Ga naar de inhoud

Het Wereld Sociaal Forum in Belem

Zoals gebruikelijk was er weinig media-belangstelling voor het Wereld
Sociaal Forum dit jaar. Er waren nochtans mooie beelden te schieten,
inheemsen in vol ornaat, met pluimen en tatouages, echt en carnavalesk.
Het was ook een bijzonder forum, het eerste na een onderbreking van
twee jaar, een forum in volle economische crisis, een forum met
aandacht voor het amazonegebied en inheemse volken.

14 min leestijd
Placeholder image

(Door Francine Mestrum, Afkomstig van uitpers, maart 2009 )

Wellicht is de ontvangst en zijn de recepties in Davos aantrekkelijker. ‘Men’ vindt Davos ‘belangrijker’, hoewel dat ‘belang’ in het volle debacle van de crisis toch mag gerelativeerd worden. Beslissingen vallen er niet, noch in Davos, noch in Belem. De media hebben duidelijk meer belangstelling voor de zo goed als failliete politieke en zakelijke elites dan voor de andersmondialisten die aan een andere wereld bouwen.

Niemand kan van een Wereld Sociaal Forum terugkomen met een totaalbeeld van wat er is gebeurd. Meer dan tweeduizend workshops, verspreid over de campussen van twee universiteiten, wie zou het kunnen volgen? Iedereen maakt zijn keuze en zal zijn beoordeling laten berusten op wat hij/zij heeft meegemaakt. Ik was zelf op enkele workshops over de crisis, over de economisch en sociale mensenrechten, over gender en de crisis en over de toekomst van het forum. Ik was op de openingsceremonie en bij een ontmoeting met de Braziliaanse president Lula. Ik nam deel aan de vergadering van de Internationale Raad na het forum. Ik ontmoette mensen uit België, Frankrijk, Indië en Latijns-Amerika. Ik kom terug met gemengde gevoelens.

Een politieke doorbraak

Het meest positieve aan dit forum was ongetwijfeld het feit dat het werd afgesloten met een ernstige poging om netwerkoverschrijdend tot concrete voorstellen en alternatieven te komen. Alle bewegingen werden aangespoord om contact te zoeken met gelijkdenkenden en om de laatste dag op een assemblee tot een gemeenschappelijke tekst te komen. Diezelfde dag werd op een ‘assemblee van assemblees’ een gemeenschappelijke actie-agenda afgesproken. Hiermee werden twee dingen bereikt. De ‘assemblee van sociale bewegingen’ die elk forum probeert om zijn eigen agenda als ‘de’ agenda van het forum voor te stellen werd hiermee de wind uit de zeilen genomen. Ten tweede werd het forum afgesloten met een goede twintig teksten die aangeven wat er in de komende twee jaar aan mobilisaties kan verwacht worden. Een echt gemeenschappelijke agenda is het niet – enkel een naast elkaar plaatsen van twintig verschillende agenda’s – en overzichtelijk is het evenmin. Het is ook geen agenda of besluit van ‘het WSF’, maar van de verschillende bewegingen die aan het WSF deelnemen. Erg concreet met duidelijke alternatieven zijn die agenda’s ook niet, maar het is tenminste een begin van samenwerking die in de komende maanden en jaren tot een betere coördinatie kan leiden.

Een tweede politieke doorbraak kwam er met de ontmoeting met de linkse staatshoofden van Latijns Amerika. Eens te meer kwam dit vrij chaotisch over – aangezien het WSF zelf niet wilde uitnodigen en het initiatief werd overgelaten aan de deelnemende organisaties – met een ontmoeting op uitnodiging ’s namiddags (Chavez, Correa, Moralies, Lugo) en een open bijeenkomst ’s avonds (diezelfden met Lula erbij). ’s Anderendaags was er een ontmoeting tussen de Braziliaanse President en de Internationale Raad van het WSF, en dat is duidelijk een politieke doorbraak. Het was een open en eerlijk gesprek met veel kritische vragen en vaak weinig bevredigende antwoorden, maar met een duidelijke uitleg over het onvermogen van een politicus uit de derde wereld zonder parlementaire meerderheid. Lula vertelde er over zijn moeilijkheden om de stem van Brazilië ook echt te laten horen op internationale fora en over de moeilijkheid om sommige binnenlandse beslissingen om te draaien.

Een derde belangrijk politiek feit was de themadag over het Amazonegebied. Tijdens de eerste dag van het forum ging alle aandacht naar de ecologische problemen en naar de inheemse volken. Voor Latijns Amerika in het algemeen en voor Brazilië in het bijzonder was dit erg belangrijk en in de lokale pers stonden er in elk geval verslagen van de meeste vergaderingen. Dit past volledig in de nieuwe bewustwording bij alle niet-westerse volken van hun identiteit, hun onderdrukking en hun noodzaak zich duidelijker op het internationale forum kenbaar te maken. Met een dergelijke themadag kan het WSF een duidelijke focus krijgen en kan het politiek belang van de voorgestelde alternatieven alleen maar groter worden.

Aan de negatieve kant moet op de eerste plaats worden gezegd dat het niet echt een ‘wereld’ forum was: bij de meer dan honderdduizend deelnemers waren er nauwelijks tienduizend van buiten van Brazilië, en er waren niet meer dan 500 Europeanen. Dat is veel minder dan in Porto Alegre (2006), en zelfs minder dan in Nairobi (2007). Verklaringen zijn er voldoende: de grote afstand en het moeilijke logement in Belem, het verdwijnend geloof in het belang van het WSF in Europa en de gebrekkige dynamiek van de bewegingen in de belangrijkste landen zoals Frankrijk en Duitsland. Over dat laatste straks meer.

Een proces

Het kan niet voldoende onderstreept worden: het Wereld Sociaal Forum is een proces, het is veel meer dan een tweejaarlijkse bijeenkomst met daartussen regionale en thematische fora. En als proces van kennismaking en samenwerking heeft het WSF wel degelijk invloed. Er worden netwerken gemaakt en meer en meer ook netwerken van netwerken waarmee wereldwijd kan worden gemobiliseerd. We kennen vandaag de moeilijkheden van de vissers in Pakistan en Bangladesh, de argumenten van de chavistas in Venezuela, de moeilijkheden van de vakbonden in Zuid-Afrika. We kunnen onze solidariteit betuigen met de Palestijnen, de Koreanen en de inheemse bevolking in Colombia. Dat zijn uiteraard geen verdiensten van uitsluitend het WSF, maar ook van tal van andere initiatieven van de ‘civil society’, wereldwijd, maar het WSF speelt in deze hele beweging, in dit proces, een cruciale rol van ankerpunt. Door rechtstreeks met elkaar te kunnen praten en te proberen elkaar ook goed te begrijpen, wordt een wereldwijde solidariteit gesmeed die niet meteen zal verdwijnen.

De politieke vooruitgang die met dit Forum werd geboekt is ook deel van het proces. Het is duidelijk dat niemand in de vele bewegingen die deel nemen aan het Forum een nieuwe ‘pensée unique’ verlangt, een alternatief dat geldig is voor iedereen en in alle omstandigheden. Het WSF is een praktisch voorbeeld van ‘think globally, act locally’. We ontmoeten elkaar, bespreken mogelijke acties, doen energie op en komen naar huis met nieuwe moed om lokaal verder te werken en te mobiliseren, in functie van een nationale, lokale of regionale agenda, samen met anderen. Er is ook geen enkele lokale beweging die zich een agenda laat opleggen door een mondiale beweging, hoe andersmondialistisch ook. Iedereen kiest en bepaalt zijn actiepunten in functie van wat lokaal of nationaal mogelijk of wenselijk is.

Tenslotte blijft de hele andersmondialiseringsbeweging zeer verscheiden. Dit is geen zwakte maar een sterkte die beter zou moeten gebruikt worden. De verscheidenheid belet inderdaad dat er eensgezinde standpunten worden ingenomen, en het zou weinig zin hebben daarover moeilijke en oeverloze discussies te beginnen. Het lukt toch niet, tenzij men tevreden is met een vage nietszeggende tekst. Bovendien is het wantrouwen tussen diverse bewegingen groot. Sociale bewegingen staan vaak huiverig tegenover iedereen die zich ook rechtstreeks met de politieke wereld inlaat. Vakbonden worden vaak als ‘klasseverraders’ bestempeld die een radicale arbeidersstrijd beletten. Van NGO’s wordt gezegd dat ze verkocht zijn aan hun broodheren en het neoliberale beleid ondersteunen. Vakbonden en NGO’s verwijten de sociale bewegingen op hun beurt dat ze weinig representatief zijn en geen concrete alternatieven hebben. Men ziet het: zowel mondiaal als lokaal staat veel een eensgezinde actie in de weg.
Het proces van het forum is er tot hier toe wel in geslaagd een aantal barrières weg te werken. Er kunnen vandaag meer organisaties samen werken dan vijf jaar geleden. Maar de weg is nog zeer lang en zal nooit helemaal kunnen afgelegd worden. Maar juist dit punt is iets waar binnen het forum harder moet aan gewerkt worden, met concrete voorstellen.

Een nieuwe linkse agenda?

De goed twintig teksten die door de verschillende assemblees werden uitgeschreven zijn ontegensprekelijk een vooruitgang. Er kan nog verder worden gewerkt aan toenadering tussen diverse organisaties, maar een volledige toenadering is onmogelijk en niet wenselijk. De opdracht is ook immens.

De politieke analyses die ik in Belem hoorde maken getuigen van veel inzicht. Meer en meer mensen beseffen dat het niet voldoende is om ‘anti-kapitalistisch’ te zijn. De ecologische crisis die erg gevaarlijke dimensies aanneemt wordt niet opgelost met een verdwijnen van het kapitalisme, het gaat om een beschavingscrisis. De genderongelijkheid wordt evenmin weggewerkt met een afschaffing van het kapitalisme, dit is een probleem voor de hele mensheid. De anti-kapitalisten zitten met een erfenis van bijna een eeuw ‘reëel socialisme’ die ze niet kunnen verdedigen. Echte concrete alternatieven blijven echter uit. Vandaar toch een zekere ontgoocheling als men de goed twintig teksten leest van de verschillende assemblees. En vandaar ook het gebrek aan dynamiek die bij veel Europese bewegingen valt te merken. Men kan de stap van mobilisatie naar concrete inhoudelijke beleidspunten maar moeilijk zetten. Men weet niet hoe vooruit te komen. Men weet niet hoe samen te werken. Men weet niet waar te beginnen en een nieuw publiek aan te spreken.

De invloed van Europa op het wereldgebeuren verkleint met de dag. Veel formele instanties hebben alle legitimiteit verloren en niemand gelooft nog dat de armoede-agenda of andere vormen van de huidige zogenaamde ontwikkelingssamenwerking enig soelaas kan bieden. Maar ook veel alternatieve bewegingen in Europa lopen achter op de dynamiek die de sociale bewegingen in het Zuiden zelf ten toon spreiden. Jean Ziegler spreekt in dit verband van een ‘Haine de l’Occident’, een besef van een koloniaal verleden, een besef van de dubbele tong waarmee over mensenrechten en goed bestuur wordt gesproken, een besef van de impasse waarin de rijke landen de arme landen duwen. Indien we niet snel kunnen aansluiten – met nieuwe ideeën en met besef van wat het verlichtingsdenken positief kan inhouden voor de hele wereld – bij de vraag van het zuiden, zullen we meer en meer gemarginaliseerd worden. Wat de landen in het zuiden vragen is een mogelijkheid om zelf hun moderniteit te kunnen bepalen, om zelf te kunnen kiezen voor de materiële vooruitgang die ook zij broodnodig vinden, om zelf te kunnen kiezen voor het ontwikkelingsmodel dat hen het best uitkomt. Dat wordt een sociaal en politiek conflict in die landen zelf, maar daar valt niet aan te ontkomen. Het is zinloos om hen te bestoken met onze verhalen over materiële en/of immateriële waarden of over goed bestuur, zij zijn daar zelf veel beter in en weten waar ze van toepassing kunnen zijn en waar niet. Uiteindelijk weten de sociale bewegingen zeer goed dat het gros van de bevolking in het zuiden blijvend met enige afgunst naar West-Europa blijft kijken. Solidariteit is dan ook het beste wat we hen te bieden hebben, een mondiale herverdeling van inkomens, wat meteen een uitstekend instrument is om de economische crisis te boven te komen.

De weg vooruit

Sinds enkele jaren wordt gesproken over de ‘identiteitscrisis’ van de andersmondialiseringsbeweging, er wordt gesteld dat het WSF zichzelf overbodig heeft gemaakt, dat er een nieuwe weg moet worden ingeslagen. Dat laatste klopt, denk ik, en ik denk ook dat er in Belem een begin mee werd gemaakt. Maar meer hervormingen zijn nodig.

Latijns Amerika heeft duidelijk getoond hoe sociale bewegingen aan de basis kunnen liggen van politieke veranderingen en hoe het contact met de machthebbers blijvend voor een dialoog kan zorgen. Dat neemt het spanningsveld tussen bewegingen en politiek niet weg, en dat doet niets af van de autonomie van de bewegingen. Zij bepalen hun eigen agenda maar kunnen wel proberen het beleid in hun belang om te buigen. Zij zullen daarbij rekening moeten houden met de belangen van andere bewegingen en andere maatschappelijke krachten. Het is dus van belang om voldoende tegenmacht op te bouwen en respect te hebben voor democratische procedures. Dat is het belang geweest van de Amazonedag op het WSF in Belem, en dat kan een goed aanknopingspunt zijn voor de toekomst.

Om het politieke belang van het WSF verder te versterken lijkt zo’n thematische focus me van het grootste belang. Door bewegingen te vragen hun activiteiten op het forum rond één of verschillende thema’s op te bouwen, zou men tot meer concrete besluiten kunnen komen. Mensenrechten is zo één thema, maar ook water, de klimaatverandering of de hervorming van de financiële architectuur kunnen in aanmerking komen. Het betekent niet dat nog enkel over die thema’s kan gesproken worden, wel dat aan de bewegingen wordt gevraagd om er prioritair aandacht voor te hebben. Wie dit niet kan of niet wil blijft uiteraard even welkom op het forum. Maar met enkele thema’s die naar voren kunnen geschoven worden, zouden de bewegingen ook aangezet worden om concrete voorstellen uit te werken. Het WSF kan dan een drijfkracht en een soort katalysator zijn voor bewegingen uit de hele wereld om praktische eisen naar voren te schuiven.

Voor de Europese bewegingen staat er veel op het spel. Het verschil in dynamiek tussen hen en de bewegingen uit Latijns Amerika of Afrika is enorm. Wij hebben vooral veel te leren van deze andere continenten en moeten vooral niet denken dat we nog veel invloed hebben die verder gaat dan de financiële middelen die we ter beschikking kunnen stellen.

Wat in Europa bij veel bewegingen ontbreekt is in eerste instantie een vermogen om supranationaal te denken. In de huidige financiële en economische crisis valt het weer op dat vooral aan nationale oplossingen wordt gedacht en dat men in algemeenheden vervalt van zodra men het over de Europese Unie of over internationale betrekkingen heeft. Zowel mondiaal als Europees zijn nu al instellingen actief die we misschien niet altijd even geschikt vinden, maar het is geenszins nodig om eerst tabula rasa te maken om te kunnen verder werken. Met alle bewegingen samen kunnen we invloed hebben, kunnen we hervormingen afdwingen en concrete beleidspunten proberen door te drukken. We moeten wel eerst proberen supranationaal te denken en concrete, haalbare voorstellen te formuleren die onze achterliggende utopie niet in het gedrang brengt.

Bij veel sociale bewegingen in Europa is er een soort mentale omslag nodig om te gaan denken in termen van en/en in plaats van of/of. De concurrentie- en de machtsstrijd tussen de kleinlinkse bewegingen zou moeten ophouden, de gefragmenteerde kapelletjes zijn ieder op zich machteloos, niemand heeft het grote gelijk in huis en niemand zal morgen meteen een andere wereld tot stand brengen. Mocht men beseffen dat radicaliteit niet in strijd is met hervormingen, dan kan men een gemeenschappelijke postkapitalistische agenda opstellen, dan kan men samenwerken op alle punten die worden gedeeld met anderen. Op zeker ogenblik zullen de wegen wellicht scheiden, maar een verwezenlijking van alle eisen die we delen zou ons al een heel eind op weg naar die andere wereld helpen. Tenslotte is het krampachtig vasthouden aan de autonomie van de bewegingen, met afkeer van alles wat ‘politiek’ is, niet langer houdbaar. Autonomie is niet in strijd met politieke samenwerking of met compromissen, het is juist een goed inzicht in hoe democratische processen werken en kunnen gebruikt worden, die ons zullen verder helpen.

Conclusie

Voor het begin van het Wereld Sociaal Forum woonde ik een congres bij over ‘wetenschap en democratie’. Of het zo was gewild weet ik niet, maar het was in feite een perfecte inleiding op zowel de aandacht voor het Amazonegebied als op de behoefte van de linkerzijde om zich te herbronnen. Er werd duidelijk gesteld dat ook ons wetenschappelijk model in crisis verkeert, dat we moeten nadenken over de manier waarop we kennis produceren en verspreiden, over de arrogantie waarmee we ‘andere’ kennis van de hand wijzen. Deze bijeenkomst werd georganiseerd door wetenschappers, vooral uit Frankrijk, Indië en Brazilië. Het was helemaal geen oproep om a-wetenschappelijk te gaan werken, wel om na te denken over de paradigma’s waarin we werken en de noodzaak om andere vormen van kennis op te nemen en onze eigen kennis ook anders te produceren en te verspreiden. Deze bijeenkomst was voor mij het interessantste van mijn reis naar Brazilië.

De wereld is aan het veranderen. Indien we als Europese bewegingen invloed willen hebben over de manier waarop, is er dringend een nieuwe dynamiek noodzakelijk, is er een grotere bescheidenheid nodig over de rol die we kunnen spelen, en een groter besef van onze eigen verantwoordelijkheid voor de manier waarop we in België en in Europa met elkaar samenwerken.
Willen we mee vorm geven aan de veranderingen, dan moeten we alle middelen gebruiken die we ter beschikking hebben en dringend de handen uit de mouwen steken.

(Uitpers, nr. 107, 10de jg., maart 2009)