Ga naar de inhoud

Food First!

‘Never mind the economic crisis‘, zo provoceert George
Monbiot in The Guardian (1).
"Concentreer
u een ogenblik op een meer urgente bedreiging: de grote voedselrecessie die de
wereld harder teistert dan de krediet ‘crunch’."

7 min leestijd
Placeholder image

Dit stuk verscheen oorspronkelijk bij yabasta.be

We
kunnen er inderdaad niet meer naast kijken wanneer we zelfs maar een klein
beetje het wereldnieuws volgen: de stijgende voedselprijzen en de voedselrellen
die daarvan in heel wat landen het gevolg zijn. De wereldgraanoogst brak vorig
jaar nochtans alle records. De vraag is dus waar al dat voedsel naartoe gaat.
De beschuldigende vinger gaat vandaag – overigens terecht – al snel naar de
biobrandstoffen. Zover is ook onze eerste minister al geraakt. Wat echter
minder publieke aandacht krijgt is een al veel langer lopend proces dat ook
vandaag de belangrijkste oorzaak is van de voedselcrisis: hogere inkomens
brengen een verschuiving mee naar diëten die rijker zijn aan vlees en zuivel.
En dat is vandaag het geval in opkomende economieën als die van China en India.
Deze verklaring keert zich als een boemerang naar de Westerse landen, wanneer
blijkt dat ons vleesrijke dieet niet veralgemeenbaar is, ook niet wanneer de
nog mogelijke productiviteitsstijgingen in de landbouw worden meegerekend. Dat
is een fundamentele knoop die veel verder reikt dan een aantal conjuncturele
verklaringen die vandaag en op de korte termijn meespelen.

Of de
voedselcrisis een structureel en dus blijvend probleem is hangt af van wat op
langere termijn de bepalende factoren van ons voedselsysteem zijn. Volgens Alex
Evans (2) spelen vier ‘schaarstekwesties’ hierin een fundamentele rol. In
eerste instantie is het huidige landbouwsysteem gebaseerd op de redelijke beschikbaarheid
van goedkope energie, zeg maar ‘olie’. Stijgende energieprijzen betekenen dus
stijgende landbouwprijzen. En de omzetbaarheid van voedsel in olie verscherpt
de band tussen beide alleen maar. Waterschaarste wordt wellicht nog een veel
dringender kwestie, in het bijzonder de uitputting van beperkte
grondwatervoorraden in een aantal delen van de wereld. Als derde noemt Evans de
beschikbaarheid van land voor voedselproductie, en die staat bovendien in
competitie met andere functies. De klimaatverandering is misschien wel de meest
fundamentele factor. Volgens het IPCC maken extreme weerstoestanden, eerder dan
de temperatuursverandering, het grootste verschil uit voor de voedselzekerheid.
In tegenstelling tot de Wereldbank die meent dat de voedselprijzen opnieuw
zullen dalen wanneer over enkele jaren de voedselvoorraden heropgebouwd zijn,
wijzen structurele factoren als deze vier ‘schaarstetrends’, de groeiende
wereldbevolking en de stijgende welvaart, volgens Evans mogelijk op een
structurele verschuiving.

Hoe dan
ook, voldoende en gezond voedsel voor elke wereldbewoner is een politieke
kwestie van eerste orde. Dat voor arme mensen de toegang tot voedsel even
belangrijk is als de beschikbaarheid ervan is geen nieuw inzicht. Het is er
echter niet minder prangend op geworden. Voedselpolitiek kan dan ook niet los
gezien worden van een bredere sociale politiek, in het bijzonder de eerlijke
verdeling van inkomens. In dat verband wijst Evans erop dat de ongelijkheid
tussen landen (gemeten in BNP-termen) de laatste tijd wel gedaald is, maar dat
de ongelijkheid binnen de landen stijgt, en zelfs sterk stijgt in zich
ontwikkelende landen. In navolging van Amartya Sen stelt hij dan ook dat
politiek beleid gericht moet zijn op de economische macht en de substantiële vrijheid
van individuen en families om zich voldoende voedsel te verschaffen, en niet
enkel op de totale hoeveelheid voedsel. En dat moet vandaag niet meer binnen
één land bekeken worden, maar wel op wereldvlak. "In een situatie van
krapte in de voedselvoorziening (…) kunnen we duidelijk in een situatie
belanden waarin relatieve ongelijkheid absolute gevolgen kan hebben voor de
armen van de wereld, en waarin een opkomende globale middenklasse onachtzaam
voedsel neemt boven de koopkracht uit van de armste mensen van de wereld.
Eerlijk gezegd, we zijn daar wellicht al." Dergelijke uitspraak plaatst
ook de bij ons lopende discussie over verhoging van de ‘koopkracht’ in een
ander daglicht. Zonder afbreuk te willen doen aan het belang daarvan voor de
minder begoeden, zou ik daarom toch eerder aansluiten bij de oproep tot
‘rijkdombestrijding’.

Evans
pleit in ieder geval voor een ander denkkader. Het voedselprobleem vraagt om
een meer politiek accent. Een ‘Malthusiaans’ verhaal komt daarbij niet in
aanmerking. Dat houdt het risico in van een ‘self-fulfilling prophecy’, en is
op zijn manier even deterministisch als het beeld van de ‘hoorn des overvloed’
met zijn boodschap van onuitputtelijkheid. Een nieuw verhaal moet de
mogelijkheid ondersteunen van nieuwe allianties en coalities die de politiek
aangaan van de verandering van het voedselsysteem. Daartoe lijkt voor Evans het
concept ‘voedseldemocratie’ een bruikbaarder kader te bieden dan
‘voedselzekerheid’. De vraag is dan welke richting dergelijk nieuw voedselsysteem
moet uitgaan. Is het nog meer ruimte laten aan de vrije markt het juiste
antwoord, zoals sommigen nog steeds beweren?

Dat
brengt me bij Vandana Shiva die in een interview met MO* (3) stelt dat de
globalisering van de voedselmarkt een grote vergissing is. Die geeft teveel
speelruimte aan grote ondernemingen genre Cargill. Die voeren o.a. een
speculatieve politiek waarbij grote hoeveelheden graan en rijst worden
opgekocht, en waardoor de zo gecreëerde schaarste de voedselprijzen doet
stijgen. De grote monopolies liggen aan de basis van de paradox dat in onze
wereld het net boeren zijn die honger lijden, en bij momenten zelfs massaal
zelfmoord plegen. Het bevorderen van de globalisering in de landbouw is volgens
Shiva een vals beleidsparadigma. "Dit model kost mensenlevens en moet
dringend herbekeken worden. Het is crimineel, een genocide." Ook het
pleidooi voor een tweede ‘Groene Revolutie’ is daarbij een dwaalspoor. Dat is
immers gebaseerd op een industrieel model van intensieve landbouw, waarbij dan
o.a. soelaas verwacht wordt van de inzet van ggo’s. "Het industriële
intensieve model van landbouw en veeteelt is verantwoordelijk voor 25 procent
van de broeikasgassen. In een periode van globale opwarming kan je niets dwazer
doen dan een landbouwmodel van monocultuur met chemische meststoffen." En
ook de keuze voor biobrandstoffen maakt inherent deel uit van dit model.

"Food
First!" is voor Shiva het enige duidelijke criterium waaraan landbouw moet
voldoen. Daarbij is het voeden van de wereldbevolking geen hopeloze opdracht.
Tegen de industrieel geborneerde blik van de doorsnee Westerse mens in, blijkt
uit studies van de FAO en de Wereldbank dat kleinschalige en familiale landbouw
wel degelijk daartoe in staat is. Het is dus geen wishful thinking wanneer Vredeseilanden
op zijn website kopt: "Boeren redden de wereld" (4). "In de
wereld leven 2,5 miljard mensen van de landbouw, boeren, boerinnen en hun
kinderen. Zij zijn perfect in staat om de wereld van voldoende voedsel te
voorzien. Overal waar boerenfamilies over voldoende en goede grond beschikken
en over de middelen om te investeren in een productieve landbouw, leveren zij
ronduit schitterende prestaties."

Terugblikkend
op deze tekst zie ik twee grote opdrachten. Er dient structureel gewerkt te
worden aan een duurzaam voedselsysteem en dat vraagt om politieke actie. Maar
los daarvan kunnen wij, die aan de betere kant van de tafel zitten, ook
persoonlijke stappen zetten door zorgvuldiger te kiezen wat er op ons bord
komt. Minder vlees maakt mee ruimte vrij voor wie nu geen eten heeft. Of hoe op
het vlak van voeding het persoonlijke duidelijk politiek is.

————

1. George Monbiot, ‘Credit crunch? The real crisis is
global hunger. And if you care, eat less meat’.

2. Alex Evans, ‘Rising Food Prices. Drivers and
Implications for Development’  (bron, pdf)

3. ‘Het
speculatieve kapitaal krijgt een steeds grotere impact in de
landbouw’, interview met Vandana Shiva .

4.
‘Boeren redden de wereld – de echte groene revolutie’ biedt een dossier over
deze kwestie (bron)