Ga naar de inhoud

These 1: Revolutionaire politiek betekent dat je het potentieel van de samenleving (er)kent

De eerste van “11 Thesen over organiseren en revolutionaire praktijk voor een fundamentele heroriëntatie van links-radicale politiek”. Zie hier een uitgebreide inleiding op de serie.

8 min leestijd

(Oorspronkelijk geschreven door kollektiv, Bremen in mei 2016 Vertaling door Tommy Ryan, de serie is te volgen via deze tag, informaties over steun aan globalinfo.nl vind je hier).

Het maakt niet uit waar we kijken, of het nu de actiegeoriënteerde en praktijkgerichte groepen zijn, of de meer theoretische en meningsvormende kringen – één ding hebben deze verschillende delen van de links-radicale beweging gemeen: ze bezitten een diepe afkeer tegen de samenleving en voelen zichzelf hierboven staan.

En het is in eerste opzicht ook niet zo moeilijk om redenen te vinden waar deze afkeer van de maatschappij vandaan komt; of het nu het voortschrijdend nationalisme is, de gezagsgetrouwheid of dat het de racistische, seksistische en homofobe tendensen zijn. Daarnaast heerst het zelfgenoegzame en hypocriete idee een gidsland voor de democratie te zijn en verdediger van mensenrechten, welke uiteindelijk de binnenlandse politieke verhoudingen witwassen. Deze ideeën dienen er vooral toe mensen te verblinden voor de verantwoordelijkheid van de [Europese] geopolitiek die oorzaak is van wereldwijde ellende, uitbuiting en onderdrukking. Dit gaat zelfs zo ver dat er onterecht een nationale mythe en onwankelbaar nationaal zelfbeeld wordt geconstrueerd zélf slachtoffer of benadeelde te zijn (*1)(*2).

Hierdoor voert een groot deel van onze beweging niet alleen strijd tegen economische machtsstructuren of de machtsstructuren van de staat, maar ook een strijd met deze eerdergenoemde tendensen in de samenleving. Hierin schuilt echter het gevaar dat je je tegen de samenleving als geheel keert.

De samenleving in zijn geheel afschrijven (en jezelf hier van afscheiden) betekent echter niets anders dan, bewust of onbewust, elke aanspraak op een radicale en emancipatorische maatschappijverandering op te geven.  De daadwerkelijke overwinning van staatsstructuren en kapitalistische, patriarchale verhoudingen kunnen namelijk niet voor de samenleving overwonnen worden, noch zonder of tegen diens wil in worden doorgevoerd. De revolutie is veel eerder een voortdurend proces, dat gezien moet worden als iets dat door brede delen van de bevolking gedragen en bevochten moet worden. Anders verwordt de revolutie tot een project van overheersing en dwang van een kleine minderheid die buiten of boven de samenleving staat. Daarmee vervalt links-radicale politiek óf tot elite-politiek óf de strijd voor de samenleving wordt uitbesteed in plaats van dat deze gezamenlijk gevoerd wordt.

Omdat revolutie alleen als een maatschappelijke beweging van onderop gezien kan worden, hebben veel links-radicalen de mogelijkheid voor revolutionaire bewegingen in de eigen maatschappij afgeschreven (ook als ze zich nog altijd standvastig uitspreken voor de afschaffing van staat en kapitalisme). Sociale strijd en revolutionaire experimenten mogen dan wel op andere plekken in de wereld ontstaan; de lokale samenleving is voor veel links-radicalen in Europa daarentegen per definitie reactionair met fascistische neigingen. Daardoor wordt links-radicale politiek onvermijdelijk reformistisch en is (in het gunstigste geval) uitsluitend een correctie op de misstanden van het kapitalistische parlementaire systeem.

Een nadere blik op de oorzaak voor de reden van deze afwijzing van de maatschappij, toont dat deze (naast individuele motieven; zie daarvoor These 6) gebaseerd is op een verkeerd begrip van de wisselwerking tussen de staat, de samenleving en het individu en een ontbrekend historisch bewustzijn. Daarin weerspiegelen zich een groot aantal bestanddelen van een burgerlijke ideologie. Dit is bijvoorbeeld zichtbaar in hoe structuren en individuen gelijk worden gesteld bij de poging om de oorzaak voor reactionaire ideologieën en onderdrukking te onderzoeken.
Wordt racisme bijvoorbeeld alleen benaderd als iets dat uit het individu voortkomt en wordt de achterliggende sociale structuur genegeerd, dan blijft als verklaring alleen de aanname van het morele verval van het individu over – de onmenselijke individu (“de mens – [en dan vooral de westerse mens] – is slecht”). De mogelijkheid persoonlijke invloed uit te oefenen wordt – als überhaupt aanwezig – gereduceerd tot een beroep op persoonlijke houding. Het gelijkstellen van structuren en individuen (in plaats van ze als dialectische (*3) verhoudingen te begrijpen) leidt ertoe dat in links-radicale kringen – in het bijzonder in de historische omstandigheden van Duitsland geworteld – de samenleving en de staat aan elkeer gelijkgesteld worden.

Door deze gelijk te stellen wordt de strijd tegen de kapitalistische staat automatisch een strijd tegen de samenleving zelf. (*4). De daaruit voortvloeiende zelfisolatie van linksradicalen heeft tot gevolg dat we ons in onze strijd tegen het systeem eenzaam en onmachtig voelen en revolutie onmogelijk lijkt.

Om het potentieel voor emancipatorische verandering ook in [onze] samenleving te erkennen, is het belangrijk dat we onderscheid maken tussen structuren en individuen en tussen de staat en de samenleving, en onszelf als onderdeel van de verdeelde en tegenstrijdige samenleving zien.

Tegelijkertijd is het nodig om ons historische blikveld open te breken. De ervaren nederlagen van de afgelopen decennia en het gebrek aan positieve voorbeelden om ons aan te refereren, dragen bij aan de ervaring van een onoverkomelijke realiteit. Tegelijkertijd zijn de voortdurende conflicten met nationalisme, fascisme en nazisme en hun gevolgen een belangrijk uitgangspunt voor politisering. De (belangrijke en dringende) confrontatie met het fascisme en diens gevolgen blijft echter vaak het enige historische referentiekader, terwijl de kennis over de talrijke voorgaande revolutionaire bewegingen en conflicten in de huidige maatschappij vergaand verloren zijn gegaan. Het verbreden van het historische perspectief en het onderzoek van opstandige momenten – die ook hier in deze regionen hebben plaatsgevonden – toont dat er in de samenleving zowel autoritaire en fascistische, als ook emancipatorische en revolutionaire tendensen aanwezig waren.

Bewegingen als 15M, de Gezi-protesten, de opstanden van de “Arabische Lente” en de bezettingen en het verzet tegen nieuwe arbeidshervormingen in Frankrijk, zijn de actueelste voorbeelden dat in samenlevingen waar links weinig tot geen potentieel tot verandering meer voor zich zag, plots bewegingen kunnen ontstaan. Dit potentieel lijkt toe te nemen omdat de agressieve ontwikkeling van het neoliberalisme wereldwijd ertoe leidt dat de vernietigende kracht van het kapitalisme en diens onvermijdelijke tegenstellingen(*5) steeds zichtbaarder worden. Tegelijkertijd merken meer en meer mensen in precaire arbeids- en levensomstandigheden dat ze verarmen of gemarginaliseerd worden. Ook maatschappelijke groepen die tot op heden van het kapitalisme geprofiteerd hebben, verliezen toenemend hun privileges of ervaren de gevolgen van de crisis aan den lijve. Daardoor groeit het aantal mensen dat een belang heeft bij een verandering in de verhoudingen snel.

Dit leidt niet automatisch of noodzakelijkerwijs tot de ontwikkeling van emancipatorische sociale protesten of zelfs revolutionaire omwentelingen. Toch zorgt de groeiende ontevredenheid met de eigen situatie en de heersende verhoudingen in de maatschappij ervoor dat mensen een behoefte, noodzaak en bereidheid voor verandering ontwikkelen. Wanneer de links-radicale beweging dit potentieel niet serieus neemt, zelf geen perspectieven ontwikkelt en zich overgeeft aan het gevoel van onmacht, is deze er medeverantwoordelijk voor dat reactionaire en rechtse bewegingen als vermeende oplossing aan kracht winnen.

Wanneer het doel van ons politieke handelen daadwerkelijk is om de staatsstructuren en kapitalistische en patriarchale verhoudingen te overwinnen, dan moeten we allereerst het geloof in de mogelijkheid van emancipatorische verandering van de samenleving bij de samenleving en onszelf weer versterken en verspreiden. Dat betekent ook dat we de mogelijkheid voor groei, ontwikkeling en bevrijding in mensen erkennen en serieus nemen.
—————

Noten

*1) Belangrijk daarbij is te erkennen dat ook de witte werkende klasse op veel vlakken slachtoffer is van het kapitalistische systeem – zij krijgen op sommige vlakken t.o.v. bijvoorbeeld mensen met een migratie-achtergrond dan wel voordelen (makkelijker een baan, sneller leidinggevende functies etc.) toch worden ook zij uitgebuit via lage lonen, schulden, verdringing op de woningmarkt etc. Juist dit soort verdelingen zijn onderdeel van hoe kapitalisme macht weet te behouden. (Noot van de vertaler)

*2)  Denk bijv. aan de ‘schandalen’ rond de Panama Papers en de Paradise Papers, waarbij de Nederlandse politiek er schande van sprak terwijl de juíst Nederlandse en Europese wetgeving de constructies voor (wereldwijde) belastingontduiking en witwaspraktijken voor grote concerns faciliteert. (N.v.d.v)

*3) Dialectiek: 1 redeneervorm die door middel van het gebruik van tegenstellingen naar waarheid probeert te zoeken 2 metafysica waarbij als gevolg van tegenstellingen zowel het denken als de wereld verandert of ontwikkelt (Herakleitos, Hegel, Marx en navolgers). (N.v.d.v.)

*4) Zodra er opstanden zijn wordt door de staat gepoogd de bevolking te overtuigen dat zij iets te vrezen heeft van de opstandelingen – daarmee maakt de staat 1 een scheiding tussen bevolking en opstandelingen en 2 probeert de staat zich gelijk te stellen met de samenleving (en daarmee de opstandelingen als iets van buiten de samenleving). Je ziet dit terug in hoe bij opstanden bijv. een scheiding wordt gemaakt tussen ‘de goede demonstrant’ en ‘de slechte’ en hoe het woord ‘terrorist’ wordt gehanteerd tegen guerrillagroepen (die zich meestal tegen economische- en staatsstructuren richten i.p.v. tegen de bevolking). (N.v.d.v.)

*5) Daarmee doelen we niet enkel op de economische verandering, maar ook op de talrijke structurele tegenstellingen die aan zowel de instabiliteit van het systeem als aan ontevredenheid en onrust bijdragen (toenemende milieuvervuiling, vervreemding, eenzaamheid, neoliberale reorganisatie van sociale voorzieningen (gezondheidszorg, onderwijs etc.) en diens toenemende uitholling.