Ga naar de inhoud

Sexy flexy?

In tijden van Uber en Deliveroo hoor je aan werkgeverskant regelmatig een pleidooi voor een apart statuut van de freelancer. Deze regering heeft ook een herziening van het kunstenaarsstatuut op de agenda staan. De inzet? Dat blijft een open vraag. Tijdens een debat in deBuren eerder deze week lieten VOKA en N-VA in hun kaarten kijken. De ‘zero-wage’-ideologie, daar gaat het om: vrij kunnen beschikken over goedkope arbeid die je alleen betaalt voor de concrete prestaties.

9 min leestijd
 
(Door Robrecht Vanderbeeken, oorspronkelijk verschenen op DeWereldMorgen)

Vrij maar niet vrijblijvend. De toekomst van de freelance-economie. Wat kunnen Vlaanderen en Nederland van elkaar leren? Dat was het uitgangspunt van een debatavond in het cultuurhuis deBuren vorige maandag.

Terwijl een econonoom als Ive Marx er in de Vlaamse pers voortdurend op hamert dat ‘Nederland, flexland’ het gidsland moet zijn, kwamen de Nederlandse experts tijdens hun inleiding op het debat met een andere boodschap: de flexibilisering was er te ver doorgeslagen. België zou het op veel vlakken beter doen. Het biedt bijvoorbeeld zekerheid aan zelfstandigen.

Dat bracht Sonja Teughels (VOKA) en Andries Gryffroy (N-VA) er in het slotdebat toe opvallend openhartig te zijn over de realpolitik die ze samen voeren. Hoewel N-VA het veelzijdige middenveld van de gewone burger (sociaal-culturele organisaties, ngo’s, onafhankelijke media, burgerbewegingen, buurtwerking, vakbonden, mutualiteiten, etc.) aan de ketting wilt, liggen ze zelf in de mand van het patronale middenveld. Hierbij een verslag van een aantal opmerkelijke uitspraken.

‘België, gidsland’

Het grote aantal zelfstandigen in Nederland is het gevolg van een beleid dat voor zelfstandigen een extra fiscaal voordeel van 7.320 euro voorziet en een vrijstelling van 14 procent van de gepresteerde winst. Zelfstandigen hoeven ook geen sociale zekerheid te betalen en ze zijn niet verplicht om een verzekering voor arbeidsongeschiktheid te nemen (met als gevolg dat twee derde van de zzp’ers onverzekerd is). Daarmee kent de onderlinge concurrentie een maximale vrijheid.

Het resultaat? Een veramerikanisering van de arbeidsmarkt met bovenaan een groep rijke zelfstandigen die vanwege de sterke onderhandelingspositie in hun vakgebied alle voordelen van dit systeem genieten.

Onderaan een toenemend leger van jonge mensen die met bestaansonzekerheid kampen en als zzp’er (zelfstandige zonder personeel) hun kans wagen. Zij genieten de vrijheid om hun eigen armoede zelf te beheren met alle risico’s van dien.

Als het niet lukt, is het hun schuld. Ondertussen ondergraaft hun overlevingsstrijd de contracten voor werknemers die gemiddeld meer verdienen dan de zzp’ers maar natuurlijk wel duurder zijn.

Geen verzekering voor ziekte of ongevallen? Geen pensioensverzekering? Ook N-VA en VOKA keurden deze 19de eeuwse toestanden af en vonden het goed nieuws dat (zelfs) de rechtse regering Rutte III die net op post is de flexibilisering wil terugdraaien.

De regering-Rutte kan niet langer ontkennen dat vele flexwerkers nog moeilijk een hypotheek kunnen afsluiten en geen betaalbare huurwoning vinden. Daarom willen ze vaste banen stimuleren, verzekeringen voor zelfstandigen voorzien en een minimumtarief voor freelancers invoeren.

In België zijn zelfstandigen echter al jaren verplicht zich in te schrijven in een sociaal stelsel en kunnen starters terugvallen op hun opgebouwde rechten in de werkloosheid. Daarmee vermijd je enigszins precaire wildgroei aan de onderkant.

Je hoort het niet vaak, maar op deze debatavond was België voor VOKA en N-VA een rolmodel! Toch blijven ze inzetten op bijvoorbeeld de afbraak van de pensioenen.

‘Apart statuut’?

Hoe zit het dan met dat apart statuut? In juridisch opzicht bestaan ‘freelancers’ niet. Er zijn slechts drie statuten: werknemers, ambtenaren en zelfstandigen. Hoewel je vaak hoort dat deze driedeling een rigide restant is uit de tijd van de 2de industriële revolutie, terwijl we intussen twee eeuwen verder met de digitalisering al de 4de industriële revolutie zouden meemaken, waren VOKA en N-VA het eens dat deze statuten volstaan!

Zelfs een ‘vakbond voor freelancers’ – een nieuwe vorm van belangenbehartiging die in Nederland uit noodzaak is ontstaan als reactie op de sociale miserie van de zzp’ers – vond de voormalig ondernemer Guyffroy (N-VA) écht niet nodig. Teveel versnippering! Er was toch al Unizo en VOKA?

Nochtans krijgen vakbonden dikwijls het verwijt dat ze achterop lopen omdat ze alleen voor de werknemers zouden opkomen. Alsof ze via hun werking geen moeite doen voor de flexwerkers, al was het om oneerlijke concurrentie met de degelijke contracten te vermijden.

Mevrouw Teughels (VOKA) gaf grif toe dat VOKA wel kabaal maakt over de nood van een nieuw statuut maar dat ze daarmee vooral druk willen zetten pro flexibilisering van onze arbeidsorganisatie. De wortel en de stok, zeg maar.

Met succes, want er kwam intussen een regeling voor onbelast bijklussen en het systeem van flexi-jobs dat in de horeca werd ingevoerd als compensatie voor de witte kassa wil men intussen uitbreiden naar andere sectoren.

Dat verklaart ook de interesse voor het kunstenaarsstatuut. Het biedt de mogelijkheid om te werken in situaties waarin je geen arbeidscontract kan opmaken omdat er niet meteen sprake is van gezag tussen werkgever en werknemer.

Daardoor ontstaat er een grijze zone waarin je aan de collectieve arbeidsovereenkomsten kan proberen te ontsnappen. Met zo’n aanpak kan je de deur voor goedkope, flexibele arbeid in andere sectoren openzetten.

Maar daar staat in het geval van de cultuurwerkers wel een sociaal statuut in de werkloosheid tegenover: een betere sociale bescherming. Hoewel dat onder druk staat, vinden werkgevers dat aspect weliswaar prima.

nulurenslavenZo kunnen ze de verantwoordelijkheid inzake precariteit naar de overheid doorschuiven en voelt men minder noodzaak om in degelijke contracten te voorzien.

Vervolgens kunnen rechtse beleidsvoerders onder het mom goede huisvaders te zijn, proberen te scoren in de strijd tegen wat de sociale fraude heet en kan hoge werkloosheid als argument gebruikt worden om op nog meer flexibiliteit aan te sturen. Dwang met het oog op meer goedkope flexi-jobs, flexi-jobs, flexi-jobs. Teamwork tussen VOKA en N-VA, zeg maar.

Dat is hoe het kapitalisme in tijden van crisis werkt: je drukt de lonen naar beneden zodat je mensen onder de duim kan houden voor in het geval opstandigheid opflakkert.

Zero-wage

Ook opmerkelijk: tijdens dit debat wezen VOKA en N-VA erop dat je niet meteen alle regelgeving moet afschaffen in naam van de strijd tegen de bureaucratische koterij. Eerder dan een pleidooi voor administratieve vereenvoudiging klonk de waarschuwing dat er heel wat nuttig maatwerk kon verdwijnen zodra je begint te snoeien. Dat zou voor werkgevers tot wilde concurrentie kunnen leiden die de bestaande belangen in gevaar brengt.

Tevens liet VOKA zich ontvallen dat ze niet zozeer voor méér zelfstandigen zijn. Dan heb je immers niet de loyaliteit en beschikbaarheid die een werknemer wél biedt. Bij schaarste riskeer je als werkgever aldus VOKA de horror dat je zelf moet solliciteren bij nieuwe werkkrachten. Dat je hen moet overtuigen tot samenwerking, de wereld op zijn kop!

Daarmee mag duidelijk zijn dat VOKA geen voorstander is van minder werkloosheid. Wanneer ze bezorgd op de hoge werkloosheid wijzen, dient het als argument om meer goedkope flexibiliteit af te dwingen. Bijvoorbeeld in de nachtarbeid voor de onlineverkoop, zodat je aan de sociale bescherming van een ploegensysteem kan ontkomen.

Het nagestreefde ideaal? Beschikbare werkkrachten die men alleen moet betalen voor de werktijd die ze effectief uitvoeren. Zoals je een barvrouw alleen zou betalen voor het daadwerkelijke tappen van een pint. Al de tijd die dient om te wachten op een klant, zelfs de eventuele vertraging die een barvrouw oploopt door tijdens het tappen even naar buiten te kijken, moet dan maar op conto van de werknemer.

Dit ideaal is wat Peter Fleming in zijn gelijknamige boek als The Death of the Homo Economicus omschrijft. Je drijft als werkgever de efficiëntie zover door dat de menselijke factor volledig buiten rekening valt: personeel dat naar het toilet moet, ziek kan vallen of zwanger wil worden moet dat maar op eigen kosten doen. Je organiseert de uitbuiting zo, alsof mensen al machines zijn.

0-uren contracten en ‘zero-wage’: het is de neoliberale droom waarbij je verloning tot nul kan terugbrengen en de return voor werkgevers maximaal is. Dat lukt alleen maar met een autoritaire overheid die zich in dienst stelt van de private belangen.

Chantage

Fleming wijst ook op de volstrekte onhoudbaarheid van deze verhouding tussen beleid en bedrijfsleven. De taken die de overheid op basis van het beschikbare belastinggeld moet doen zijn niet min: een moderne samenleving organiseren met zorg, onderwijs, politie, justitie, infrastructuur, enzovoort, waarin bedrijven personeel geschoold en gezond aan de deur kunnen ontvangen en zich alleen maar hoeven te bekommeren over hun eigen productie of verkoop.

Tegelijk moet de overheid voorzien in subsidies en fiscale vrijstellingen voor bedrijven – vermogens moeten ook onbelast weg kunnen – en moet er in naam van de flexilibiteit zo weinig mogelijk sociale bescherming betaald worden voor personeel.

Die moeten maar zelf hun sociale bescherming organiseren. Dat leidt weliswaar tot een nefaste schuldencultuur, maar het zorgt ervoor dat mensen in de pas van het systeem lopen.

In ruil wil het bedrijfsleven wel enigszins meewerken aan meer jobs maar daarbij ligt de focus vooral bij het numerieke aantal, niet de inhoud en de kwaliteit van het werk. Met meer ‘bullshitsjobs’ (David Graeber) of ‘Empty labour’ (Roland Paulsen) tot gevolg, zolang mensen maar afhankelijk blijven van een systeem waarin ze hun arbeid moeten verkopen en er niet toe komen samen zelf enigszins in hun behoeften te voorzien.

Vakbondsvrouw Mei Li Vos (AVV) wees tijdens het debat dan ook meermaals op de grote roze olifant in de kamer. Deze repressieve aanpak negeert een belangrijk probleem: op termijn is er niemand meer die nog sociale zekerheid betaalt waardoor we nu al volop bezig zijn de welvaartsstaat ten grave te dragen. Op = op.

Het zijn dus niet de migranten, evenmin het sociale middenveld dat aldus N-VA medeplichtig zou zijn aan mensensmokkel, die een bedreiging zijn voor onze sociale zekerheid. Wel de patronale drukkingsgroepen en hun politiek personeel.

De oplossing: laten we zelf onze economie op een democratische en duurzame wijze organiseren, via een publiek bezit en beheer van onze samenleving in functie van het algemeen belang, zodat de overheid niet langer gekaapt wordt als melkkoe voor private belangen.

(P.S. Zondag 25 februari is er de Human Wave for Solidarity and Humanity in Brussel, dinsdag een vakbondsconcentratie in Brugge, in het kader van de strijd tegen de regeringsplannen rond de pensioenen en zware beroepen.)

Robrecht Vanderbeeken is filosoof, auteur van Buy Buy Art. De vermarkting van kunst en cultuur (EPO, 2015) en vakbondsverantwoordelijke voor ACOD Cultuur.