Ga naar de inhoud

Radicale democratie

Hoewel de globaliseringsbeweging zich terecht niet laat verleiden tot een eenduidig politiek programma, komt het begrip radicale democratisering regelmatig terug. Ook in een aantal recent verschenen boeken staat het centraal.

9 min leestijd
Placeholder image

Dit artikel verscheen in Ravage nr. 3, 27/02/04

“Wat heeft het voor zin een WTO-top te laten mislukken als tegelijkertijd op lokaal niveau de democratie onderuit wordt gehaald door de verzwakking van lokale besturen, de afbraak van sociale rechten en privatisering van publieke diensten en goederen?”, zo hield Red Pepper redacteur Hilary Wainwright haar toehoorders op het Europees Sociaal Forum in Parijs voor. Juist door deze afbraak worden mensen machteloos en onzeker en gevoelig voor de roep van extreem-rechts of reactionair fundamentalisme, zo meent ze. “Als we er niet in slagen deze mensen die ontevreden en onzeker zijn, maar niet automatisch voor links kiezen, aan te spreken, verliezen we de volksbasis waarop de duurzaamheid van onze mondiale acties gebaseerd moet zijn”, aldus Wainwright.
Hoewel haar pleidooi riekt naar IS-retoriek is het er haar niet om te doen de ‘beweging’ of ‘partij’ sterker te maken door contact te zoeken met de gewone man of vrouw in de straat. Lokale democratie en het opzetten van lokaal beheerde publieke voorzieningen zijn in haar ogen op zichzelf een belangrijke strategie om de macht van het bedrijfsleven over ons dagelijks leven terug te dringen.
Wainwright baseert zich hierbij op het onderzoek dat ze in een drietal Engelse steden en het Braziliaanse Porto Alegre verrichtte en heeft opgetekend in het vorig jaar verschenen Reclaim the State. Experiments in Popular Democracy. Hoewel het boek niet echt uitnodigt tot lezen omdat de experimenten nogal uitvoerig en detaillistisch worden beschreven, is haar conclusie helder en overtuigend. Participerende democratie is een uitstekend middel om lokale gemeenschappen sterker te maken doordat ze hiermee de beschikking en zeggenschap krijgen over publieke middelen en diensten in hun eigen omgeving. Het is geen politiek theoretisch model, maar een strategische methode voor het verwerven van onderhandelingsmacht, zodat lokale gemeenschappen vanuit een machtsbasis met het bedrijfsleven kunnen onderhandelen. Deze onderhandelingen worden niet gevoerd door de staat voor de mensen, maar door mensen zelf die hiervoor van de overheid de benodigde middelen in handen krijgen.
Op het ESF in Parijs spoorde Wainwright haar toehoorders aan, aan de slag te gaan met dit soort experimenten zodat er op het ESF in Londen eind dit jaar nu eens niet voornamelijk ervaringen over de zoveelste overwinning op het IMF, Wereldbank of WTO worden uitgewisseld, maar ervaringen met “het verzet tegen privatiseringen en het ontwikkelen van alternatieven in onze eigen steden, onze eigen lokaliteiten.”

Subsidiariteit
Deze terugkeer naar het lokale is ook het uitgangspunt in Een andere wereld is mogelijk van het International Forum on Globalization (IFG), een netwerk van schrijvers, wetenschappers en activisten waarvan onder ander ‘beroemde’ globalisten als Vandana Shiva, Walden Bello, David Korten, John Cavanagh en Jerry Mander deel uitmaken. “Aangezien globalisering het probleem is, is logischerwijs een terugkeer naar het lokale onvermijdelijk”, zo meent het forum. “Dit kan door de voorwaarden waaronder lokale gemeenschappen de macht terugkrijgen om hun eigen economische en politieke weg te bepalen, te versterken.”
Kernbegrip in het pleidooi van het IFG is het begrip subsidiariteit. Dit wil zeggen dat alle besluiten moeten worden genomen door de laagste instantie die hiertoe in staat is, zodat mensen er direct bij betrokken zijn. Ook de economie zou volgens het forum subsidiair georganiseerd moeten worden: als economische productie, werk en markten lokaal georganiseerd kunnen zijn, verdient dat de voorkeur.
Het IFG keert zich niet tegen internationale, regionale en interregionale handel van goederen en diensten die niet lokaal geproduceerd kunnen worden, maar dit moet als een uitloper van het systeem functioneren, niet als de stam ervan zoals dat in de huidige wereldeconomie het geval is. Alle systemen zouden de nadruk moeten leggen op de lokale productie en consumptie, en niet worden ingesteld op handel over lange afstanden. Dit is niet alleen beter voor het milieu, maar ook voor armoede in de wereld. Als regio’s in eerste instantie voor de eigen bevolking produceren hoeft niemand meer honger te lijden, zo menen de auteurs.
Voorwaarde is wel dat iedereen toegang heeft tot landbouwgrond en gemeenschappelijke goederen als water en brandstof. Daarom moeten in de visie van het IFG deze goederen ook in het beheer zijn van de bewoners van een regio of land. Bezit op afstand – zoals multinationals die essentiële grondstoffen als water, olie en vruchtbare landbouwgrond in diverse landen bezitten waarvan vooral de aandeelhouders de vruchten plukken en de lokale bevolking arm en berooid achter laat – moet niet langer mogelijk zijn.

Ontmanteld
Juist dit ‘bezit op afstand’ is de kern van het huidige mondiale wereldsysteem waarin enkele grote transnationale bedrijven niet alleen eigenaar zijn van de belangrijkste landbouwgronden en grondstofvoorraden, maar ook steeds meer van belangrijke kennis. Hierdoor kunnen zij beslissen over het leven en welzijn van het grootste deel van de wereldbevolking en maken zij feitelijk de dienst uit in deze wereld.
In Een andere wereld is mogelijk wordt op heldere wijze uiteengezet hoe deze mondiale bedrijfsheerschappij na de Tweede Wereldoorlog door de instellingen van Bretton Woods – IMF, Wereldbank, Gatt, WTO – tot stand is gebracht. Het spreekt voor zich dat deze instellingen wat betreft de auteurs zo snel mogelijk moeten worden ontmanteld. Hun ‘nuttige’ functies zoals internationale kredietverlening en handelsafspraken kunnen worden ondergebracht bij de Verenigde Naties die in de ogen van het IFG veel democratischer is. Maar het streven moet zijn zo min mogelijk zaken op internationaal niveau te regelen en de transnationale handel te minimaliseren.
Het door het IFG gepresenteerde alternatief voor de huidige bedrijfsglobalisering zal mensen die op zoek zijn naar een ‘realistisch’ alternatief aanspreken. Het is vrij van dogma’s en ideologische ballast en hoewel de internationale arbeidsdeling wordt verworpen, keert het IFG zich niet tegen de markt, noch tegen nationale staat en supranationale instellingen als de Verenigde Naties, maar bepleit ze slechts een radicale democratisering van deze instituties door ervoor te zorgen dat beslissingen altijd op een zo lokaal mogelijk niveau worden genomen.

Groot Verhaal
Radicale democratisering staat ook centraal in de bundel Esperanza! Praktische theorie voor sociale bewegingen, samengesteld door Jan Dumolyn & Peter Tom Jones, die eerder al samen met David Dessers de bundel Ya Basta! publiceerden.
Dumolyn en Jones vinden dat het tijd wordt dat de “herboren mondiale linkerzijde” naast protesten en concrete alternatieven ook een “contra-hegemonisch” discours ontwikkelt. Een nieuw “Groot Verhaal” dus, dat een gemeenschappelijke rode draad bezit waardoor de diverse onderdelen van de beweging en de verschillende deelstrijden elkaar kunnen versterken.
Centraal in dit Grote Verhaal of discours staat het concept “radicale democratie”. Niet alleen op het gebied van de economie en de staat moet een democratiseringsproces plaatsvinden, ook de “dagelijkse reproductie van de maatschappij” heeft “nood” aan “democratische omvorming”. Een democratisering dus van alle aspecten van het leven zodat de ongelijke machtsverhoudingen op het vlak van gender, klasse, cultuur, ecologie, spiritualiteit en meer aangepakt kunnen worden.
Een ambitieus project, zo geven de samenstellers toe, dat ze met dit boek willen initiëren. Niet zozeer door het formuleren van een nieuw Groot Verhaal, maar door de opvattingen, theorieën, analyses, praktijken en actievormen die binnen de verschillende sociale bewegingen leven te verzamelen in een boek, zodat we kunnen leren van elkaars verhalen en ideeën, en een wederzijdse kruisbestuiving plaats kan vinden.
Het boek bevat bijdragen over educatie, seksualiteit, media, feminisme, ecologie en duurzaamheid, inheemse volkeren, dialectiek, racisme, nationalisme, arbeidersklasse, spiritualiteit, geweldloosheid en meer. De grote verscheidenheid aan verhalen die dit oplevert is zowel de kracht als de zwakte van dit boek. Esperanza! biedt een aardig en vaak helder overzicht van de discussies binnen de verschillende sociale bewegingen, maar wat al deze bijdragen met elkaar te maken hebben, behalve dat ze op verzoek van de samenstellers zijn geschreven, blijft onduidelijk. Dumolyn en Jones hadden de auteurs tenminste kunnen vragen het concept ‘radicale democratie’ centraal te stellen in hun bijdrage zodat je als lezer kunt beoordelen of het inderdaad zinvol is dat “een herboren mondiale linkerzijde” dit begrip als uitgangspunt neemt van haar “contra-hegemonisch discours”. Nu moet je dat maar aannemen, evenals de veronderstelling dat zo’n Groot Verhaal nodig is, want ook daarvan weten Dumolyn en Jones mij niet te overtuigen.

Nationalisme
Wel deel ik de mening van Dumolyn en Jones dat sociale bewegingen er goed aan doen hun eigen strijd en praktijken voortdurend tegen het licht te houden en te bekritiseren. Dat ze met andere woorden radicale theorieën ontwikkelen die niet alleen de ’tegenstander’ maar ook het eigen handelen en dat van andere sociale bewegingen voortdurend tegen het licht houdt en bekritiseert.
In Esperanza! wordt bijvoorbeeld in diverse bijdragen gewezen op de beperktheid van de globaliseringsbeweging. De nadruk ligt te vaak op economische vraagstukken waaraan andere strijdpunten zoals feminisme, racisme en nationalisme ondergeschikt worden gemaakt.
Vooral nationalisme is een voortdurend terugkerende blinde vlek. Het verzet tegen de bedrijfsglobalisering vertaalt zich maar al te vaak in een herwaardering van de natiestaat en de ‘eigen’ cultuur. De sociaal antropologe Bambi Ceuppens constateert in haar bijdrage aan >Esperanza! dat in de gemondialiseerde wereld de ontwikkeling van plaatsgebonden identiteiten eerder aan belang heeft gewonnen dan verloren.
De stelling van het IFG dat als globalisering het probleem is, lokalisering de oplossing is, gaat eveneens erg gemakkelijk voorbij aan de gevaarlijke kanten van lokalisering. Het IFG beseft dit wel en noemt het Front Nationaal in Frankrijk en Jörg Haider in Oostenrijk als permanente waarschuwing, maar hoe verhoudt dit tot hun pleidooi voor het voortbestaan en bevorderen van lokale culturen?
“Onze grootste bijdrage aan de strijd tegen globalisering en homogenisering zal de bescherming en verdere ontwikkeling zijn van diversiteit van ons culturele en biologische erfgoed, evenals de afzonderlijke wereldbeschouwingen en economische en politieke systemen die wij hebben bewaard en voortgezet”, zo stelt het IFG. Uiteraard beoogt het forum hiermee vooral de cultuur van talloze minderheden en inheemse volkeren te beschermen tegen de globale monocultuur van het bedrijfsleven en de massamedia. Maar het kan evengoed worden gelezen als een uitnodiging voor de herwaardering van oorspronkelijke of authentieke etnische en culturele identiteiten als tegenwicht tegen de globalisering. Op die manier legitimeert het zowel de strijd van fundamentalistische islamieten als Chirac’s pogingen om de Franse gastronomische keuken en cinema beschermen tegen McDonalds en Hollywood . Dat is vast niet wat men beoogt, maar een antwoord op de vraag hoe de lokalisering van economische processen en politieke besluitvorming zich verhoudt tot een streven naar een ‘werkelijke’ globalisering zoals de globaliseringsbeweging beoogt wordt niet gegeven.

Hilary Wainwright – Reclaim the State.
Experiments in Popular Democracy. Uitgeverij Verso in samenwerking met het Transnational Institute, Londen 2003. ISBN 1859846890, 252 blz, 22,50 euro.
International Forum on Globalization – Een andere wereld is mogelijk. Lemniscaat, Rotterdam 2003. ISBN 9056375423, 267 blz, 19,95 euro.
Jan Dumolyn & Peter Tom Jones (red.) Esparanza!
Praktische theorie voor sociale bewegingen. Academia Press, 2003, ISBN 9038205023, 534 blz, 19,50 euro.
_

(Dit artikel was oorspronkelijk op GlobalInfo gepubliceerd door Freek Kallenberg.)