Ga naar de inhoud

Stop de Dienstenrichtlijn, voor een sociaal Europa

Niet alleen de EU-dienstenrichtlijn ligt onder vuur. Ook de campagne tégen de dienstenrichtlijn kan soms op zware kritiek rekenen. En niet alleen van vrije-marktadepten. De kritiek komt ook uit progressieve hoek. Het platform ‘Stop de EU-dienstenrichtlijn’ ontvangt af en toe boze telefoontjes van linkse mensen, die vinden dat de tegencampagne getuigt van eng nationalisme en een onwil om onze verworvenheden te delen met burgers uit minder rijke landen. Die kritiek laat zich echter goed ontzenuwen.

8 min leestijd
Placeholder image

(Afkomstig uit WTO.Zip nr. 52, terug naar de WTO.ZIP)

De Europese dienstenrichtlijn moet de volledige Europese dienstenmarkt vergaand liberaliseren. Door de manier waarop men dat wil realiseren, vormt de richtlijn een rechtstreekse aanval op het Europese sociale model en de kwaliteit en toegankelijkheid van de publieke dienstverlening in Europa.

Deregulering en oorsprongsbeginsel

Met een vergaande vereenvoudiging van regelgeving wil de richtlijn het bedrijven veel gemakkelijker maken om grensoverschrijdend hun diensten aan te bieden. Meer business opportunities zijn immers goed voor de economische groei en de werkgelegenheid, is de redenatie. Maar er is een keerzijde aan deze medaille. In combinatie met het oorsprongslandbeginsel, dat de spil van de dienstenrichtlijn vormt, dreigt afbraak van de sociale samenhang. Als bedrijven overal in de EU grensoverschrijdend diensten mogen aanbieden volgens de regels van hun eigen land, zorgt dit voor een ongelijk speelveld. Bij bedrijven uit landen met striktere voorschriften zal dit leiden tot een roep tot het nog losser maken van het korset van regels waardoor men zich gebonden weet. Omdat bedrijven steeds vrijer zijn in hun beslissingen over waar ze hun productie willen realiseren, zullen overheden in toenemende mate geneigd zijn aan zulke eisen gehoor te geven. De bedrijvigheid moet immers ‘binnen boord’ worden gehouden, vanwege zijn bijdrage aan de economie, inclusief de bijbehorende werkgelegenheid en belastingopbrengsten. Zo wordt dus een zichzelf versterkende spiraal richting laagste gemene deler gecreëerd.

De negatieve sociale effecten worden nog versterkt doordat in deze situatie werknemers uit verschillende landen gemakkelijk tegen elkaar kunnen worden uitgespeeld. Het bedrijfsleven kan eenvoudig rondshoppen op zoek naar landen met het gunstigste klimaat op het gebied van regelgeving en arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden. Voor werknemers is het vrijwel onmogelijk deze tendens te keren. Zeker zolang de vakbonden zich nog niet op Europees niveau verenigd hebben, zal het voor hen erg moeilijk worden een vuist te maken tegen het dictaat van een transnationaal bedrijfsleven dat in toenemende mate primair is gericht op winstmaximalisatie en het realiseren van optimale bedrijfsresultaten in het belang van de aandeelhouder. Immer verdergaande afkalving van werknemersrechten en onttakeling van de sociale zekerheid kunnen daardoor stelselmatig als een ‘noodzakelijke herstructurering’ worden gepresenteerd. Getuige de kritiek uit progressieve hoek op de campagnes tegen de dienstenrichtlijn, is het erg moeilijk om je tegen deze drogredenatie te verweren. De mogelijkheid om politiek andere keuzes te maken wordt daarbij immers al bij voorbaat als een gepasseerd station weggezet.

Als bovenop de flexibilisering van de arbeidsmarkt bovendien vermarkting wordt losgelaten op cruciale publieke diensten als zorg, huisvesting en onderwijs, zonder dat afdoende randvoorwaarden mogen worden gesteld om de universele toegankelijkheid en betaalbaarheid te garanderen, en de niveaus van consumentenbescherming, (voedsel)veiligheid, milieubescherming, etc. door het terugdringen van de bureaucratie en verminderde controlemogelijkheden dreigen te worden uitgehold, is de ontmanteling van het Europese sociale model compleet.

Harmonisatie ‘naar beneden’

Het directe gevolg van de mechanismen zoals die door de dienstenrichtlijn worden geïntroduceerd is zo een niet te stuiten race naar de bodem. Harmonisatie zal uitsluitend naar beneden plaatsvinden. In heel Europa zullen over de hele linie de publieke voorzieningen, de niveaus van sociale bescherming en de arbeidsvoorwaarden en omstandigheden alleen maar steeds verder verslechteren. De oude en de nieuwe lidstaten, met hun zeer verschillende niveaus van bescherming en beloning, worden vakkundig tegen elkaar uitgespeeld. De lachende derde is het transnationale bedrijfsleven, dat zijn concurrentiepositie ziet verbeteren en zijn winstpositie ziet stijgen.

Dat is een succes voor de bedrijvenlobby, die op Europees niveau structureel wordt geconsulteerd om de liberaliseringsinspanningen af te stemmen op hun wensen. Europa ziet diensten als haar grote kracht. Daar ziet men de grootste concurrentievoordelen en groeikansen. Daarom wordt door Europa niet alleen binnen de EU zwaar ingezet op de liberalisering van diensten, maar ook op mondiaal niveau. Bijvoorbeeld binnen het GATS-verdrag van de Wereldhandelsorganisatie (WTO).

Inzet bij WTO-onderhandelingen

Als de EU-dienstenrichtlijn erdoor komt, zal dat de onderhandelingspositie van de EU in de WTO enorm versterken. De Europese Commissie kan dan in de dienstenonderhandelingen in één keer marktopenstelling van de hele EU-markt aanbieden. Met dat lokkertje zullen ontwikkelingslanden extra zwaar onder druk kunnen worden gezet om hun markten open te stellen voor het bedrijfsleven uit de EU. Die Europese bedrijven zijn economisch zo groot en machtig, dat zij vooral in de minder ontwikkelde landen gemakkelijk hele markten naar zich toe kunnen trekken en dicteren. Als zij met hulp van de EU eenmaal marktoegang hebben weten te forceren, kunnen zij arme landen meer dan ooit dwingen tot scherpe kostenconcurrentie door beschermende regelgeving tegen te houden en ‘concurrerende’ arbeidsomstandigheden af te dwingen. Bij mondiale vrijhandel zal zonder een visie op sociale bescherming en het bijbehorend flankerend beleid de neerwaartse spiraal dan ook nog scherpere vormen aannemen.

Economische groei en sociale randvoorwaarden

Het kan Europa niet kwalijk worden genomen dat het kijkt naar economische groeikansen. Wat Europa wel kan worden verweten, is dat het onvoldoende oog heeft voor de sociale randvoorwaarden waaronder die groei gerealiseerd moet worden.

Dienstenliberalisering vormt een belangrijk onderdeel van de Lissabon-agenda die van Europa de meest concurrerende kenniseconomie ter wereld moet maken. Maar die agenda kent niet alleen een economische, maar nadrukkelijk ook een sociale component. Het gaat niet alleen om welvaart, maar ook om welzijn. Die sociale poot komt momenteel echter in al het economisch liberaliseringsgeweld volstrekt onvoldoende uit de verf. Het is geen schande als progressieve krachten in de samenleving in het geweer komen om te eisen dat aan de ontwikkeling van de sociale aspecten van de Lissabon-agenda – bijvoorbeeld op het terrein van arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden, sociale zekerheid en publieke dienstverlening – tenminste enige prioriteit wordt toegekend. Economische groei per se is niet zaligmakend. Economische groei kan negatief uitpakken, bijvoorbeeld bij een te grote scheefgroei in de inkomensverdeling. Of zelfs ronduit schadelijk zijn, bijvoorbeeld voor het milieu. De voorwaarden waaronder economische groei plaatsvindt zijn dus van cruciaal belang. Juist op die voorwaarden willen de Europese campagnes tegen de dienstenrichtlijn nader ingevuld zien. In het belang van alle burgers van de Europese Unie en haar handelspartners.

De Lissabon-agenda wil dienen om welvaart en welzijn in de Europese Unie te verhogen. Maar dat kan alleen als er een duidelijke visie wordt ontwikkeld op hoe die groei in het algemeen belang moet worden verdeeld en ingezet. Nationaal en internationaal. Het moge duidelijk zijn dat het niemand misstaat om in een debat over de sociale toekomst van Europa stelling te nemen. Dat is ook het licht waarin het verzet tegen de EU-dienstenrichtlijn – dat intussen Europa-breed gestalte begint te krijgen – moet worden bezien. Wie zich iets anders laat wijsmaken, vergist zich. Deze richtlijn, met zijn negatieve sociale dynamiek, mag er niet komen. Verzet tegen deze dienstenrichtlijn is daarom een daad van nationale en internationale solidariteit.

Commissie zet critici op verkeerde been

De laatste tijd verschijnen er met enige regelmaat berichten in de media dat de Europese Commissie bereid zou zijn het omstreden voorstel voor een dienstenrichtlijn af te zwakken. Het feit dat ook Europese leiders als Jacques Chirac, die het voorstel brandmerkte als ‘onacceptabel’, en Gerhard Schröder, die zei het ‘onder alle omstandigheden’ te willen verhinderen, zich tegen de richtlijn lijken te keren [2], heeft bij sommige tegenstanders van de richtlijn het idee doen postvatten dat de strijd daarmee gewonnen is. Maar niets is minder waar.

De Commissie belijdt publiekelijk dat wijziging van het voorstel nodig is, m.n. op het terrein van waarborgen voor de publieke gezondheidsstelsels en om sociale dumping te voorkomen. Maar tegelijkertijd houdt men stellig vast aan het oorsprongslandbeginsel dat het hart vormt van de dienstenrichtlijn en is men zeker niet van plan zelf actie te ondernemen om een en ander te herzien. Men wacht de amendering van het bestaande voorstel door het parlement af.

Er zijn talloze amendementen in voorbereiding, maar het is nog zeer de vraag of wijzigingsvoorstellen op het oorsprongslandbeginsel en de publieke dienstverlening op een meerderheid in het Parlement zullen kunnen rekenen. Of het zal lukken om echt de angel uit de dienstenrichtlijn te halen, is dan ook nog steeds uitermate twijfelachtig. Ook omdat er intussen fel campagne wordt gevoerd door voorstanders van de richtlijn. Die hameren op de geweldige voordelen die vrijhandel in diensten in combinatie met het oorsprongslandbeginsel zullen opleveren in termen van economische groei en werkgelegenheid. Het getal van 600.000 banen vliegt daarbij met enige regelmaat over tafel. Terwijl recente prognoses van bijvoorbeeld het CPB uitwijzen dat de voordelen toch echt niet overdreven moeten worden

Critici van Barroso en de zijnen moeten zich dan ook niet de wind uit de zeilen laten nemen. Het lijkt erop dat de Commissie zich nu vooral van zijn toegeeflijke kant laat zien om te voorkomen dat de omstreden dienstenrichtlijn extra voeding geeft aan Europese campagnes tegen de Grondwet. De Commissie zal – ook nadat de referenda over de Grondwet hun beslag hebben gekregen – moeten worden gedwongen om het voorstel voor de dienstenrichtlijn in te trekken, dan wel vergaand aan te passen om aan alle sociale bezwaren tegemoet te komen. Het blijft dus juist nu zaak voor maatschappelijke organisaties om de publieke en politieke druk op de ketel te houden.

Noten:

Roelien is coördinator van het GATS-platform

[2] ‘Barriers to cross-border expansion are prohibitive to many companies yet the services directive drafted in Brussels is likely to be watered down,’ door Tobias Buck en Jan Cienski, Financial Times van 15 maart 2005

Voor meer informatie: http://www.dienstenrichtlijn.nl

(Afkomstig uit WTO.Zip nr. 52, terug naar de WTO.ZIP)

(Dit artikel was oorspronkelijk op GlobalInfo gepubliceerd door Roeline Knottnerus.)