Ga naar de inhoud

Het anarchistische taboe op schaarste

In een anarchistische utopische wereld heerst geen schaarste. In het feestmaal dat de natuur ons bied heerst geen honger en armoede. Schaarste is een kapitalistisch bedenksel, en armoede wordt veroorzaakt door het systeem. Schaarste is een kapitalistische creatie bedoeld om de wereld in te kunnen pikken.

17 min leestijd
Placeholder image

ImageImageDit is een reactie op het artikel Feestmaal en Hongersnood, een interview met Iain Boal

Het lijkt een dogma van een heel scala aan anarchistische denkers en veelschrijvers. De echte hardliners willen je ook nog doen geloven dat iedereen die schaarste als uitgangspunt neemt in zijn denken en handelen eigenlijk bij het kamp van de vijand behoort. Ze werken immers bewust of onbewust mee aan de verbogen agenda van de heersende elite om de mythe van schaarste in stand te houden. Een mythe die een noodzakelijkheid is voor het spel van verdeel en heers dat de huidge status quo in stand houdt.

Ian Boal lijkt in het interview “Feestmaal en Hongersnood” voor te borduren op deze traditie. Welliswaar op een genuanceerde manier, zich op allerwijze indekkend op de aantoonbare grenzen van de draagkracht van ecosyteem aarde. Niettemin is de ondertoon van zijn betoog helder. Schaarste is een kapitalistische creatie. Met een andere vorm van organisatie van de maatschappij verdwijnt ze.

Echt fel wordt zijn betoog tegen Malthus, volgens Boal de grondlegger van de bevolkingspolitiek. Een betoog waarmee hij impliciet de aanval opent op iedereen die zijn zorgen uitspreekt over de bevolkingsgroei.

Naar onze mening is het ontkennen van schaarste het ontkennen van een realiteit. En een beweging die handelen en toekomstvisie baseert op deze ontkenning is gedoemd te falen. We zullen hieronder nader ingaan op de argumenten van Ian Boal, maar we willen eerst een breder kader scheppen.

Het idee dat schaarste niet bestaat en dat alle honger en gebrek opgelost kan worden met een andere, ideologisch bepaalde manier van organiseren is een typisch voorbeeld van utopisch denken. Het gaat vaak uit van een ‘one size fits all’ oplossing voor de hele wereldbevolking, onder het mom: als iedereen nu eens verstandig zou worden en daarna zou handelen dan….Dit denken gooit de waardevolle spiegel voor de wereld die utopiëen kunnen zijn het raam uit en verwart ze met een blauwdruk.
Het gaat daarbij uit van een naïef mensbeeld. We kunnen het wel, maar we worden tegen gehouden door externe factoren; de kapitalisten, het systeem, onze cultuur.

Het is een feit dat als we al het beschikbare voedsel op aarde eerlijk zouden verdelen en anders zouden gaan eten er ruim voldoende zou zijn voor iedereen. Als we iedereen op een streng dieet zetten en alle beschikbare landbouwgrond effectief inzetten kan de planeet zelfs 13 miljard mensen voeden. Weg overbevolking. Overbevolking is een gevaarlijk kapitalistich waanidee.
Alleen, hoe realistisch is de aanname dat we iedereen op een dieet kunnen zetten? En is het moreel te rechtvaardigen om alle grond die daar voor geschikt is in te zetten voor het voeden van mensen, en die andere aardbewoners de kruimels te laten?

En zelfs als de politieke wil er is, (wie ontzegt mij het recht op een feestmaal), en hoe organiseer je de noodzakelijke distributie?
We wilen ons hiermee niet neerleggen bij de groteske ongelijkheid die het huidige industriële landbouwsyteem veroorzaakt, integendeel. Ik wil wel waarschuwen tegen het idee dat dit alleen wordt veroorzaakt door agribussiness, kolonialisme en corruptie.

Het zijn machtsverhoudigen die veroorzaken dat men in Afrika vooral cacao, koffie en katoen verbouwen voor de westerse markt, en geen voedsel.
Niettemin zal er ook in een volledig anarchistich georganiseerd Afrika, gebaseerd op lokale gemeenschappen en permacultuur, af en toe schaarste voorkomen. Door een oogst die mislukt in een te hete zomer, of een schaarste aan champagne, want die wordt nu eenmaal gemaakt in Frankrijk en is er nooit in hoeveelheden die groot genoeg zijn.

Schaarste is natuurlijk deels perceptie. Wanneer is er genoeg? Belangrijker is echter de lokaal beperkte draagkracht van ecosystemen. Die verschilt per plaats, maar over het algemeen kan gesteld worden dat de draagkracht van de aarde de hoeveelheid mensen in combinatie met de manier waarop die draagkracht gebruikt wordt aan het overschrijden is. Dat komt nu nog vooral op het conto van rijke westerlingen (zoals de lezers van dit blad) die met hun levensstijl zwaar drukken op de globale draagkracht. Ondanks hun numerieke minderheid. Die situatie is echter langzaam aan het veranderen. Zowel door de economische opkomst van China, India en Brazilië als door de groei van de bevolking als geheel. In veel verarmde streken in Afrika is een tekort aan hout aan het ontstaan. Alle bossen zijn gekapt voor kleinschalige landbouw en als brandstof voor de kookvuren.

Terug naar Ian Boal.
Hij opent de aanval op twee fenomen die ons mateloos boeien. Peak Oil en bevolkingspolitiek.
Aan Peak Oil maakt hij niet veel woorden vuil. Het blijft bij geschamper en kretologie. Het meest steekhoudende argument dat hij aanvoert lijkt nog te zijn dat oliebaronnen altijd belang hebben bij schaarste. Het drijft de prijzen op. Laten we eens wat dieper ingaan op dit argument. Op het eerste gezicht is het waar. De huidige hoge olieprijzen zorgen voor extreme winsten bij arabische oliesjeiks en westerse oliebedrijven. Je zou daarom verwachten dat zij de “peak oil beweging” een warm hart toedragen en hen op zijn minst financieel ondersteunen. Het tegendeel is waar.

Afgelopen maand starte Exxon Mobil (het grootste westerse oliebedrijf) een miljoenen kostende PR campagne om Peak Oil te ontkennen. Shell medewerkers is duidelijk te verstaan gegegeven zich niet te vertonen op evenementen waarin Peak Oil een rol speelt. De Saoedi-Arabische regering ontkent dat er binnenkort een oliepiek plaats zal vinden en brengt tegenstrijdige berichten over de te verwachten produktiegroei van de olie uit Saoedi Arabie.

Waarom doen oliebedrijven dat?
Tijdelijkse schaarste is inderdaad in hun voordeel. Iedereen slikt de tijdelijk hoge prijzen, er kan daardoor meer geïnvesteerd worden, er komt meer olie op de markt en daardoor dalen de prijzen weer. De blijvende schaarste die door de Peak Oil beweging wordt voorspeld is daarentegen slecht nieuws voor de olie industrie. Het betekent dat de huidige woekerwinsten verspild gaan worden aan nutteloze zoektochten naar de laatste restjes olie. Het heeft voor consumenten geen zin om de hoge prijzen lijdzaam te dragen en de consumenten gaan op zoek naar manieren om het zonder olie te doen. Dat is het begin van het einde van de olieindustrie. Iedereen probeert zijn auto in te ruilen voor een OV jaarkaart of een fiets. Blijvend hoge olieprijzen betekenen een enorme stimulans voor duurzame energie en energiebesparing. Dat weet de olieindustrie donders goed en men probeert elke suggestie van schaarste met kracht te ontzenuwen.

Daarnaast rekenen beleggers oliebedrijven af op de bewezen oliereserves die ze controleren en niet op hun directe koers-winst verhouding. PeakOilers twijfelen aan die bewezen oliereserves en twijfels aan die reserves kunnen de koers van een oliemaatschappij flink onderuit halen. Dit merkte Shell in 2004. Overigens is het leeuwendeel van de oliereserves in de wereld in handen van staatsoliemaatschappijen van landen als Saoudi Arabië en Rusland.

Dan Ian Boals dooddoener: Het stenen tijdperk is niet gestopt door een gebrek aan stenen, het olietijdperk zal niet stoppen door gebrek aan olie…
Het is een veel gehoorde slogan uit de olie PR campagnes. Het slaat alleen op een aantal punten de plank volledig mis.

Er is nogal een groot verschil tussen de functie van olie en steen, en het functioneren van het stenentijdperk en het olietijdperk.
Steen was een product dat geschikt was om een ding te doen, gereedschap maken.
Het werd (en wordt) gebruikt in maatschappijen die erg afhankelijk zijn van hun lokale ecosysteem. Daar werd ook organisch materiaal bij gebruikt en dat verging na verloop van tijd zodat heel veel later archelogen over het stenen tijdperk gingen praten. Daarbij komt dat de aardkorst voor het grootste deel uit steen bestaat en het vrijwel overal behalve in Nederland zo ongeveer voor het oprapen ligt.

Olie is erg multifunctioneel. Het wordt maar deels gebruikt als brandstof voor transport. Daarnaast maken we er stookolie, medicijnen, plastic verpakking, chemicalieen, speelgoed, kunstmest, kleding, verf, kaarsen, asfalt, dakteer, en nog duizenden andere producten mee. Tegen een prijs die (ook nu) extreem laag is. Olie heeft de industrialisatie in een stroomversnelling gebracht en een maatschappij mogelijk gemaakt die ver boven zijn normale ecologische draagkracht gegroeid is en waar in het rijke westen materiële schaarste heel weinig voorkomt. Een maatschappij die dankzij de onnoemelijke hoeveelheid goedkope olie ook enorm complex is geworden.

Olie is ook de stabiliteit van de dollar, je pensioenfonds, geopolitiek, de militaire slagkracht van elk modern leger, de garantie dat er met just in time delivery elke ochtend verse groenten in de supermarkt ligt. Het is moeilijk het belang van olie te overschatten.

Het Amerikaanse ministerie van energie (Energy Department) gaf in 2005 opdracht voor een studie naar de tijd die nodig om het belang van olie in de Amerikaanse economie af te bouwen. Uit dit zogenaamde Hirsch rapport bleek dat er minstens twintig jaar nodig is om voldoende voorbereid te zijn op een daling in de wereldwijde olieproductie. Men moet dan wel een aantal maatregelen nemen die door de onderzoekers als ” politiek weinig haalbaar” worden omschreven. Het is waarschijnlijk dat de olieproductie ergens tussen 2010 en 2020 zal gaan dalen. We hebben dus nog ergens tussen de 4 en 14 jaar.

Natuurlijk, schaarste is fictief. Als morgen elke westerling zijn auto aan de kant zet en de fiets neemt dan klapt de olieprijs in elkaar en is de schaarste verdwenen. Alleen, wat denk je zelf, zal dat morgen gebeuren?
Maar de gedachte dat dat olie een goedje is dat in tegenstelling tot steen maar op een zeer beperkt aantal plaatsen en in duidelijk beperkte hoeveelheden voorkomt is vrijwel onomstreden. Aardolie is fossiel koolstof dat gedurende miljoenen jaren onder hoge druk en temperatuur is ‘geraffineerd’ tot dat bruikbare goedje dat het nu is. De combinatie van deze omzetting en van bodemreservoirs die het produkt ervan vast weten te houden komt heel erg weinig voor. Er bestaat wel verschil van mening over de vraag hoeveel olie technisch en energetisch winbaar is en er bestaat verschil van mening over de grootte van historische reserves zoals die in het Midden-Oosten.

Net als er nu nog steeds steen gebruikt wordt in de wereld zal er over duizend jaar nog nog steeds olie gebruikt worden. Olie is nog lang niet op, alleen de productie er van zal sterk dalen en olie zal als energiebron (dus niet als grondstof voor andere zaken) irrelevant worden zodra het meer energie kost om het te winnen dan je er uit kan krijgen.

De enige deelnemers aan het debat die denken dat er een overvloed aan olie is en dat die vanzelf op de markt zal komen als de prijs maar hoog genoeg is, zijn economen als Daniël Yergin. Voor economen creëert de onzichtbare hand van de markt immers overvloed en bestaat er geen materiële schaarste, hoogstens economische. Waar hebben we dat eerder gehoord?

Voor een historicus als Boal zou het inzakken en verdwijnen van een cruciale grondstof niet zo een bijzonder verschijnsel moeten zijn. Zowel het Griekse, Romeinse als het Engelse rijk hadden veel last van het opraken van geschikte bomen om schepen mee te bouwen. Het hele Middellandse Zee gebied en Groot Brittannië zijn grotendeels kaalgekapt voor de vloten van deze imperia. Het Romeinse rijk had eveneens sterk last van het verwoestijnen van zijn belangrijkste graanleverancier: het huidige Libië. Deze verwoestijning kwam door overproduktie, die weer samenhing met de bevolkingsgroei en een luxere levensstijl (meer vlees) in de kern van het Rijk. Ook het verdwijnen van walvisvet als grondstof voor tal van producten (kaarsen, verf, smeervet, levertraan) door het instorten van de potvispopulatie eind 19e eeuw is een goed beschreven fenomeen. Net als het feit dat in europese steden na de middeleeuwen hout als brandstof schaars werd (de meeste bossen in de buurt waren gekapt) zodat het armere deel van de bevolking overstapte op steenkool.

Is dat Peak Oil nu werkelijk zo’n drama, is het het einde van de wereld of slechts een probleem voor amerikanen met een SUV? Laten we eens kijken naar twee recente (lokale) oliecrises. Cuba begin jaren ’90 en en de Filipijnen in 2005. Beiden waren lokaal en tijdelijk van aard, maar zeggen niettemin iets over de impact die peakoil kan hebben.

Cuba. Het socialistische heilparadijs van Fidel Castro was tot 1990 zwaar afhankelijk van olieleveranties uit de Sovjet Unie. De olie werd per tanker aangeleverd in ruil voor goedkope rietsuiker, en lokaal verwerkt in medicijnen, brandstof, plastics en pesticiden.
Toen de Sovjetunie instorte, stopten de leveranties abrupt. Dat was het begin van was de Cubaanse propaganda ” de speciale periode” noemt. Een paar jaar van bittere armoede, gebrek aan medicijnen, ondervoeding, een ineenstortende landbouwproductie, zeer hoge sterftecijfers en stagnerend transport. Natuurlijk speelde de Amerikaanse blokkade en de slechte staat van de Cubaanse economie hierin ook een rol. Men kon zich immers geen import van olie van elders veroorloven. Na een aantal jaren krabbelde Cuba weer uit het dal doordat een groep Amerikaanse bezoekers enkele topfiguren uit de communistische partij overtuigde van de noodzaak over te schakelen op kleinschalige biologische landbouw. Voortaan werd op scholen de lunch in de eigen tuin verbouwd. Het voedselaanbod verbreedde daarmee enorm (het werd veel diverser dan voor 1990) en veel meer mensen vonden werk in de landbouw.
Cuba is door haar omvang, haar klimatologische ligging en haar politieke systeem een extreem voorbeeld, maar toch.

Op de Filipijnen wordt dankzij IMF en de wereldbank al jaren gepoogd de economie op te bouwen volgens het open markt idee. Het importeert de meeste olie vanuit het buitenland en moet dat dus doen tegen de geldende marktprijzen. In de zomer van 2005 maakte de olieprijs na een gestage groei de eindspurt naar de 50 dollar per vat. De Filipijnen waren gewend om benzine en kerosine (om op te koken) te subsidieren zodat de prijzen stabiel bleven. Die zomer was de regering niet langer in staat dat te doen. Erger nog, men zag zich genoodzaakt benzine te rantsoeneren (de ene dag mochten de auto’s met even nummerbord rijden, de andere dag..) en een deel van de ambtenaren een dag minder in de week te laten werken. De maatregelen zorgde voor oplopende sociale en politieke spanningen en bijna voor de val van de regering. Voor mensen zelf betekende het minder geld voor eten, vissers die niet meer uit konden varen, en boeren die niet meer naar de stad konden om hun producten te verkopen.

Dit is geen directe ineenstorting van de maatschappij of catastrofe, en we denken ook niet dat die op korte termijn zal plaatsvinden. Peak Oil is net als global warming geen catastrofaal proces dat van het een op het andere moment toeslaat. De gevolgen zullen langzaam duidelijk worden en het moment van de peak zelf zal uitsluitend achteraf kunnen worden vastgesteld. Als je kijkt naar de afname van materiële en maatschappelijke voorspoed van de modale wereldbewoner is dat proces wellicht ook al begonnen.

Boal komt vervolgens met de geschiedenis van het kapitalisme, het verband tussen Malthus en Darwin c.q. Wallace en de constructie van schaarste aanzetten. Wat dit precies met peakoil te maken heeft is ons niet helemaal duidelijk. Het voert wel erg ver om hier in te gaan op de manier waarop hij Malthus promoveert tot een soort veroorzaker van de evolutietheorie. Hier zij opgemerkt dat Boal de theoretische kracht en de morele consquenties van het werk van vooral Darwin miskent en bovendien een veel te normatief beeld schetst van ‘survival of the fittest’. Darwin was geen sociaal-Darwinist en sociaal darwinisme is ook moeilijk uit de theorie af te leiden vanwege onder meer de tijdschaal . Boal laat bovendien andere grondleggers van het ecologisch denken uit die tijd niet aan het woord, zoals John Stuart Mill. Dat de huidige westerse maatschappij is opgebouwd door middel van onder meer politieke hongersnoden in eerst de westerse wereld en daarna de rest van de wereld ten tijde van het moderne imperialisme in de 19de eeuw is genoegzaam bekend. Dit gebeurde door christelijk geïnspireerde kolonisten, handelaars en militairen die totaal niets moesten hebben van verlichte denkers als Malthus en Darwin. Zeker Malthus was een schrijver wiens ideëen tot de jaren ’60 van de 20ste eeuw taboe waren. De kolonisten streefden naar onbeperkte bevolkingsgroei, vooral voor zichzelf. De hongersnoden waren een onderdeel van de gewone manier waarop de westerse beschaving haar ‘waarden’ opdrong aan de rest van de wereld en aan de eigen arme bevolking. Door middel van repeteergeweren, moderne medicijnen die leven in de tropen voor de kolonisten mogeljk maakte en door honger dus. De christelijke missionarissen die ze meenamen zitten er nog steeds en hebben vrijwillige bevolkingsbeperking en het recht van vrouwen op hun eigen sexualiteit van harte tegengewerkt. Daarmee zijn ze op zijn minst medeverantwoordelijk voor het gebrek aan ontwikkeling van veel gedekoloniseerde landen. Malthus had dus geen invloed op de politieke hongersnoden van de 19de eeuw en daarmee vervalt een fors deel van het betoog van Boal.

Een rechte lijn van Malthus naar Reagan/Thatcher is zo mogelijk nog absurder. Reagan en Thatcher waren een conservatieve christenen en waren tegenstanders van programma’s voor geboortebeperking.

We leven niet in een malthusiaanse wereld. We leven wel in een kaptalistische markteconomie en in een maatschappij die materieel boven zijn stand leeft. Een wereld waarin je voor 20 euro naar Londen kunt vliegen, is hoe je het ook wendt of keert niet vol te houden.

Bovendien, zelfs als het de ideologische tegenstander goed uit zou komen dat er een materiële schaarste aan hulpbronnen bestaat, daar gaat die schaarste niet van weg.

Peak Oil en de schaarste aan andere kritische hulpbronnen zoals vruchtbaar land en irrigatiewater is een reëel fenomeen en veroorzaakt dagelijks slachtoffers. Schaars opnamevermogen voor CO2 in de atmosfeer veroorzaakt de vele natuurrampen die samenhangen met Global Warming. Bevolkingsgroei is een van de factoren die deze schaarste verergeren en de weerstand tegen geboortebeperking, die maar al te vaak de vorm heeft van het inperken van vrouwenrechten, leidt elke dag opnieuw tot grootschalige ellende. Het wordt dan ook hoog tijd om de deels terrechte kritiek op bevolkingspolitiek om te zetten in een links voorstel voor bevolkingspolitiek dat gebaseerd is op de gelijkheid van man en vrouw, sexuele voorlichting en het opheffen van sexuele taboe’s.

Tenslotte.
Boal lijkt niet goed te begrijpen wat 19de eeuwers eigenlijk zo schokkend vonden aan het werk van Charles Darwin. Schokkend was niet dat God niet meer in het centrum van het universum stond, dat de evolutie heel erg langzaam ging of dat de mens van een mensaap afstamde. Deze ideëen waren al eerder gelanceerd en er werd al eerder over gesproken.

De enorme weerstand die Darwin opriep kwam omdat ‘survival of the fittest’ blind was. De diversiteit aan dieren en planten die wij allemaal als mooi en harmonieus ervaren, werd niet bepaald door een streven naar harmonie of samenleven (zoals Kropotkin dacht) of door een goddelijk plan maar door stom toeval. Het proces van evolutie is volgens Darwin in beginsel ongericht en het kan dus ook ‘zomaar’ fout gaan voor die snel denkende primatensoort die er in rondhobbelt. Dit betekent twee dingen. Het betekent dat er geen gezamenlijke bestemming voor de mensheid vast ligt maar dat we die bestemming zelf moeten maken. Het betekent ook dat er geen ‘silver bullet’ of ideale situatie (natuurstaat) is waar we op terug kunnen vallen.
Geen silver bullet, geen ideale oersituatie om op terug te kunnen vallen en een wereld waar in een aantal opzichten de grenzen zijn bereikt. Het wordt tijd om ons naar die beperkingen te gaan gedragen en daar hoort beperking van de wereldbevolking, te beginnen met die in het westen, gewoon bij.

(Dit artikel was oorspronkelijk op GlobalInfo gepubliceerd door Peter Polder en Pieter Cornelissen.)