Ga naar de inhoud

Piketty kunnen we ons zelf aantrekken

Het boek van de Franse econoom Piketty heeft de gemoederen flink in beroering gebracht. De Franse editie deed nog niet zoveel, maar sinds er een Engelse vertaling bestaat van de letterlijk vuistdikke pil “Capital in the Twenty-First Century” is het op bestsellerlijsten terechtgekomen en heeft iedereen er een oordeel over.

8 min leestijd

(Oorspronkelijk verschenen bij konfrontatie.nl foto Sue Gardner/wikipedia)

Piketty concludeert op basis van een door hemzelf en medewerkers aangelegde database over de inkomens- en vermogensverschillen dat we als het ware teruggaan naar de negentiende eeuw.(*1) Rijkdom komt in steeds minder handen terecht en is ook nog eens erfelijk. De oligarchie die de wereld gaat besturen, zal niet worden uitgehold door grote economische groei zoals in het verleden gebeurde. Dat was midden vorige eeuw wel mogelijk, omdat de overheid toen ingreep na de crisis en wereldoorlogen en de maatschappelijke rijkdom herverdeelde.
Het ziet er duister uit voor de gewone man en vrouw zolang het rendement (r) op kapitaal hoger is dan de economische groei (g). Piketty heeft hiervoor zelfs een formule bedacht: r>g. Als het rendement op kapitaal, ofwel de groei van dat kapitaal in een zekere tijdseenheid, groter is dan de economische groei in diezelfde tijd, dan vraagt dat er haast om dat de verschillen in welvaart toenemen. Want, vervolgt Piketty, dat rendement gaat uiteraard ten koste van de groei van andere inkomens dan het kapitaalinkomen. De economische geschiedenis samengevat in een enkele formule, hoe makkelijk kun je het hebben. De duivel blijft op dezelfde hoop schijten en misschien kan alleen een internationale vermogensbelasting van 2 procent en een hoge inkomstenbelasting het tij keren. Maar wie gaan die invoeren?

Menselijk handelen

Piketty is hevig bejubeld, want bewijst hij niet het gelijk van de Occupy beweging en andere critici van het neoliberale kapitalisme dat de afgelopen decennia dominant is geweest? Ook kritiek is hem ten deel gevallen, omdat zijn gegevens niet altijd zouden kloppen. Maar de belangrijkste kritiek is misschien wel dat het boek vooral een verzameling gegevens is zonder analytisch instrumentarium. Want, gaan we ervan uit dat de kern van zijn data klopt, dan blijft natuurlijk de belangrijke vraag hoe het zover heeft kunnen komen en wat eraan kan worden gedaan.
En daar zit hem de kneep. Het boek waar Piketty in de titel van zijn eigen studie naar verwijst, had een veelzeggende ondertitel. Deze luidde in de oorspronkelijke vertaling van Lipschits: “Een kritische beschouwing van de economische politiek” en in de bijgewerkte Lipschits’ vertaling “Kritiek van de politieke economie”. In deze ondertitels komt goed tot uiting dat economie geen harde wetenschap is, maar dat het menselijk handelen, de ‘politeia’, van belang is in de besturing van de volkshuishouding, de ‘oikonomia’. Of, toegepast op de groeiende kloof tussen arm en rijk, deze is een gevolg van menselijk handelen en alleen menselijk handelen kan hierin verandering brengen.

Arbeid en Kapitaal

Voor de gelegenheid wil ik de kloof tussen arm en rijk vertalen naar de kloof tussen arbeid en kapitaal in Nederland. Uiteraard vallen die verschillen niet automatisch samen, want sommige profvoetballers vallen onder de rijken der aarde, maar ze krijgen die rijkdom zeker in de eerste jaren vooral door hun extreem overbetaalde arbeid en niet omdat ze kapitalist zijn. Dat gebeurt meestal later wel.
Arbeid en Kapitaal zijn vooral ook analytische begrippen waarnaar Piketty in de titel van zijn boek verwijst. Voor de verschillen tussen arbeid en kapitaal is het, in het verband van de beweringen van Piketty over de groeiende ongelijkheid, het beste naar hun aandeel in het nationaal inkomen te kijken. Het aandeel van de Arbeid in de maatschappelijke rijkdom kunnen we meten aan de hand van het aandeel van de bruto loonkosten (lonen en sociale lasten) in dat nationaal inkomen. De waarde van het Kapitaalinkomen is niet zo eenvoudig weer te geven op basis van de officiële cijfers, want deze zijn vermengd met het inkomen van mensen die als kleine zelfstandigen hun dagelijks brood verdienen. Maar met de beperkte middelen die het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) ter beschikking stelt, is in ieder geval een beeld te schetsen van het aandeel van de factor Arbeid in de maatschappelijke productie. Om dat goed te laten zien, vatten we de gegevens samen in een grafiek.

Aandeel nationaal inkomen

Bij de samenstelling van de hier volgende grafiek is rekening gehouden met het aandeel van de loonarbeid in het aantal gewerkte uren (arbeidsvolume). Dat steeg van zo’n 65 procent in 1921 naar 87 procent in 2012. Als het aandeel in het nationaal inkomen in overeenstemming is met het aandeel in de gewerkte uren, dan is de uitkomst 1. Het is duidelijk dat dit nooit voorkomt; hard werken en veel uren maken, is geen garantie voor een goed inkomen.

com-253 29-6-2014 1

Bron: CBS. De fluctuerende lijnen (blauw) geven de werkelijke waarden weer, de vloeiende lijn (zwart) de trend. De gegevens over de vooroorlogse periode zijn overigens niet volledig vergelijkbaar met latere jaren. De openingen tussen 1969 en 1970, en 1986 en 1987 hebben te maken met een wijziging in de berekening.

De grafiek laat verder een aantal interessante ontwikkelingen zien. Wat bekend is uit de literatuur over de jaren dertig, is ook hier duidelijk. Tijdens een crisis zijn vooral de werklozen de dupe. Voor mensen die hun baan behouden, valt het echter in eerste instantie mee. Pas als de werkloosheid lang aanhoudt, dan komen ook de lonen echt onder druk te staan. Een interessante conclusie die ook in de huidige crisisjaren vooralsnog lijkt te worden bevestigd.
Als we afzien van de kortdurende, enorme stijging in de jaren 1923-1931 die het gevolg was van een forse industrialisatie, dan is vooral interessant de grote opgaande golfbeweging in 1955-1975 die vanaf eind jaren zeventig weer in haar tegendeel omslaat. Per saldo is het peil tegenwoordig niet hoger dan het rond 1960 was!
Iedereen herkent hierin de jaren van uitgebreid arbeidersverzet en daarna het Akkoord van Wassenaar. De vakbeweging in die jaren liet zich eerst door de basis opzwepen tot een activistische houding, maar daarna even gemakkelijk weer in de hoek zetten door Van Agt en Lubbers. Vakbondsman Wim Kok haalde vervolgens de trekker over, toen hij de nieuwe wereldorde van het liberalisme omarmde en alle verdenking van zich afschudde nog een band te hebben met mensen die de wereld fundamenteel willen veranderen. Bekijken we de hele grafiek, dan is er in een eeuw niet veel vooruitgang geboekt. Ook is duidelijk dat tussentijdse verbetering nooit helemaal veilig is, want het peil kan zomaar weer dalen.

Verder dan belastingverhoging

Stijgen en dalen doet het aandeel van de arbeid in het nationale inkomen echter niet zomaar. Die beweging is het gevolg van de keuzes die mensen maken. En dat is misschien het grootste gebrek aan het boek van Piketty. Als hij de politieke economie van het kapitaal in de 21ste eeuw had geschreven, zoals het negentiende-eeuwse boek heet waarnaar Piketty impliciet verwijst, dan was zijn boek misschien minder bejubeld, maar hadden er politieke conclusies getrokken kunnen worden die verder gaan dan een belastingverhoging. Het gaat om machtsverhoudingen en die kunnen veranderen.
Duidelijk is echter dat ook de vakbeweging, die toch ooit is opgericht om de belangen te behartigen van de werknemers, mede afspraken heeft gemaakt met staat en ondernemers waardoor het aandeel daalde. Op kleine groepjes en individuen na heeft niemand in die jaren aan de bel getrokken om de vakbeweging weer op het rechte spoor te krijgen. De meeste bestuurders en leden leunden zelfgenoegzaam achterover, want de emancipatie van de werknemer was toch voltooid? Een enkele keer werd er nog wel met de voeten gestemd, maar vrijwel iedereen bleef binnen de door de top getrokken lijnen. Dat was ook niet echt vreemd, want het kapitalisme had na de Val van de Muur naar het leek een beslissende overwinning behaald en de economie groeide als een speer. Naar nu duidelijk is, kwam die groei voor een groot deel voort uit expansie van de kredietverlening, maar er waren er maar weinigen die dit toen zagen.

Hetzelfde geldt trouwens voor de grootste sociaaldemocratische partij, de PvdA. Want ook die club is meegegaan in het nieuwe wereldbeeld, waarin het normaal is dat sommige mensen enorm bevoordeeld worden en anderen niet; hadden ze maar beter hun best moeten doen. De partij deed dit niet alleen ideologisch, maar binnen de eigen gelederen waren er nogal wat lui die – vaak zelf opgeklommen uit de arbeidersklasse – niet wisten hoe snel ze moesten grabbelen in de grote ton van de (geprivatiseerde) overheidsinstellingen. Onder leiding van de nieuwe voorzitter lijkt er een lichte kentering binnen de PvdA in gang te zijn gezet, maar wie gaat ze scherp houden? En dat geldt uiteraard breder, want het is leuk om nu te klagen maar slechts weinigen gingen in tegen de door vakbondstop en partijleiding gepropageerde volgzaamheid met het neoliberale wereldbeeld.

Liever Das Kapital dan Capital

Iedereen die nu meegaat in de euforie over het boek van Piketty, dient zich dan ook af te vragen of hij/zij in de jaren toen het erom ging erop heeft aangedrongen de strijd voor verbetering te voeren. Als we zijn duistere vooruitzichten willen logenstraffen, dan is een nieuwe oriëntatie nodig op een heldere analyse van de machtsverhoudingen en een instrumentarium om die machtsverhoudingen te kantelen. Dat instrumentarium zal in ieder geval maatschappelijke strijd omvatten, maar in welke vorm zal die plaatsvinden? Vast en zeker zal deze voor een deel uit de veranderende maatschappelijke omstandigheden voortkomen, maar er zal ook over moeten worden nagedacht. En daarvoor hebben we meer aan de oorspronkelijke versie van “Das Kapital” dan aan “Capital”.

————–

1) Database Piketty: topincomes, parisschoolofeconomics.eu zie ook http://www.quandl.com/PIKETTY?keyword=*&page=1