Ga naar de inhoud

Op weg naar de ecologische catastrofe en klimaatchaos?

Vandaag hebben we het al lang niet meer over de vraag hoe we klimaatverandering kunnen tegenhouden. Het gaat er nu om catastrofale klimaatverandering zoveel als te vermijden. Dat is het woordgebruik dat ook klimaatwetenschappers hanteren.

De mondiale energieconsumptie blijft stijgen, jaar na jaar. Ook de hoeveelheid steenkool die wordt verbrand, blijft toenemen. Sinds 2010 rijden er op deze plaat meer dan een miljard auto’s rond. Elke dag worden ongeveer 165.000 nieuwe wagens geproduceerd.

12 min leestijd

(Bron: Attac Vlaanderen foto Kevin Dooley/flickr)

Terwijl wetenschappers het ergste voorspellen, verdwijnt het thema nochtans naar de achtergrond van het debat de laatste jaren. Het recente IPCC-rapport passeerde relatief geruisloos. Een paar artikelen midden in de krant, en daarmee leek de kous af. Tijdens de laatste verkiezingscampagne was het milieuthema nagenoeg afwezig, met uitzondering misschien van de Oosterweelverbinding.

Je zou voor minder een klimaatchaos vrezen.

We zien tegelijk hoe het systeem in zijn voegen kraakt, zeker na de financiële crisis.

In Spanje bestaat momenteel heel wat ophef nu men er naar wil olie boren voor de kust van de Canarische eilanden. In de crisis is alles goed om de economie er terug bovenop te helpen. De toeristische sector staat op zijn achterste poten: de toeristen moeten blijven komen (met het vliegtuig natuurlijk). Maar naar olie boren, dat moet elders gebeuren.

Ondertussen beseffen we steeds meer hoe kwetsbaar ons energiesysteem is. De Financial Times publiceerde afgelopen week een paginagroot analyseartikel waarin wordt beweerd dat we vandaag een reële energiecrisis zouden meemaken, mocht er niet massaal aan fracking worden gedaan in de VS. Piekolie speelt hierin een rol, maar ook de instabiliteit in olieproducerende landen als Irak, Venezuela, Nigeria en Libië verklaart de latente energiecrisis. Alleen de exploitatie van schalie-olie in de VS houdt het energiesysteem recht. Maar hoe lang nog? Steeds meer analysten beweren immers dat de exploitatie van schalie-olie ook een zeepbel dreigt te worden.

Onconventionele energiebronnen als schalie-olie kunnen de problemen wel wat voor ons uit schuiven, maar ze kunnen ze niet uit de weg ruimen. Jeremy Legett, auteur van ‘Uit de olie’ doet de boude voorspelling dat we tegen het einde van 2015 een olieschok mogen verwachten. Dat wil niet zeggen dat de olie op zou zijn, maar wel dat de vraag substantieel groter wordt dan het aanbod, en dat we dus met schokken te maken krijgen.

Daar tegenover staat een aantal interessante tendensen, ook bij ons. We zien hoe een groeiende groep mensen de autocultuur vaarwel zegt. In Antwerpen zien we een opmerkelijke massabeweging tegen Oosterweel, die erg veerkrachtig is en zich niet snel gewonnen geeft. De vakbonden houden congressen over duurzaamheid, hoewel de praktische vertaling van het groene syndicalisme vaak nog moeilijk blijft. De groene en progressieve linkerzijde maakt kleine stapjes vooruit. Het kritisch ecologisch bewustzijn groeit. Het grote probleem is dat dit bewustzijn vaak moeilijk vertaald geraakt in collectief handelen.

Een andere interessante tendens is het hele debat over de commons. Er wordt op verschillende niveaus geëxperimenteerd met nieuwe vormen van organisatie voorbij de markt en de staat. In het academisch onderzoek bestaat hierover een enorme hype, maar ook sociale bewegingen hechten steeds meer belang aan ‘commoning’: van allerlei deelpraktijken tot het creëren van gemeenschappelijke ruimtes (pleinbezettingen bijvoorbeeld), en het stimuleren van open access via het internet.

Sommige economische actoren springen ook op deze kar. Zo gaf Elon Musk, de topman van Tesla, een bedrijf dat elektrische wagens produceert, alle patenten voor die wagens vrij. Dat doet hij natuurlijk niet zomaar: hij wil vooral een doorbraak forceren voor elektrische auto’s. Maar zien we hier niet tegelijk hoe het systeem van intellectuele eigendom op grenzen of tegenstellingen botst? En hoe het economisch systeem zich hieraan noodgedwongen moet aanpassen?

Intussen kijken we uit naar wat de volgende grote klimaattop, in Parijs in 2015, zal brengen. Er zou een kleine doorbraak in de maak zijn, waarbij China en de VS zich zouden engageren. De grote vrees wordt: de ambitie zal te laag liggen, en de oplossing zal vooral gebaseerd zijn op emissiehandel. In elk geval zijn de sociale bewegingen zich nu al volop aan het voorbereiden. Parijs moet een belegerde stad worden eind 2015. Er worden 100.000den mensen verwacht.

Kijken we in de ogen van de panda, of in de spiegel? De titel van het debat vandaag verwijst natuurlijk naar wat twee panelleden schreven. Etienne Vermeersch die ons erop wijst dat we mogelijk de laatste keer in de ogen van de panda kijken, voor die uitsterft. En Giselle Nath die ons uitdaagt om in de spiegel te kijken, en onze materiële levensstandaarden in vraag te stellen. De vraag is natuurlijk wat we precies zien als we in de spiegel kijken. Zien we de mens met zijn egoïstische natuur, zijn kortetermijndenken, zijn verslaving aan olie? Of zien we een mens die simpelweg met te veel is, en daardoor een steeds groter beslag legt op de aarde? Of zien we een mens die gegrepen is door een maatschappelijk en economisch systeem dat op de dool is geraakt?

Zoals Eric Goeman aangaf met de titel van dit debat: ‘It’s ideology, stupid!’ Tijd dus om even een stapje achteruit te zetten en een echt ideologisch debat te houden over de grondslagen van de ecologische catastrofe.

————————-

“Op weg naar de ecologische catastrofe en klimaatchaos? (Kijken we in de ogen van de Panda of ook in de spiegel? – It’s ideology, stupid!”)

Presentatie Stellingen Gentse Feesten debat van 23 juli – Anneleen Kenis

Op weg naar de ecologische catastrofe en klimaatchaos? Als we Jeremy Leggett, auteur van het recent uitgebrachte boek ‘Uit de olie’, mogen geloven alleszins wel. Of preciezer gesteld: ofwel krijgen we binnenkort met ongeziene klimaatverandering te maken, ofwel volgt een nieuwe financiële schok.

Als we de klimaatverandering binnen ‘beheersbare’ grenzen willen houden, moet een groot deel van de gekende oliereserves immers blijven waar ze zitten: onder de grond. Maar dat wil dan weer zeggen dat een groot deel van de beurswaarde die aan die reserves gekoppeld is in het niets opgaat. Met als gevolg: een nieuwe financiële crisis. Toch zal die laatste keuze niet kunnen verhinderen dat zowel klimaatverandering als een olieschok alsnog plaatsvinden. Het is te laat om klimaatverandering helemaal te vermijden, en vroeg of laat lopen de oliereserves nu eenmaal op hun einde. De catch 22 waarin we zitten, lijkt onvermijdelijk op crisissen uit te draaien. In zijn woorden: “Samenvattend krijgt de wereld… ofwel eind 2015 met een olieschok te kampen, kort daarop gevolgd door een financiële crisis, of vindt er voor dat moment al een tweede financiële crash plaats, die een paar jaar later door een uitgestelde oliecrash wordt gevolgd.”

Het is op zijn minst een gedurfde prognose te noemen. In tegenstelling tot veel onheilsprofeten uit het verleden die de apocalyps veel verder in de toekomst situeerden, schuift Leggett het einde van 2015 naar voren. Daarbij is het interessant hoe hij laat zien dat de grote crisissen van onze tijd onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn: de financiële, olie- en klimaatcrisis. Deze stelling van Leggett wil ik dan ook aan het panel voorleggen als de eerste stelling voor het debat vandaag. De vragen zijn duidelijk: nemen we deze voorspellingen serieus? Hoe moeten we dit samenspel van crisissen juist begrijpen? Wat betekent dit in termen van wat we moeten doen vandaag?

Kijken we binnenkort voor de laatste keer in de ogen van de panda of kijken we ook eens in de spiegel? Giselle Nath roept in haar opmerkelijke opiniestuk alleszins op om in de spiegel te kijken. Zo stelt ze: “Ook in de zoektocht naar een (t)huis keert de ethiek van ’meer is beter’ terug. Weinigen gaan ervan uit dat het huurappartementje in de stad niet zal worden ingeruild voor een eigen huis met tuin en garage, liefst in het groen. Toch weten we dat de geliefde woonbonus de ongelijkheid groter maakt. En dat het moeilijk is om vuilnisophaling, water- en elektriciteitsvoorzieningen te bekostigen voor dat type woningen. Moeilijk ook om nog speelparkjes in te richten als de openbare ruimte opgaat aan protserige voortuintjes waar alleen tuinkabouters wonen. […]

Is een maatschappij op maat van de middenklasse wel in staat om te reageren op de ecologische en ethische dilemma’s van onze tijd? (De Morgen)”. Deze stelling wil ik dan ook als tweede naar voren schuiven. De vragen zijn legio: willen we teveel? In termen van materieel goederen tenminste? Ligt het probleem bij de levensstijl van de middenklasse? Is die te weinig kritisch naar het eigen doen en laten toe? En wie is die middenklasse dan wel? Meer fundamenteel rijst de vraag of we iets kunnen met een sociologische (in plaats van bijvoorbeeld een politieke) analyse van het ecologische probleem? Is ecologie bovendien een ethische kwestie? Schort er iets aan onze waarden? En zo ja, wat kunnen we daar dan aan doen? Of moeten we de oorzaken van de ecologische destructie elders gaan zoeken?

Etienne Vermeersch is alleszins duidelijk: we zijn eenvoudigweg met teveel; en binnen die context kunnen we nog zoveel moeite doen ecologisch te gaan leven, we gaan het tij er niet mee kunnen keren. In een opmerkelijk interview in Knack stelt hij: “Wanneer men nog eens een wereldwijd klimaatcongres houdt, moet het over overbevolking gaan. Noch in Kyoto, noch in Kopenhagen, noch in Cancún heeft iemand het gehad over geboorteregeling. […] Landen met een dalende bevolking mogen gedecoreerd worden. Geef Vladimir Poetin een medaille!”

‘Overbevolking’: volgens sommigen het heikele punt, zelfs het ‘taboe’ van de milieubeweging, datgene waarover we het dringend moeten hebben, maar waar weinigen de moed toe zouden hebben. Volgens anderen een compleet foute voorstelling van zaken; een veel te simplistische analyse van de grondoorzaken van de ecologische crisis die nauwelijks oog heeft voor de maatschappelijke structuren en mechanismen die tot de huidige destructie hebben geleid. Is de ecologische belasting van de aarde zomaar terug te voeren op het aantal mensen vermenigvuldigd met hun individuele ecologische voetafdruk?

Verliezen we dan niet allerlei machtsverhoudingen en marktmechanismen uit het oog die helpen begrijpen waarom de gezamenlijke voetafdruk zo groot is geworden? Andere heikele punten in het overbevolkingsdiscours: blaming the victims, het doorschuiven van verantwoordelijkheid naar vrouwen en het Zuiden, en de depolitisering die inherent vervat zit in het herleiden van de ecologische problematiek tot een teveel aan individuen. Twee cruciale vragen tekenen zich steeds opnieuw af.

De eerste vraag is die naar de grondoorzaken van de ecologische crisis; en hieraan gekoppeld het alternatief dat we voor ons zien: situeren we de grondoorzaak bij een teveel aan mensen dan krijgen we een totaal ander verhaal dan wanneer we de nadruk op de consumptiecultuur of op maatschappelijke structuren en mechanismen leggen. De ondertitel van dit debat moge alleszins duidelijk zijn: It’s ideology stupid! De tweede vraag heeft te maken met strategie. Hoe maken we die weg naar een meer sociale en ecologische wereld? Een cruciaal aspect daarbij is hoe we de crisis moeten framen om mensen te mobiliseren om in actie te komen.

De BBL maakte daarbij recentelijk een opmerkelijke keuze. “It’s ideology stupid”, moeten ze hebben gedacht, daarbij de dominante ideologie omarmend. In de hoop zo gehoor te vinden daar waar dat vandaag nog niet gebeurt, en ook de economische en politieke elites van onze tijd mee te krijgen? Zo stelden ze in een persbericht: “Iedereen is aandeelhouder van het leefmilieu, de grootste multinational ooit. Die draait 24/24 voor ons. Door politici een symbolisch aandeel te overhandigen, vraagt de milieubeweging hen om ‘samen’ aandeelhouder te worden en in de volgende legislatuur zowel de groene economie te stimuleren, als de inzet van de vele verenigingen te waarderen en te ondersteunen. Politici noteren op hun aandeel een concrete actie die ze komende regeerperiode ‘samen met de milieubeweging’ willen verwezenlijken. Economische ontwikkeling en duurzaamheid gaan zo hand in hand.” Een ideologische keuze die moeilijk zonder gevolg kon blijven.

Twee dagen later schrijft de vzw climaxi op zijn beurt een persbericht om zich van deze oproep te distantiëren. Daarbij schrijven ze onder andere: “de manier waarop BBL ons leefmilieu voorstelt als een vorm van koopwaar, wekt grote vragen op. Het gebruik van de slogan “Iedereen is aandeelhouder van het leefmilieu, de grootste multinational ooit”, doet het werkt teniet van al wie strijdt tegen de toenemende vermarkting en commercialisering van onze natuur en ons leefmilieu”. Ook het feit dat eender welke politicus met een mooie belofte op de website kan komen te staan, wars van elk reëel engagement, roept vragen op. Want dat reëel engagement is uiteindelijk toch waar het om gaat?

Op de Gentse feesten debatten kunnen we uiteraard niet anders dan in te zoomen op de reële praktijk in Gent, en dat is dan ook waar mijn laatste stelling over gaat. Gent presenteert zich graag als dé sociale en ecologische stad van Vlaanderen, en velen van ons zouden niets liever willen. Maar zien we daar genoeg van in de praktijk? Recent werd het nieuwe parkeerplan voorgesteld; een schuchtere poging om de auto uit de stad te weren. In de woorden van Stijn Oosterlynck in De Morgen: “Het is duidelijk dat het Gentse stadsbestuur met dit parkeerplan op een cruciaal moment in de legislatuur terechtgekomen is. Bij haar aantreden beloofde de paarsgroene bestuurscoalitie de Gentse burgers een vernieuwend project voor een sociale en ecologische stad.”

Stijn Oosterlynck stelt daarbij dat het voorgestelde parkeerplan op zijn minst de verdienste heeft om duidelijke keuzes te maken. “Het plan geeft resoluut voorrang aan de parkeernoden van bewoners over die van bezoekers, werknemers en studenten. Die laatsten worden met hogere parkeertarieven en kortere toegelaten parkeertijden ontmoedigd om met de auto tot in het stadscentrum te rijden.” Ondanks de matigheid van het plan, leidde het toch tot felle reacties vanuit onder andere de ondernemingswereld. Maar welke mening is groen en progressief Gent toegedaan? Is het nieuwe parkeerplan een stap in de goede richting? Is het een goed idee om auto’s uit de stad te proberen weren via duurdere parkeertarieven? Is het geen illusie om te denken dat dit soort kleinschalige ingrepen zullen volstaan?

Meer fundamenteel: moet men op basis van economische incentieven differentiëren wie wel en wie niet de stad binnen mag? En wat te denken van de andere recente Gentse initiatieven die heel wat aandacht kregen? Zijn de leef-, speel- en fietsstraten meer dan symbolen van een mogelijk groenere stad die zich dringend verwezenlijken moet? Zijn het stappen in de richting van meer, of riskeren ze niet meer dan eilandjes in een vervuild leefgebied te blijven?

Meer in het algemeen: zijn dit het soort stappen dat we nodig hebben? Of moeten we het over een andere boeg gooien? En vooral: hoe linken we de eerste stelling met de laatste: als we Leggett’s voorspellingen serieus nemen (of het nu voor 2015 en 2025 is) hebben we dan genoeg aan de stappen die vandaag in Gent en overal elders ter wereld worden gezet?