Ga naar de inhoud

Is de huidige crisis een wetmatigheid?

De heer Grommen verwacht een flinke correctie op de aandelenmarkten. Hij zet hier in het kort uiteen waarom hij dit verwacht en waarom naar zijn mening de grafiek van de Dow Jones ons niet veel vertelt.

6 min leestijd
Placeholder image

 

Kijkend naar de kenmerken van de fasen waarin maatschappelijke transformatieprocessen zich voltrekken, zou het heel goed kunnen, dat we nu aan het eind van de zogenaamde derde industriële revolutie zitten. Transities zijn doorgaans maatschappelijke transformatieprocessen, die tenminste één generatie beslaan. Transities hebben de volgende eigenschappen:

  • het betreft een structurele verandering van de maatschappij, of een complex deelsysteem daarvan;

  • er is sprake van op elkaar inwerkende en elkaar versterkende technologische, economische, ecologische, sociaal-culturele en institutionele ontwikkelingen op verschillende schaalniveaus;

  • het is de resultante van langzame veranderingen (ontwikkelingen in voorraden) en snelle dynamiek (stromen).

 

Vier transitiefasen

In het algemeen beschrijven transities de S-curve en zijn vier transitiefasen te onderscheiden:

  1. een voorontwikkelingsfase van dynamisch evenwicht waarin de status-quo niet zichtbaar verandert;

  2. een ‘take-off’-fase waarin het veranderingsproces op gang komt, doordat de toestand van het systeem begint te verschuiven;

  3. een versnellingsfase waarin zichtbaar structurele veranderingen plaatsvinden door een cumulatie van op elkaar inspelende sociaal-culturele, economische, ecologische en institutionele veranderingen; in de versnellingsfase is sprake van collectieve leerprocessen, diffusie en processen van inbedding;

  4. een stabilisatiefase waarin de snelheid van maatschappelijke verandering afneemt en al lerend een nieuw dynamisch evenwicht wordt bereikt.

 

Drie ingrijpende transities

In de laatste twee eeuwen zijn er drie ingrijpende transities geweest:

1. De 1e industriële revolutie (1780 tot circa 1850); de stoommachine

2. De 2e industriële revolutie (1870 tot circa1930); electriciteit, olie en auto

3. De 3e industriële revolutie (1950 tot ….); computer en microprocessor

De 1e (en de 2e revolutie) veranderde een agrarische samenleving naar een industriële samenleving, waarin de mechanisatie de mens (uiteindelijk) ontlastte van lichamelijke arbeid. De 3e revolutie veranderde een industriële samenleving naar een dienstensamenleving. Waar de mechanisatie de mens ontlastte van lichamelijke arbeid, ontlastte de computer hem van geestelijke arbeid. Deze revolutie veroorzaakte het meer en meer overbodig worden van lagere functies in de industrie en het ontstaan van totaal nieuwe functies in de dienstensector.

Transities en beursindexen

Wat zegt een beursindex zoals De Dow Jones Industrial Average eigenlijk?

Een index wordt berekend aan de hand van een mandje aandelen. Bij elke index gebeurt dat volgens een bepaalde formule en de uitkomst van de formule levert een aantal punten op. Een grote fout die veel mensen maken is, dat er waarde gehecht wordt aan deze grafieken. Deze grafieken zijn echter zeer bedriegelijk.

 

  • Het mandje van aandelen wordt bij elke beursindex regelmatig veranderd. Voor de nieuwe periode wordt dus de waarde van een ander mandje aandelen gemeten. Het is natuurlijk vreemd dat je de verschillende mandjes als zelfde eenheid projecteert. Na een periode van 25 jaar wordt de waarde van een mandje appels vergeleken met de waarde van een mandje peren. Er zitten momenteel nog maar 6 van de 30 oorspronkelijke bedrijven in de Dow Jones in vergelijking met het tijdstip (1980) dat de versnellingsfase van de laatste revolutie begon.

 

  • Het wordt nog vreemder als bij elke overgang van mandjes ook nog eens de formule waarmee de index wordt berekend, verandert. Dit gebeurt omdat de index, de uitkomst van de twee formules van beide mandjes, op het moment van verandering dezelfde uitkomst moet opleveren. De index-grafiek van de twee tijdsperioden moet per slot van rekening wel op elkaar aansluiten. Bij de Dow Jones bijvoorbeeld, worden alle koersen van de dertig Dow-aandelen bij elkaar opgeteld en vervolgens door een getal gedeeld, de Dow-divisor. Door wijzigingen in het mandje en door aandelensplitsingen wordt de Dow-divisor telkens veranderd. De Dow-divisor bedraagt momenteel 0,132319125, terwijl deze in 1985 nog meer dan 1 was. Een indexpunt in de ene periode wordt dus op een hele andere manier berekend dan in een andere periode.

Dow1985 = (x1 + x2 + ……..+x30) / 1

Dow2011 = (x1 + x2 + …….. + x30) / 0,132319125

In de jaren 90 van de vorige eeuw zijn er veel aandelensplitsingen geweest. Om de breuk gelijk te houden is zowel de teller als de noemer van de breuk veranderd. Een koersstijging van 1 dollar van het mandje in 2011 levert dus de facto 7,5 meer indexpunten op dan in 1985. Omdat er in de jaren 90 nogal wat aandelensplitsingen zijn geweest, is dit Dow Jones in deze periode bijna exponentieel is gestegen.

Momenteel staat de Dow op 11400. Bij het hanteren van de formule uit 1985 zou de index nu op 1510 staan.

 

  • Het meest vreemde is natuurlijk de steeds wijzigende samenstelling van het mandje. Over het algemeen is het zo dat bij het wijzigen van het mandje, bedrijven die in een stabilisatiefase of de aftakelingsfase van hun cyclus zitten, uit het mandje gehaald worden. Bedrijven die in de ‘take-off’-fase of versnellingsfase van hun cyclus zitten worden toegevoegd. De kans dat de index na de wijziging van het mandje en de formule stijgt, is dan natuurlijk vele malen groter dan dat de index gaat dalen. Daar hoef je geen kansberekening op los te laten, met name als deze methode wordt toegepast in de versnellingsfase van een transitie.

In principe is er een piramidespel gecreëerd. Dit gaat goed zolang er bedrijven die in de ‘take-off’-fase of versnellingsfase van hun cyclus zitten, worden toegevoegd. Aan het eind van een transitie zullen dit er echter steeds minder worden.

 

Herhaalt de geschiedenis zich?

 

Het bepalen van de beursindexwaarden zoals hierboven beschreven en de weergave van indexen in historische grafieken zijn bruikbare indicatoren om aan te geven in welke fase een industriële revolutie zich bevindt. De derde industriële revolutie bevindt zich duidelijk in de stabilisatiefase. Deze fase kenmerkt zich, doordat de markt verzadigd is en de concurrentie toeneemt. Alleen de sterkste bedrijven kunnen de concurrentie aan, of nemen de concurrentie over. Beleggers worden euforisch bij het horen van fusies en overnames. In feite geven fusies en overnames de convergerende processen weer aan het einde van een transitie. Objectief gezien is elke fusie of overname een vermindering van economische activiteiten. Dit wordt pijnlijk duidelijk als we naar de werkloosheidscijfers van diverse samenlevingen kijken. Nieuwe industriële revoluties ontstaan door nieuwe ideeën, uitvindingen en ontdekkingen, ofwel nieuwe kennis en inzichten. Ook hier lijken we als mensheid een verzadigingspunt bereikt te hebben. Er zullen steeds minder bedrijven in de ‘take-off’-fase of versnellingsfase komen, die de bedrijven in de stabilisatiefase of de aftakelingsfase in een indexenmandje kunnen vervangen.

 

De mensheid wordt momenteel geconfronteerd met dezelfde problemen als aan het eind van de 2e industriële revolutie; sterk oplopende werkloosheid, torenhoge schulden van bedrijven en overheden en slechte financiële posities van banken. Een flinke correctie op de aandelenmarkten kan waarschijnlijk ook nu niet uitblijven.

 

—————————-

 

Bron: Dit artikel is een samenvatting van het artikel  “Huidige crisis, een wetmatigheid?” dat in maart 2011 in “Hermes”, een 2-jaarlijks tijdschrift van de VVLG, de Vlaamse Vereniging voor Leraren Geschiedenis en Cultuurwetenschappen is verschenen.