Ga naar de inhoud

Het pensioenakkoord is te gammel om verzet te smoren

In een referendum spraken vakbondsleden zich 15 juni 2019 positief uit over het pensioenakkoord dat Rutte 3, ondernemers en vakbonden tien dagen eerder sloten. De opkomst was 37 procent. Dat dit percentage hoger is dan bij eerdere ledenraadplegingen is een schrale troost, bijna twee derde liet zich niet horen. Een smet op de juichtonen van de bondsonderhandelaars over de stemverhouding van 75 procent voor en 25 tegen. En nu? Bevat het akkoord nog zoveel te dichten gaten dat nieuwe strijd loont? 

6 min leestijd
Placeholder image

(Door Sjarrel Massop, dit stuk verscheen eerder op Solidariteit)

De slogan in de gevoerde strijd was Een goed pensioen is een kwestie van fatsoen. Maar wat het pensioenteam van de FNV en een groot deel van de werkorganisatie de laatste maanden hebben uitgespookt om het akkoord er door te drukken, was ronduit onfatsoenlijk. Discussies, kritiek en tegenargumenten werden gesmoord. Op bijeenkomsten scandeerden de kaderleden actie en strijd, maar achter en soms voor de schermen ging het de onderhandelaars over welke toegevingen aanvaardbaar zouden zijn. Voor ieder stonden steeds de drie eisen recht overeind, in het akkoord zijn ze gesneuveld: van bevriezing van de AOW via indexatie voor elke generatie en een goed pensioen voor allen. Het resultaat vormt echter een ernstige bedreiging voor de oudedagsvoorziening in Nederland. 

Individualisering

De bondsonderhandelaars hebben zich in een cocon opgesloten en met de kritische commentaren van binnen en buiten de eigen organisaties weinig tot niets gedaan. Tien jaar lang.

Recent, 10 mei jongstleden, meldde hoofdonderhandelaar van de FNV, Tuur Elzinga het voor 95 procent eens te zijn met de conclusies van een viertal wetenschappers tijdens een door de Werkgroep pensioenactiviteiten van de sector senioren en het landelijk comité Red het pensioenstelsel (WPA/LCR) van de FNV georganiseerde conferentie. Conclusies die, terugkijkend, van het gesloten pensioenakkoord niets overlaten. 

Zo werd bijvoorbeeld de veel genoemde onbetaalbaarheid van een jarenlange AOW op 66 en zelfs 65 jaar onderuit gehaald en de veronderstelling weerlegd dat een hogere AOW-leeftijd nodig zou zijn om jong en oud een zonnige werkgelegenheid te kunnen bieden. Om nog maar te zwijgen over de noodlottige individualisering van een pensioenstelsel dat aan de nadere uitwerking van het akkoord ten grondslag ligt. De in de campagne van de FNV hartstochtelijk bezongen solidariteit en collectiviteit zijn ingeleverd en welke gaten ook gedicht zullen worden, de terugkeer staat er niet best op. 

Blamage

Laat Tuur Elzinga met die 95 procent ongeloofwaardig zijn gebleken, de periode op weg naar het referendum kan gerust een blamage voor de bondsdemocratie genoemd worden. Die blamage komt geheel voor rekening van het pensioenteam van de FNV, een aantal vrijgestelden voor de ondersteuning van de onderhandelaars en een groot aantal sectorbestuurders. Om te beginnen: waarom is wat ‘geen akkoord’ mocht heten niet open en neutraal aan de leden gepresenteerd? In plaats daarvan zijn verschillende grenzen aan het debat van ‘slikken of stikken’ gesteld. Tegengeluiden zijn afgekapt en de discussies geprogrammeerd. Bijvoorbeeld door de al zwaar geïnstrueerde inleiders dringend aan te raden nieuwe gegevens over netelige kwesties als de rekenrente en de korting van de pensioenen zo snel mogelijk buiten de orde te plaatsen. 

Een dieptepunt in deze gecensureerde democratie is de uitsluiting van de WPA/LCR die terecht in het Offensief tegen ‘de race naar beneden’, de pensioenen hebben ingebracht. Ze werden tegengewerkt in de regionale actiecomités die ze zelf hadden opgezet. Ze zijn categorisch van de podia gehouden en hun verklaringen verwijderd van de facebook pagina van de FNV. Dat zowel de FNV-voorzitter Han Busker als vicevoorzitter Elzinga, zoals dat heet, met hun portefeuille gezwaaid hebben op momenten dat het de ‘verkeerde kant’ leek op te gaan, was een vorm van chantage. Het bestuur moet gewoon besluiten van de leden en het Ledenparlement uitvoeren. 

Slag in de lucht

Een verklaring voor de hoge 63 procent van de FNV-leden en aangesloten bonden die het referendum negeerden, is hard nodig en zal meer dan het middel moeten omvatten. De kwaliteit van de bondsdemocratie staat immers niet alleen bij deze gelegenheid ter discussie. Wat bijvoorbeeld te doen met dooddoeners als ‘het betreft een technisch gecompliceerde materie’? Wat betekent de voor velen verrassende deelname aan acties en vooral de stakingen? Wat weten de ondersteuners van de bondsonderhandelaars over de opvattingen en betrokkenheid van leden? En hoe gretig zijn zij en de werkorganisatie om tot acties op te roepen? 

Hoe dan ook, de AOW-leeftijd gaat omhoog, de kortingen op de pensioenen zijn niet gestopt. De verplichting aan de zzp’ers zich te verzekeren is net zo’n slag in de lucht als de looneis die Rutte deze dagen uitsprak. Het vraagstuk van de ‘zware beroepen’ zal door de direct betrokkenen gefinancierd moeten worden en lijkt vooral de overal opduikende stratenmaker te raken. Zo ook de afschaffing van de doorsneesystematiek die geheel voor rekening van de pensioendeelnemers zelf komt. 

Geloof in eigen kracht

De gatenkaas waaraan het akkoord doet denken, is aan ene kant zijn zwakte en biedt aan de andere kant nieuwe mogelijkheden voor strijd. Uithuilen is zinloos, maar de stand van zaken is bedroevend. De WPA/LCR hebben van de sectorraad van de senioren het fiat gekregen hun activiteiten voort te zetten. Dat gaat ook gebeuren, ze pakken de draad op en gaan onvermoeibaar door om het Pensioenstelsel te redden. Daar zijn beslist nog mogelijkheden voor. Het pensioenakkoord zal vrij snel onuitvoerbaar blijken en de zekere toekomst van gepensioneerden en de volgende generaties bedreigen.

De leden van de WPA/LCR hebben zich inmiddels grondig geschoold en kunnen hun eerdere voorzichtigheid van ‘nog niet geheel ingewijden’ achter zich laten. Die voorzichtigheid kenmerkt, zeker in de aanloop, de werkwijze van groepen die het door de bestuurders uitgedragen beleid kritiseren en aanvallen. Die tijd is voorbij, zelfverzekerd moeten de kaderleden de strijdbijl weer oppakken en met vernieuwde kracht voortgaan. De hoog scorende ‘goede vrede’ remt de keuze voor publiciteit en kan uitmonden in intimidatie. Vakbondseenheid is een groot goed, maar mag nooit de strijdbaarheid belemmeren. Openheid en leden/sectoren direct trachten te bereiken, zijn het koesteren waard. 

Nu steeds meer boven water komt dat tijdens de uitwerking van het akkoord eerdere niet opgeloste problemen terugkomen, komt de geloofwaardigheid van de onderhandelaars op het spel te staan. Successen zijn nodig, zo niet dan blijft van wat met enige trots bereikt is weinig meer over. De opgebouwde sympathie voor eerder stoppen met werken daarentegen is niet weg. Zo ook niet de steun voor een leefbaar pensioen, de kritiek op de uitpuilende en stilliggende fondsen en de ongrijpbaar ongunstige rekenrente.

Kortom, goed slikken en de draad van verzet weer oppakken. Het kan!