenning van de echte aard van het systeem. Door het cultiveren van de illusie onder de machteloze klassen dat de partij voor hun belangen opkomt, treedt de partij verzoenend op en drukt zo haar stempel op een deel van de oppositie in een geïnverteerd totalitair systeem. Dat proces toont aan hoe superieur de kosteneffectiviteit is van geïnverteerd totalitarisme in vergelijking met de ruwe klassieke versie.”(p 201) 

Kapitalisme versus democratie: “De dictatuur van de bourgeoisie”

Het boek van Wolin kent echter een aantal problemen. De annotaties en detailverwijzingen naar huidige en recente gebeurtenissen zijn pijnlijk mager. Er wordt te veel aandacht besteed aan de klassieke oudheid en vroegere denkers (de stichters van de VS, Machiavelli, Hobbes, en Tocqueville) in vergelijking met de modernere geschiedenis in de VS van politiek, ondernemingen en actuele gebeurtenissen. Er wordt feitelijk geen aandacht besteed aan concreet empirisch materiaal over het bestuur en de evolutie van bedrijven. Ook de bedrijfsvriendelijke politiek van de VS in het verleden komt niet aan bod. Die bedrijfsvriendelijke periode werd overigens wel gevolgd door de “Progressive era”, waarin John Dewey terecht stelde dat “politics are the shadow cast on society by big business.” De historicus Richard Hofstader merkte 60 jaar geleden in zijn veelgelezen boek The American Political Tradition op: “de visie van de kandidaten bij voorverkiezingen in de belangrijkste partijen van de VS werd altijd begrensd door eigendom en onderneming… Ze hebben de economische deugden van de kapitalistische cultuur geaccepteerd als noodzakelijke omstandigheden voor mensen… Die cultuur was zeer nationalistisch.” (1)

Wolin lijkt ook opmerkelijk onkundig van andere linkse denkers, of hij wil ze niet citeren. Linkse denkers die waardevolle werken hebben geschreven over kapitalisme, imperialisme en het succes van de Amerikaanse en westerse democratie door geconcentreerde economische en politieke macht. Enkele van de genegeerde namen die voor de geest komen zijn Charles Derber (die op een interessante en informatieve manier schrijft over de opeenvolgende bedrijfsvriendelijke regimes die de Amerikaanse politiek hebben beheerst sinds het einde van de 19e eeuw), C. Wright Mills, G. William Domhoff, Ralph Milliband, Ellen Meiksen-Wood, Alex Carey (een expert op het gebied van de langdurige propaganda van bedrijven tegen democratie in de VS), William T. Robinson, Jeff Faux, Joel Bakan, William Greider, David Montgommery en (last but not least) Noam Chomsky. Gelet op de voorkeur van Wolin voor historische teksten en theorieën over politiek, was ik teleurgesteld, dat hij niet net als Chomsky Aristoteles en Thomas Jefferson citeerde over de kerntegenstelling tussen ongelijke verdeling van rijkdom (een inherent kenmerk en wezenlijke tendens van het kapitalisme) en democratie. Dan is er nog de grotendeels onzichtbare (in het boek van Wolin) Karl Marx voor wie de kapitalistische democratie, een klassenheerschappij was, die neerkwam op de “dictatuur van de bourgeoisie.” Democratie en kapitalisme hebben nooit goed met elkaar kunnen opschieten en dat zal ook nooit gebeuren volgens generaties progressieve denkers.

Wolin onderschat of negeert de belangrijke mate waarin het Duitse nazisme de wensen van de Duitse bourgeoisie vervulde en weerspiegelde.
Wolin schrijft dikwijls in abstracte en academische taal ondanks de populaire, voor een breed publiek bedoelde titel van het boek. Ironisch genoeg beperkt die stijl de relevantie van het boek in de strijd tegen het elitaire.

Hij miste voor mijn gevoel een grote kans door voorbij te gaan aan de dikwijls vergeten betekenis van Aldous Huxley’s novelle Brave New World, omdat dit werk relevanter is voor de bijzondere vorm van autoritarisme in de VS, dan de meer op de Sovjet Unie gefocuste 1984. In de dystopie van Huxley wordt door staats en bedrijfsmanagers de belangstelling van mensen afgeleid van betekenisvolle zaken van algemeen belang door politiek onschuldig kinderlijk amusement, persoonlijke preoccupatie en gedrogeerde narcistische fascinatie. Wolin toont geen waardering voor de linkse “culturele theorie” sinds Antonio Gramsci en de Frankfurter Schule, waardoor hij denkers negeert die kritische bijdrages leverden aan de analyse van het ondernemingstotalitarisme en de kapitalistische culturele hegemonie. Wolin negeert het grote aantal Amerikanen dat zich inzet om krachten te mobiliseren voor een ultrarechts project. Ik denk daarbij vooral aan de evangelische “American Fascists” in de conservatieve Amerikaanse gebieden, waarvoor Chris Hedges ons waarschuwde. En ik houd rekening met de mogelijkheid dat de Amerikanen een hardere vorm van fascistischachtig totalitarisme krijgen, nu ze al zijn vermurwd door de “geinverteerde” variant die Wolin beschrijft. (Dat wordt overigens al ervaren door miljoenen gevangenen [waaronder onevenredig veel zwarten] en misdadigers in de gevangenisstaat VS.)
De ijzeren vuist leeft voort onder de zijden handschoen van het neoliberale paternalisme. Ik vraag me af of en zo ja hoeveel massale demonstraties tegen de oorlog, voor sociale rechtvaardigheid of immigrantenrechten Wolin heeft meegemaakt in de laatste tientallen jaren. Het is niet ongewoon om hier in de VS tijdens zulke gebeurtenissen direct met de realiteit van staatsrepressie geconfronteerd te worden, zoals veel lezers van Dissident Voice vermoedelijk kunnen getuigen. (We zullen zien hoeveel demonstranten de komende weken in Denver en St. Paul (bij de Democratische en Republikeinse Conventies, vert.) zullen worden getaserd, geslagen, en misschien zelfs wel gedood).

En als laatste, de terminologie van Wolin is problematisch. Het concretere historische concept van Charles Derber (ontwikkeld in zijn boek uit 2005 Hidden Power) van opeenvolgende en inherent autoritaire ondernemersregimes is veel beter dan het wat abstracte en mogelijk verwarrende concept van “geïnverteerd totalitarisme.” Derber plaatst ons in het tijdperk van het “derde ondernemersregime”, dat gedomineerd wordt door de transnationale onderneming, en gekenmerkt door een agressief mondiaal imperium en catastrofale binnenlandse sociale onzekerheid.

Zoals een democratische activist uit Kansas (die anoniem wenst te blijven) mij onlangs schreef in een diepzinnige beschouwing over het boek van Wolin:

“De term “totalitair” is een geweldige bijdrage, maar “geïnverteerd” is geen levensvatbaar, makkelijk te begrijpen label. Het wordt snel geïnterpreteerd als “tegengesteld.” Ik denk dat het veel beter is om te zeggen dat het ondernemersregime een vorm is van totalitair bestuur, of dat het totalitair is via manipulatie, internationale propaganda, apathie, onwetendheid, passiviteit, een gebrek aan vrije tijd, en een tweepartijen systeem dat corrupt, geldgecontroleerd en plutocratisch is. Als ik een benaming zou moeten kiezen om Amerikaans “totalitarisme” te onderscheiden van de fascistische, op geweld gebaseerde systemen van Hitler of Stalin, zou ik niet “geïnverteerd” zeggen, maar (à la Huxley) “gepacificeerd totalitarisme” of “op propaganda gebaseerd totalitarisme.” “Geïnverteerd” lijkt op zijn minst verwarrend.

Toch heeft Wolin een zeer belangrijk en beschrijvend werk geleverd over de duistere en gevaarlijk vernauwde politieke cultuur in deze fase van de ontwikkeling van Brave New America. Of zoals de liberale politicoloog Robert Dahl in 1959 noteerde: “[als] politieke voorkeuren eenvoudigweg in het systeem worden geplugd door leiders [uit het bedrijfsleven e.d.] om zo uit het systeem te halen wat ze er van willen hebben, dan is het model van plebiscitaire democratie feitelijk gelijk aan het model van totalitair bestuur.” (2)

Dat is zo ongeveer hetzelfde als waar we nu een halve eeuw later zijn in ”Amerika de grootste democratie die geld kan kopen (en ook kocht).” “Democratie” in de VS is tijdens presidentiële en andere verkiezingen, zoals Laurence Shoup afgelopen februari opmerkte, “op zijn best een geleide democratie; en op zijn slechtst een corrupte farce, neerkomende op manipulatie, met grote propaganda projecten die de bevolking bewerken tijdens een gecontroleerd en getrivialiseerd electoraal proces. "Het is een illusie” claimt Shoup – geheel terecht volgens mij – “dat echte verandering ooit kan komen van het kiezen van een andere door de regerende klasse gesponsorde kandidaat.” (3) Naast de met veel tamtam omgeven verkiezingsspektakels, worden rijkdom en macht steeds verder geconcentreerd in de hoogste lagen, ver boven de helaas niet ter zake doende heimelijke progressieve sociaal-democratische en anti-imperialistische voorkeuren van het Amerikaanse publiek. Door die kloof tussen publieke opinie en politiek ziet de bevolking geen werkelijke institutionele en politieke uitdrukking in “Supermachten”, “gemanaged”, "ersatz", “pseudo”, en zelfs “anti-democratie”, ziedaar de totalitaire werkelijkheid.

En het is waarschijnlijk nuttig dat de volle autoritaire duisternis van deze wrede realiteit erkend en beschreven wordt door iemand als Wolin, die lang in de buik van het beest heeft gewerkt. Hij is een IVY League academicus die lang heeft gefunctioneerd in de mainstream van de sociale wetenschappen in de VS en niet een of andere “extremist”, wat de benaming is voor serieuze links progressieve denkers in het Amerikaanse ideologische systeem, wat aardig klopt met het concept dat de Amerikaanse regering en politieke cultuur totalitair zijn.

Brave New HOPE?

In mijn nieuw boek Barack Obama and the future of American Politics stel ik dat het huidige “Obama fenomeen” goed overeenkomt met de sombere these van Wolin. Barack Obama wordt daarin ontmaskerd als een conservatieve, militaristische bedrijfslevendemocraat, terwijl hij poseert als democratisch progressief en zo helpt om de burgerij te demobiliseren en in te palmen, terwijl tegelijkertijd het electoraat kan expanderen.

In de gevaarlijk vernauwde ondernemerstotalitaire politieke cultuur van de VS kunnen veel mensen geen serieuze en substantiële linkse kritiek van het Obama fenomeen produceren. Dat wordt opgevat als argument om John McCain te kiezen en/of als persoonlijke aanval op Obama. Maar het gaat mij niet om de keuze Obama of McCain. Het gaat om de “ondernemersgeleide democratie” versus het grassroot activisme. En tegen de “drie samenhangende kwalen” van Martin Luther King Jr. (kapitalisme, racisme en imperialisme) en ook tegen andere en verwante kwalen (seksisme, ecocide door ondernemingen, staatsterrorisme en repressie). Het gaat ook over de oude strijd tussen kapitalisme en democratie. Tegen de achtergrond van die diepere tweedelingen en conflicten is het van secundair belang wat mensen in die twee minuten op de heilige dag van het vierjaarlijkse verkiezingsspektakel doen.
Voor mij is het belangrijk dat burgers en activisten een relevante manier vinden of blijven gebruiken om trouw te zijn en te blijven aan de huidige historische betrokkenheid van links bij volksverzet en mobilisatie onder het presidentschap van McCain of Obama. En ofschoon op korte termijn een conservatieve neoliberale ondernemersoverwinning van Obama te verkiezen is boven een extremistische en neoconservatieve triomf van McCain, vrees ik dat een overwicht van Obama ook serieuze risico’s met zich mee brengt. Excessieve zelfpacificatie en terugwinning van de legitimiteit van de totalitaire politiek van het ondernemersregime en het imperium kunnen dan het gevolg zijn. Zoals Greg Guma het onlangs stelde in een scherpzinnige beschouwing over Obama als “de nieuwe Jimmy Carter”: “de waarheid is dat het establishment in Obama een persoon heeft gevonden waarmee ze de internationale en binnenlandse rust hoopt te herstellen.” En zoals Guma terecht opmerkt, “Obama kan net als Carter bruikbaar zijn [voor de machtselite van de VS] om de zaken tot rust te brengen en het vertrouwen in de legitimiteit van de huidige orde herstellen. Kortom hij kan het argument versterken dat het ‘systeem’ nog steeds werkt.” (4)
Onze huidige ondernemerstotalitaire politieke orde “werkt” alleen voor de elite. Dat is een grote bedreiging voor het overleven van de mensheid, de vrede en democratie in binnen en buitenland.

—————————-

*Paul Street is historicus, journalist en activist.

** Verschenen bij Princeton University Press 2008.

*** Dystopie is het tegengestelde van utopie (noot vertaler).

noten:

1.Richard Hofstader, The American Political Tradition and the Men Who Made It (New York: Vintage, 1989 [1948]), pp.xxxiii-xl. 2.Robert Dahl, “Business and Politics: a Critical Appraisal of Political Science,” in Robert Dahl, ed., Social Science Research on Business: Product and Potential [New York, 1959], p. 53. 3.Laurence H. Shoup, “The Presidential Election 2008,” Z Magazine, February 2008, p. 31. 4.Greg Guma, “Barack Obama: The New Jimmy Carter,” ZNet, July 28, 2008. Onder de originele Engelstalige versie van het stuk wordt erover gediscussieerd.