Ga naar de inhoud

Hoger onderwijs in een Noord-Zuid perspectief.

De Wereldbank werd opgericht onder meer om ontwikkeling van de landen in het Zuiden te ondersteunen. Een analyse van de haar rol bij het privatiseren van publieke universiteiten in het Zuiden leert dat het opgebrachte geld in vele gevallen gebruikt wordt om schuldenlasten en schulden ontstaan door fraude af te betalen. Meer over de gevolgen, en over toegankelijkheid van hoger onderwijs.

10 min leestijd
Placeholder image

De Wereldbank op de bres voor de privatisering van het onderwijs in het Zuiden.
(door Stijn Oosterlynck [1])

Dit stuk is afkomstig uit WTO . ZIP nr. 47 dat elders op Globalinfo staat

De Internationale Bank voor Heropbouw en Ontwikkeling, nu gekend als de Wereldbank (WB), werd vlak na de tweede wereldoorlog opgericht onder meer om ontwikkeling van de landen in het Zuiden te ondersteunen. Volgens Gian Carlo Delgrado-Ramos, een onderzoeker van de Autonome Universiteit van Barcelona die de rol van de Wereldbank in het privatiseren van publieke universiteiten in het Zuiden analyseert [2], gebeurde dit niet zonder een fikse dosis eigenbelang. De economisch en financieel dominante positie van de VS vertaalde zich in haar stevige controle over de Wereldbank (oa. via haar veto-macht). Op die manier kon de VS ervoor zorgen dat een aanzienlijk deel van de private investeringen die in het kader van de WB-programma\\\\\’s gedaan werden tegoed kwamen aan Amerikaanse bedrijven.

Privatiseringsagenda van Wereldbank

Delgrado-Ramos legt uit hoe dit bedrijfsleven via \\\\\’working clusters\\\\\’ nauw betrokken is bij de werking van de International Finance Corporation, de arm van de Wereldbank die geld uitleent aan de private sector en technische assistentie en advies geeft over privatiseringen. Uit zijn onderzoek blijkt hoe de privatiseringsagenda van datzelfde bedrijfsleven zich weerspiegelt in de manier waarop de Wereldbank regeringen in het Zuiden onder druk zet om hun openbare universiteiten te privatiseren. Delgrado-Ramos verwijst onder andere naar het rapport \\\\\”The financing and management of higher education\\\\\” uit 1998 waarin de WB haar wereldwijde agenda voor onderwijshervormingen uiteenzet [3]. De Wereldbank verbergt daarin haar doelstellingen niet: \\\\\”the reform agenda of the 90s, and almost certainly extending well into the next century, is oriented to the market rather than to public ownership or to governmental planning and regulation\\\\\”. Concreet betekent dit voor de Wereldbank onder andere inschrijvingsgelden die de volledige kosten van het onderwijs dekken, studentenleningen met rente tegen markttarief, training in ondernemerschap als deel van het curriculum en het verkopen van onderzoek via contracten.

Het pleidooi van de Wereldbank voor marktgerichte hervormingen is volgens de instelling zelf niet louter ideologisch. Een belangrijke reden voor de privatisering van universiteiten die zij naar voor schuift is het \\\\\’feit\\\\\’ dat belastingen in de huidige geglobaliseerde economie steeds makkelijker te ontwijken en moeilijker te innen zijn, en dat de publieke behoeften die door de overheid gelenigd moeten worden toenemen. Volgens Delgrado-Ramos komt de privatisering van de overheidsdiensten in het Zuiden echter neer op de onteigening van de publieke infrastructuur en schatkist van ontwikkelingslanden. Het geld dat de privatiseringen opbrengen wordt immers in vele gevallen gebruikt om schuldenlasten en schulden ontstaan door financiële en privatiseringsfraude af te betalen aan Westerse banken en regeringen en aan internationale instellingen in plaats van het aan te wenden voor de broodnodige binnenlandse investeringen in onderwijs, gezondheidszorg en infrastructuur.

Commercialisering van universitair onderzoek

Een van centrale punten in het rapport is de commercialisering van het universitair onderzoek. De Wereldbank stimuleert dit onder meer via haar Millennium Science Initiative (MSI). MSI is een nieuw programma van de Wereldbank waarbij landen geld kunnen lenen voor het verbeteren van de kwaliteit en efficiëntie van hun wetenschappelijke en technologische capaciteit. Cruciaal in dit programma is volgens Delgrado-Ramos de sterke nadruk die gelegd wordt op samenwerking met de private sector en het opleiden van studenten als \\\\\’human resources\\\\\’ voor de privé-sector. MSI-fondsen kunnen enkel gebruikt worden voor het eigenlijke onderzoek, niet voor het financieren van de onderzoeksinfrastructuur. Deze kosten worden liever overgelaten aan de publieke overheden, terwijl privé-bedrijven zich wel de onderzoeksresultaten en het menselijk kapitaal dat geproduceerd wordt met behulp van deze infrastructuur toe-eigenen. Delgrado-Ramos stelt bovendien terecht dat deze commercialisering van onderzoek en ontwikkeling aan universiteiten leidt tot een groeiende kloof tussen de nationale onderzoeks- en ontwikkelingsprioriteiten en de echte noden van de samenleving in ontwikkelingslanden. Het zijn steeds meer Westerse multinationals die bepalen wat onderzocht wordt en die zich de resultaten van het wetenschappelijk onderzoek toe-eigenen. Dit hypothekeert de ontwikkelingskansen van de landen in het Zuiden.

Primaat van de \\\\\’onderwijsconsument\\\\\’

Een andere belangrijke aspect van de vermarktingsagenda van de Wereldbank die Delgrado-Ramos waarneemt in het rapport [3] is de verschuiving van het primaat van de onderwijsinstellingen naar het primaat van de \\\\\’onderwijsconsument\\\\\’. Daarmee willen ze de \\\\\”overdreven macht van het professoraat\\\\\” openbreken. Delgrado-Ramos wijst hier op een belangrijke dimensie van de neoliberale privatiseringscampagne. Het personeel van publieke onderwijsinstellingen heeft door de jaren heen haar eigen unieke expertise en procedures ontwikkeld om de onderzoeksprioriteiten op te stellen en de kwaliteit van het onderzoek te beoordelen en dit buiten de markt om (oa. peer review of het beoordelen van onderzoek door collega wetenschappers). Men dus kan verwachten dat zij zich zullen verzetten tegen een onderwerping van hun activiteiten aan de markt. In die markt is het immers de consument, in casu studenten of private bedrijven, en niet het onderzoekspersoneel die bepaalt wat de prioriteiten en criteria voor beoordeling van de kwaliteit van onderzoek zijn. De vermarkting van wetenschappelijk onderzoek leidt zo tot het ondermijnen van potentiële haarden van verzet tegen de privatisering van het onderwijs en de vernietiging van kennis over hoe onderwijs- en onderzoeksinstellingen op niet-marktgerichte basis georganiseerd kan worden. Op die manier wordt een andere dan een neoliberale wereld minder \\\\\’denkbaar\\\\\’ en dus minder mogelijk gemaakt.

\\\\\”Landen Assistentie Strategieën\\\\\”

De privatiseringsagenda van de Wereldbank wordt verder verspreid via de \\\\\”Landen Assistentie Strategieën\\\\\” (Country Assistance Strategy). In deze strategie-documenten zet de Wereldbank haar beleidsprioriteiten uit voor een specifiek land dat geld leent van de Bank. Delgrado-Ramos geeft Mexico als voorbeeld. In de Landen Assistentie Strategie 2002-2006 voor Mexico schrijft de Wereldbank Mexico een \\\\\’nieuwe onderwijscultuur\\\\\’ voor waar niet zozeer het leerproces maar de uiteindelijke resultaten, gemeten in gestandaardiseerde nationale tests, belangrijk zijn. Op aanraden van de Wereldbank besliste de Mexicaanse regering begin 2004 extra publieke budgetten te verdelen over de universiteiten op basis van hun scores op een standaardtest. In realiteit wordt het budget teruggeschroefd en vervangen door private leningen aan strenge voorwaarden en donaties. De gevolgen zijn volgens Delgrado-Ramos navenant. De toegang tot publieke universiteiten wordt steeds moeilijker. Het enige alternatief zijn de privé-universiteiten, maar die zijn erg duur. Terwijl het aantal studenten aan privé-universiteiten in Latijns Amerika de voorbije vijftien jaar meer dan verdubbelde, daalde de proportie van de bevolking die hoger onderwijs geniet zorgwekkend.

Delgrado-Ramos linkt deze ontwikkelingen aan de behoeften van de mondiale arbeidsmarkt. De uitbreiding van de groep Latijns-Amerikanen die enkel laag en middelbaar geschoold zijn, is nodig om voldoende getrainde werkers te hebben die de machines van de multinationale ondernemeningen in de maquilas [4] kunnen bedienen. De migratie van de hoogst opgeleiden naar het Westen, veroorzaakt door het gebrek aan financiële middelen en andere vormen van ondersteuning voor publieke universiteiten in Latijns Amerika, wordt zelfs aangemoedigd. Volgens de Mexicaanse regering is dit geen \\\\\’brain drain\\\\\’, maar de export van \\\\\”Mexicaanse ambassadeurs\\\\\”. Tegelijkertijd is er ook een migratiestroom van ongeschoolde werkkrachten naar het Westen. Die ongeschoolde arbeid ondermijnt de lonen en arbeidsvoorwaarden van de laaggeschoolden in het Westen.

Delgrado-Ramos merkt heel terecht op dat de commercialisering van het hoger onderwijs in het Zuiden en de invloed die daarvan uitgaat op het aantal en de soort studenten, de onderwijsprogramma\\\\\’s en procedures en het soort onderzoek en ontwikkeling, naadloos aansluit bij de GATS. De GATS is het onderdeel van de Wereldhandelsorganisatie dat gericht is op het liberaliseren van de handel in diensten, inclusief onderwijsdiensten. Het creëren van een wereldwijde markt in onderwijsdiensten, vereist in de eerste plaats dat onderwijs verhandeld kan worden [5]. Het is net deze omvorming van hoger onderwijs in het Zuiden tot een marktgoed dat de Wereldbank nastreeft. Zoals de analyse van Delgrado-Ramos aantoont doet de Wereldbank dit door de macht in de onderwijssector te verschuiven van de aanbieder – de onderwijsinstelling en het onderwijzend personeel – naar de onderwijsafnemer, en door die afnemer te dwingen onderwijs steeds meer te zien in economische, eerder dan breder humanistische, termen.

Noord en Zuid

Dat het Zuiden een belangrijke markt is voor hoger onderwijsdiensten wordt aangetoond door de volgende cijfers. In 1950 waren er wereldwijd 6,5 miljoen studenten geregistreerd, vandaag zijn dat er 100 miljoen [6]. Een steeds groter deel daarvan zijn studenten uit de Derde Wereld. Toch profiteert het Zuiden daar niet echt van. De bloeiende internationale handel in hoger onderwijs is immers grotendeels eenrichtingsverkeer. Weinig studenten van ontwikkelde landen gaan in het Zuiden studeren. Het overgrote deel van de topuniversiteiten in de wereld ligt dan ook in het Noorden. Voor universiteiten in het Noorden zijn studenten uit het Zuiden een steeds belangrijker bron van inkomsten, vooral in die landen waar de overheidssubsidies teruggeschroefd worden en waar de universiteiten feller moeten concurreren voor private financiële middelen. Studenten uit de Derde Wereld betalen ongeveer 14,500$ per jaar om aan die universiteiten te mogen studeren. Dit is meer dan drie keer zoveel dan binnenlandse – of in het geval van Europa, Europese – studenten die dezelfde opleiding volgen. Voor hen dekken de overheidssubsidies een deel van het inschrijvingsgeld.

Het is bijzonder moeilijk voor universiteiten in ontwikkelingslanden om op te klimmen tot een topinstelling. Rangschikken van universiteiten gebeurt immers dikwijls op basis van criteria die meer aandacht besteden aan onderzoek dan aan onderwijs. Alhoewel onderwijs geven een minstens even belangrijke taak van universiteiten is, bouwen universiteiten zich dus vooral een reputatie op met hun onderzoek. Dit is een ongunstige situatie voor universiteiten in ontwikkelingslanden die steeds minder (publieke) middelen krijgen om op onderzoeksgebied de concurrentie aan te gaan met instellingen in het Noorden en daardoor ook dikwijls hun beste wetenschappers zien vertrekken. Wel zouden ze studenten uit het Noorden kunnen aantrekken met hun onderwijs, onder andere doordat de inschrijvingsgelden in het Zuiden een stuk lager liggen. Toch slagen ze daar niet goed in, mede doordat die studenten dankzij overheidssubsidies veel minder dan de volledige inschrijvingsgelden betalen in universiteiten in hun eigen land.

Internationaal herverdelend belastingssysteem

Zoals Delgrado-Ramos overtuigend aantoont vormen meer private investeringen geen oplossing voor de hoger onderwijsproblemen in de ontwikkelingslanden, omdat de fondsen niet ten goede komen aan het publieke nationale belang, maar vooral aan de belangen van de multinationale ondernemingen. De enige effectieve en sociaal rechtvaardige oplossing is dan ook de universiteiten in het Zuiden van een degelijke publieke financiering voorzien. Het argument van de Wereldbank dat de globalisering het ontwikkelingslanden steeds moeilijker maakt belastingen te innen is geen \\\\\’natuurfeit\\\\\’, maar juist het resultaat van politieke beslissingen om de financiële markten te dereguleren en liberaliseren, om belastingsparadijzen te gedogen en de manifeste politieke onwil om een internationale fiscaliteit uit te bouwen die de huidige grootschalige fiscale dumping tegengaat. De beste manier om tegen deze desastreuze trend in te gaan is radicaal te kiezen voor het uitbouwen van een internationaal herverdelend belastingssysteem, waarbij de invoering van de Tobintaks een eerste stap zou kunnen zijn. Over een internationaal rechtvaardige fiscaliteit lezen we echter zelden iets bij \\\\\’ontwikkelings\\\\\’-instellingen zoals de Wereldbank [7].

Noten:
[1] Stijn is verbonden aan ATTAC Vlaanderen en is te bereiken via:
[2] \\\\\”World Bank and the privatization of public university: a South-North analysis\\\\\”, door Gian Carlo Delgrado-Ramos (2004). Deze paper is gebaseerd op het boek \\\\\”Imperialism and World Bank\\\\\” dat Gian Carlo Delgrado-Ramos samen met John Saxe-Fernandez schreef en dat recent uitkwam bij Editorial Popular Spain.
[3] \\\\\”The financing and management of higher education: a status report on worldwide reforms\\\\\”, door Johnstone D. Bruce van de State University of New York at Buffalo, in opdracht van de Wereldbank (1998).
[4] Gedereguleerde zones, waar belasting- en arbeidswetten uit het gastland niet van toepassing zijn.
[5] Volgens Delgrado brengt de commercialisering wereldwijd al 365 miljard dollar op (door het veilen van cursussen, trainingen etc.) en dit bedrag zal naar verwachting enorm toenemen zodra hoger onderwijs onder het GATS (General Agreement on Trade in Services) aangemerkt zal worden als goed (\\\\\’commodity\\\\\’).
[6] \\\\\”Fair trade university education?\\\\\”, door John Tiffin, Guardian Weekly, 28 mei 2004.
[7] Meer informatie over internationale fiscale rechtvaardigheid is te vinden op de website van Tax Justice Network: http://www.taxjustice.net/e/about/index.php

(Terug naar WTO.ZIP nr. 47….)

(Dit artikel was oorspronkelijk op GlobalInfo gepubliceerd door Stijn Oosterlynck.)