Ga naar de inhoud

G20: Inter-kapitalistische conflicten en de Grote Depressie.

Afgelopen weekend kwam te Toronto, Canada een gezamenlijke top van de G8 en de G20 landen bij elkaar, om te vergaderen over de wereldwijde crisis, haar gevolgen en het te voeren crisisbeleid. Een crisis die in 2007 uitbrak met het in elkaar klappen van de Amerikaanse huizenmarkt die grote delen van de Amerikaanse en wereldeconomie meesleepte in haar val. Een crisis die in deze omvang en reikwijdte niet voorzien was, zeker niet door de centrale bankiers en de ministers van financiën van de landen die in Toronto bij elkaar waren om wegen uit deze wereldwijde crisis met elkaar te bespreken.

13 min leestijd
Placeholder image

Voor meer kritische economen die zich intensief bezighielden met de Grote Depressie uit de jaren 1920 en ’30, waaronder de Amerikaanse econoom James G. Devine, kwam deze nieuwe mondiale crisis echter helemaal niet als verrassing. Er waren eenvoudigweg teveel overeenkomsten. de internationale situatie [i] is misschien wel de meest in het oog springende overeenkomst.

Devine (1994, p 129) wijst op de rol van het imperialisme in die jaren. Hij bedoelt hiermee het streven naar een hegemoniale positie van diverse kapitalistische landen zoals Duitsland, de VS, Frankrijk en Japan in de wereldeconomie. Dit streven ging gepaard met het scheppen van industriële overcapaciteit in de diverse landen, een internationale run op grondstof- en afzetmarkten bij het tegelijkertijd zwakker worden van de positie van de vroegere wereldmacht Engeland. Hiermee kwam na een eeuw een einde aan de goudstandaard en het pond sterling als wereldgeld en Londen als wereldfinancieel centrum, zonder dat een van de andere kapitalistische landen deze positie overnam. De VS, met de dollar en New York als wereldfinancieel centrum, kwam daarvoor het meeste in aanmerking.

In een dergelijke situatie streven landen uit strategische overwegingen naar een overschot op hun handels- en betalingsbalans ten koste van elkaar en elkaars invloedssfeer, want de overschotten van de een zijn de tekorten van de ander. Dit type beleid moet wel tot grote wereldeconomische problemen leiden zoals in de jaren ’30. Joan Robinson (Bill Gibson, 2006 p 343[ii]) noemde dit type beleid “beggar thy neigbour policies” waarvan de vier componenten zijn: a) devaluering van de munt, b) goedkope arbeid, c) exportsubsidies en d) importprotectie. Daarmee wordt de groei van de eigen economie bevorderd via een exportsurplus die de eigen interne stagnatie naar het buitenland exporteert.

Ook nu is er sprake van een tanende wereldmacht, de VS, landen die geteisterd worden door grote industriële overcapaciteit met een run op de internationale grondstof- en afzetmarkten, waarbij de dollar beconcurreerd wordt door de euro, de yen en de yuan. Opnieuw proberen kapitalistische landen overschotten te behalen, voorop China, Japan en de kernlanden van Europa zoals Duitsland, Frankrijk, de Benelux en Oostenrijk. De tanende macht van de VS kwam al tot uitdrukking in de groeiende rol van de Wereldbank, het IMF en de WTO om de groeiende inter-kapitalistische conflicten te regelen. Deze werd echter vooral zichtbaar na 1991 met de opkomst van nieuwe economische blokken in de wereldeconomie zoals de BRIC landen ( Brazilië, Rusland, India en China, landen die een zeer belangrijke rol vervullen in de opwaartse golfbeweging in de wereldeconomie [iii] van 1991 tot 2007,) de Europese Unie van 27 Europese landen en de handelsblokken als Mercosur en ALBA.

Om een G20-top tot een succes te kunnen bestempelen formuleerde Joseph Halevi [iv] tijdens de vorige top te Pittsburg het criterium van de surplus- of overschotlanden die hun overschotten of besparingen gingen besteden om van de tekortlanden te importeren en daarmee de wereldeconomie te stimuleren, een inflatoir beleid in plaats van een deflatoir beleid. Als we vanuit dit criterium naar de top van Toronto kijken wat heeft deze top ons dan gebracht?

Op de G20-top te Pittsburg kreeg het IMF, met een bedrag van 1,1 triljoen dollars, de rol toebedeeld van internationale crediteur voor in financiële moeilijkheden verkerende landen, dit ten koste van het stimuleren van de wereldeconomie. In de tussenliggende periode is deze rol voor landen met handels- en betalingsbalansproblemen alleen maar gegroeid, vooral in de periferie van Europa, waar de bekende SAP programma’s (programma van structurele aanpassingen) uit Latijns Amerika en Afrika, nu worden opgelegd, waarmee overschotten moeten worden gegeneerd die de uitstaande IMF schulden moeten gaan aflossen. Afwezig blijft daarbij een algemene stimulering van de wereld-en Europese economie, een absolute voorwaarde voor deze landen om te kunnen slagen.

In tegendeel de ecofin, de vergadering van de Europese ministers van financiën, heeft in november vorig jaar alleen maar ingezet op het terugdringen van de overheidstekorten tot onder de 3 procent, zoals in het Groei en Stabiliteitspact is vastgelegd, een streven dat uiterlijk in 2013 bereikt zou moeten zijn. Deze oplopende overheidstekorten en staatsschulden zijn ontstaan door het uitkopen van de Europese banken waarvoor 22 procent van het Europese BNP gebruikt is en maar slechts 1 procent om de Europese economie te stimuleren, in tegenstelling tot de VS dat 5,6 procent en China dat 7 procent van haar BNP aanwendde. Beide werden daarmee dragers van de opleving in de wereldeconomie, waarvan vooral de ontwikkelingslanden in Latijns Amerika en Afrika met stijgende prijzen voor hun grondstoffen profiteerden.

De rol van het IMF zal zeker blijven groeien omdat de inzet van de kernlanden van Europa op de G20 top te Toronto het verder terugdringen van de overheidstekorten was, en daarmee het verder terugdringen van de stimulerende maatregelen. Dat kan alleen maar uitmonden in de verdere intensivering van de exportgeleide groei. De waardedaling van de Euro van de laatste maanden past ook perfect in dit scenario. Ook de opmerkingen in de slotverklaring van  
Toronto over het weer opstarten van de Doha ronde in de WTO wijst op een verdere intensivering van dit scenario.

Het exportscenario van de kernlanden van Europa lijkt gericht op een handelsoorlog met China en de andere Aziatische landen waarmee handelstekorten bestaan. De eurozone als geheel heeft echter een handelsoverschot [v]. Gezien de omvang van de Europese economie en haar rol in de wereldeconomie, dreigt Europa met deze handelsoorlog die gepaard gaat met omvangrijke bezuinigingen in de Eurozone, de wereldeconomie in een neerwaartse spiraal te storten, uitmondend in een Grote Depressie [vi].

De kans hierop neemt aanmerkelijk toe omdat de fiscale stimuleringsmaatregelen van de Amerikaanse overheid tekenen vertonen dat ze uitgewerkt raken (stijgende werkloosheid, dalende consumptie, groeiende werk-loosheid, verder inklappende huizenmarkt, dalend handelstekort) waarmee de VS niet langer de rol van locomotief van de wereldeconomie, in de rol van wereldconsument, kan spelen. De afspraken in het slotdocument van Toronto waarbij de overheidstekorten in 2013 gehalveerd moeten zijn, en in 2016 de overheidsschulden geen stijgende trend meer mogen vertonen – en niet zoals de ecofin in november vorig jaar had afgesproken tot beneden 3% terug gedrongen moeten worden – wijst erop dat de Amerikaanse overheid de EU enigszins van de gevaren van haar koers heeft kunnen overtuigen. Maar de gevaren en de meningsverschillen, waarachter zich inter-kapitalistische machtsconflicten verbergen, blijven voortbestaan.

Ondertussen weten we dat de Duitse regering onder Merkel onlangs een zeer straf bezuinigingspakket voor de komende jaren heeft afgekondigd en het ziet er niet naar uit dat zij hier op korte termijn op zal terugkomen. Dezelfde voornemens liggen voor de Benelux landen, waaronder Nederland, in het verschiet, en ook de andere Europese landen vooral in de periferie hebben een deflatoire economische koers door de Europese Commissie en het IMF opgelegd gekregen. Europa en de VS tegelijkertijd wegglijdend in een economische stagnatie bergt grote risico’s voor de wereldeconomie in zich.

Sinds de G20-top te Pittsburg kreeg het IMF de rol toebedeeld om landen die ten gevolge van de crises van 2007-2008 in acute financiële problemen dreigden te komen, vaak de meest kwetsbare, arme landen, van noodkredieten te voorzien. Hoe is het deze landen onder toezicht van het IMF sindsdien vergaan? Bhumika Muchhala (TWN,28 juni [vii]) probeert deze vraag in zijn artikel te beantwoorden. Hij geeft aan dat de G20 het IMF een nog prominentere rol heeft toebedeeld door haar reserves tot 2014 met een factor 10 te vermenigvuldigen.

Haar noodkredieten blijken nog steeds vergezeld te gaan met een SAP-programma in combinatie met een verdergaande liberalisering van handel en financiële diensten dat procyclisch werkt. Bhumika beroept zich hierbij op een recente studie van de School of Oriental and African Studies (SOAS)[viii] te Londen die vastgesteld heeft dat voor 13 lage inkomstlanden met een IMF programma procyclische fiscale en monetaire beleidsmaatregelen worden opgelegd. Als voorbeeld worden hier de landen in Afrika genoemd als Ghana, Benin, Malawi, Zambia, Ethiopië en Siërra Leone, landen die ook nog eens gebukt gingen onder een voedselcrisis.

De VN constateren, in de vorm van een UNICEF audit van 86 landenrapporten van het IMF en de VN in haar jaarlijkse rapport over de wereldeconomische situatie en de vooruitzichten voor 2010; “Despite pronounced intentions, many recent IMF country programs contain pro-cyclical conditions that can unnecessarily exacerbate an economic downturn in a number of developing countries. Indeed, amid sharply falling global demand, the Fund has been advocating belt-tightening for many developing program countries. At the same time, it has been praising advanced economies for their unprecedented efforts in borrowing and spending their way out of recession. The IMF should expand the use of its resources to help support counter-cyclical measures in those developing countries that have sustainable public finances in the medium-term but are impeded in this effort by adverse market conditions.”

Het zal duidelijk zijn dat om financiële crises in de wereldeconomie te overwinnen en in de toekomst te voorkomen, er reguleringsmaatregelen moeten worden genomen die in de richting gaan van een nieuwe wereldfinanciële architectuur, zoals door een VN commissie onder voorzitterschap van Joseph Stiglitz [ix], zijn geformuleerd in eindrapport van 140 pagina’s. Waarbij nadrukkelijk aandacht werd besteed aan wereldwijde handels- en betalingsbalansonevenwichtigheden en de DOHA ronde in de WTO.

De door diverse NGO’s voorgestelde belastingmaatregelen op kapitaal kunnen hiervan een belangrijk onderdeel uitmaken, zoals belastingen op speculatie, op vermogen uit aandelen en obligaties, op banken enzovoorts. Uit het slotdocument blijkt dat de landen het over het opleggen van zogenaamde bankbelastingen niet eens konden worden en dat de hele agenda om tot meer financiële regulering van de wereldeconomie te komen, doorgeschoven is naar de volgende top in november waarbij uitstel lijkt op een strategie om te komen tot afstel.

Volgens de NGO Public Citizen [x] te Washington heeft de Europese Commissie in een recent werkdocument ontdekt dat de WTO-agenda van deregulering van financiële diensten en de rereguleringagenda van de G20 met elkaar botsten, en deze NGO citeert dan ook het volgende uit dit recente EC paper: The paper noted how WTO constraints on capital management policies could impair countries’ ability to guarantee financial stability through transaction or speculation taxes:

“The compatibility of such a levy with Article XI of the General Agreement on Trade in Services (GATS), which provides that WTO Members cannot apply any restrictions on international transfer and payments for current transactions relating to their specific commitments, would have to be further assessed. As the EU has taken specific commitments relating to financial transactions, including lending, deposits, securities and derivatives trading and these commitments relate to transactions with third countries, a currency transactions tax could constitute a breach of the EU’s GATS obligations.”

Door in het slotdocument nadrukkelijk te verwijzen naar het weer vlot trekken van de Doha-ronde in de WTO, lijkt het erop dat de inzet van de Europese landen op de G20 top er een is van verdere voortgang van de dereguleringsagenda van de GATS (akkoord over vrije handel in diensten binnen de WTO, red.) in plaats van een nieuwe financiële architectuur. Van uitstel dreigt afstel te komen waarbij het wachten is op het barsten van nieuwe financiële zeepbellen of bubbels. De kans hierop is nog meer toegenomen omdat de omvangrijke bezuinigingen leiden tot inkomensoverdrachten van arm naar rijk [xi], die het economisch herstel ernstig zullen belemmeren en dan voor speculatieve doeleinden zullen worden aangewend, de kans op nieuwe omvang rijke financiële crises daarmee ernstig vergrotend.

Samenvattend:
– Ook op deze G20 top overheersen de hegemoniale inter-kapitalistische conflicten en de “beggar thy neigbour policies” gelijk de jaren 30 (Jim Devine) en is de kans op een Grote en vooral Lange Depressie (Paul Krugman) aanmerkelijk toegenomen.
– Het IMF heeft van de G20 in toenemende mate de rol toebedeeld gekregen om de Westerse financiële instellingen die door hun activiteiten in de periferie van Europa en wereldeconomie in de problemen zijn gekomen, hun inkomsten te garanderen. Hiervan gaat voor de betrokken landen geen enkele stimulerende werking uit. In tegendeel; het werkt deflatoir en crisisverscherpend en dit draagt bij aan een vergrote kans op een Grote en Lange Depressie;
– Om dergelijke financiële crises als die van 2008 te voorkomen zou een rereguleringsagenda moeten worden opgesteld en uitgevoerd, dit als onderdeel van een nieuwe wereldfinanciële architectuur, aangezien de G20 hiermede echter in toenemende mate in conflict komt met de Doha-ronde van de WTO en dan vooral de GATS, zoals de Europese Commissie onlangs in navolging van de Commissie Stiglitz concludeerde, lijkt deze hervormingsagenda met de stille trom te worden afgevoerd van de G20 agenda;

noten:
i] Vanuit een Kaleckiaans perspectief is een kans op een omvangrijke crisis, een grote depressie, het grootst als allerlei afzet- of investeringsmechanismen die compenserend werken voor de door groeiende monopolievorming toenemende onevenwichtigheden tussen de ongelijke inkomensverdeling en de productiestructuur, zoals exporten, groeiende overheidstekorten, innovaties en luxeconsumptie, ook wel externe markten of investment outlets genoemd, steeds meer geblokkeerd raken. In een dergelijke situatie kan een overproductie aan consumptiegoederen (huizen, auto’s) leiden tot een crash van de gehele economie, zoals Jim Devine voor de Amerikaanse economie in de jaren 20 en 30 heeft aangetoond, in zijn “The Causes of the 1929-33 Great Collapse: A Marxian Interpretation,” in Research in Political Economy (pdf). (1994) die grote parallellen vertoond met de huidige crisis, aldus Jim Devine in een recente toespraak.
ii] Het betreft hier de publicatie; Joan Robinson’s economics : a centennial celebration / ed. by Bill Gibson
Northampton,  2006           
iii] Voor een diepgaande analyse van deze opwaartse golfbeweging in de wereldeconomie en de rol die de wereld- financiële markten, de wereldhandel en de landen van het Zuiden in deze beweging spelen, zie WTO zip, H. van Maasakker, G20 een teleurstellende uitkomst voor Noord en Zuid
iv] Zie Joseph Halevi  “G20 and Inter-capitalist conflicts”
v] Op 17 februari 2010 werd door het Europees Statistiekbureau Eurostat bekend gemaakt dat de eurozone in 2009 een handelsoverschot had geboekt van 22,3 miljard Euro. Het Amerikaanse ministerie van Handel maakte op donderdag 11 maart 2010 bekend dat het handelstekort geslonken was tot 37,3 miljard dollar, een daling van 6,6% ten opzichte van het vorig jaar.
vi]  Ook Paul Krugman in zijn recente commentaar op de G20 top te Toronto in de New York Times van 27 juni met als titel “The Third Great Depression” komt tot een dezelfde soort inschatting als ondergetekende, zie hier
vii] 28 June 2010, Third World Network IMF still prescribing pro-cyclical policies, by Bhumika Muchhala.

viii] Een link naar deze recente studie met als titel, Standing in the way of development? A critical survey of the IMF’s crisis response in low income countries, is hier toegevoegd.        
ix] Een diepgaande analyse van wat er mis is met de wereldwijde financiële markten en het systeem waarbinnen zij functioneren en concrete hervormingsvoorstellen om hier wat aan te doen, kan men vinden in het eindrapport van de VN commissie Stiglitz (pdf).
x] Zie hier voor een recent memo van deze organisatie over de G20 en de WTO GATS.
xi] Vanuit een Kaleckiaans perspectief zullen deze inkomensoverdrachten de ongelijke inkomensverdeling alleen maar laten toenemen waarmee de onevenwichtigheden tussen de inkomensverdeling en de productiestructuur zullen toenemen, en de kans op een crash aanzienlijk wordt vergroot, aangezien de overheidstekorten verder worden teruggedrongen en de exporten, bij een wereldwijd bezuinigingsbeleid, alleen maar zullen afnemen. Er is juist een beleid nodig dat deze groeiende verschillen in de verdeling van het inkomen terugdringen door een stelsel van progressieve belastingen op inkomen en vermogens bedoeld om het segment van renteniers die op de diverse financiële markten speculeren niet verder te laten groeien.