Ga naar de inhoud

Dertig jaar Neoliberalisme na de Mexicaanse schuldencrisis.

De ineenstorting van Mexico in 1982 en het radicale politieke antwoord van de VS en het IMF markeerden de geboorte van een eliteconsensus waar Europa nog steeds last van heeft.

8 min leestijd
Mexico-pobreza

(Artikel van Jerome Roos 22-8-2012. Oorspronkelijk verschenen op roarmag.org Vertaling Tijn van Beurden/Globalinfo.n)

Nick Dearden, directeur van de Jubilee Campagne voor schuldkwijtschelding, schreef onlangs voor de New Statesman dat het deze week precies dertig jaar geleden is dat Mexico tijdelijk de schuldaflossingen aan zijn buitenlandse schuldeisers opschortte.  Dat was het begin van wat uiteindelijk zou uitmonden in de eerste internationale schuldencrisis van het neoliberale tijdperk. De zaken zouden daarna nooit meer hetzelfde zijn.

Wat volgde was een tragische verlaging van de levensstandaard in de ontwikkelingslanden en een verloren decennium voor Mexicanen en miljoenen armen in de derde wereld, vooral in Latijns Amerika, Oost Europa en Afrika. Daarnaast vond er een historische verschuiving plaats in de machtsverhoudingen tussen crediteuren en debiteuren in de opkomende mondiale economie. Het jaar 1982 markeerde de mondiale opkomst van Wall Street. De beroemde geograaf David Harvey stelt het volgende:

“De Mexicaanse kwestie liet een essentieel verschil zien tussen liberalisme en neoliberalisme. Bij de eerstgenoemde nemen de uitleners de verliezen die het gevolg zijn van slechte investeringsbeslissingen, terwijl bij de laatste de leners worden gedwongen door staats- en internationale machten om alles terug te betalen, ongeacht de gevolgen voor het levensonderhoud en het welzijn van de lokale bevolking.”

In de aanloop van de schuldencrisis van de jaren tachtig, hadden de Wall Street banken buitensporig veel leningen verstrekt aan ontwikkelingslanden. De oliecrisis van de jaren zeventig had tot grote kapitaaloverschotten geleid, die vervolgens werden geherinvesteerd via banken uit de VS. Een stortvloed van liquiditeit overspoelde de kapitaalmarkten, rentetarieven daalden scherp. Landen als Mexico leenden massaal. De banken waren erg tevreden over die constructie.  Immers “landen gaan niet failliet” zo stelde Walter Wriston, de bestuursvoorzitter van Citicorp.

Al die tijd keek de VS regering passief toe toen de Amerikaanse banken miljarden dollars uitleenden aan meestal Latijns-Amerikaanse regeringen. Uiteindelijk werd de VS zelf geconfronteerd met een economische crisis, die deels was veroorzaakt door de oliecrisis van de jaren zeventig en voor een nog belangrijker deel door de lange termijn daling van de winsten in de eigen industriële sector. Paul Volcker, de voorzitter van de Fed, besloot toen de rente drastisch te verhogen, om de stagflatie te beëindigen en de economische consensus van Keynesiaanse opvattingen, die domineerden sinds WO II, te doorbreken.

Daardoor kwamen de ontwikkelingslanden direct in de problemen. Omdat de meeste leningen van die landen in dollars waren, betekende die rentestijging in de VS, ook wel bekend als de Volcker Shock, een onmiddellijke verhoging van de rentebetalingen voor die regeringen. Mexico was het eerste land dat zich niet meer in staat achtte om aan zijn schuldverplichtingen te voldoen. In de jaren daarna zouden tientallen anderen volgen.

Maar de Amerikaanse regering die verliezen wilde vermijden voor Wall Street, schakelde snel het IMF en de Wereldbank in om wereldwijd grote reddingsoperaties te financieren voor de regeringen van ontwikkelingslanden. Het IMF en de Wereldbank zagen snel hun internationale macht toenemen, na de beginlening van $ 4 miljard aan Mexico. Zoals te verwachten, werden ze onmiddellijk beschuldigd van het redden van de grote banken in plaats van de arme landen die ze pretendeerden te redden.

Een van de eerste dingen die de trojka van de het VS Ministerie van Financiën, de Fed en het IMF deden, was het verbinden van zeer zware voorwaarden aan de leningen voor de ontwikkelingslanden. Mexico, Brazilie, Argentinië, Polen, Egypte en tientallen andere landen werden gedwongen om onmiddellijk draconische bezuinigingsmaatregelen door te voeren. Daarnaast werden ze ook geacht zich aan te sluiten bij de neoliberale vrije markt ideologie, die later door Thomas Friedman werd betiteld als de “Gouden Dwangbuis”.

Het jaar 1982 markeerde de opkomst van wat bekend zou worden als de “Washington Consensus”. Die term, bedacht door de Amerikaanse econoom John Williamson, verwees naar een lijst van beleidsvoorschriften die door Amerikaanse functionarissen in samenwerking met technocraten van het IMF en de Wereldbank werden ontwikkeld. De uitdrukking werd snel berucht in de ontwikkelingslanden. De Harvard econoom Dani Rodrik schreef: “stabilisering, liberalisering en privatisering werd de mantra van een generatie technocraten die hun wil oplegden aan de politieke leiders van ontwikkelingslanden die ze adviseerden.”

De toepassing van die nieuwe neoliberale consensus- dat vrije kapitaalstromen, een gedereguleerde financiële sector en grote privaatbanken goed waren voor de economie-  was catastrofaal voor Mexico. Dearden schrijft daarover: “de economie stortte in en stagneerde, veel industrieën deden de deur dicht, met een verlies van tenminste 800.000 arbeidsplaatsen.  Tegen 1989 was de Mexicaanse economie nog 11% kleiner dan in 1981. Ondertussen verdubbelde de schuld van 30% BNP in 1982 naar 60% in 1987. Joseph Stieglitz, hoofdeconoom van de Wereldbank, stelde later tijdens de Azië crisis van 1997-1998, dat de patiënt eigenlijk door de medicijnen overleed.

In een van haar baanbrekende boeken, Mad Money, was de Britse politiek econome Susan Strange vrij duidelijk over de schuldvraag met betrekking tot de Mexicaanse crisis en wie er uiteindelijk voor betaalde. “Over het geheel genomen”, schreef ze, “zijn de banken geholpen met overheidsgelden”, terwijl, “de regeringen zwichtten voor de markten.” Inderdaad, “de Verenigde Staten had een reddingspakket geregeld, [maar] het was de Mexicaanse economie en het Mexicaanse volk die het meeste leden.”

“Hetzelfde verhaal”, zo vervolgt Dearden, “werd door heel Latijns-Amerika herhaald. In 1990 waren de Latijns-Amerikaanse economieën gemiddeld genomen 8% kleiner dan in 1980 en het aantal mensen dat in armoede leefde nam toe van 144 miljoen tot 211 miljoen. De voormalige Colombiaanse minister van Financiën Jose Antonio Ocampo noemt de reddingsoperaties ‘een uitstekende manier om de VS bankencrisis te behandelen, maar een  vreselijke manier om met de Latijns-Amerikaanse schuldencrisis om te gaan. ’ ”

Alles bij elkaar duurde het een verbazingwekkende zeven jaar voor de internationale gemeenschap (lees de VS regering) besefte dat enige vorm van schuldsanering noodzakelijk was. In 1989 werd uiteindelijk een constructie ontworpen om de Mexicaanse schuld te verlagen, die constructie zou later weer herhaaldelijk in de ontwikkelingslanden worden toegepast. Grotendeels opgezet door de Wall Street bankiers zelf, maar op een waarlijk Orwelliaanse manier genoemd naar de toenmalige Amerikaanse minister van Financiën, werden de zogenaamde Brady Bonds, geacht de ondraaglijke schuldenlast van de ontwikkelingslanden te verlichten.

In werkelijkheid waren ze gewoon een manier voor Wall Street om hun boeken op orde te brengen. Ze maakten onverwacht winst in een situatie, die om praktische en morele redenen, tot een faillissement had moeten leiden. In een studie in opdracht van het IMF, wijst economisch historicus Harold James erop, dat de Brady Bonds overeenkomst, de Mexicaanse schuld slechts met een te verwaarlozen 2,7% van het BNP verlaagde. Terwijl dit het vertrouwen op de financiële markten herstelde, hielp het Mexico nauwelijks.

In 1990 schreef de New York Times, “het oordeel kan nu geveld worden over de schuldenherschikkingsovereenkomst tussen Mexico en de internationale financiële gemeenschap. Helaas is het een slechte overeenkomst voor Mexico.” De econoom Michael Dooley schreef  in dezelfde trant: “de banken waren de duidelijke winnaars van het spel omdat de verwachte redding eraan kwam….terwijl de schuldenlanden, op grond van de belangen  van de banken,  hervormingsprogramma’s ondergingen.”

Lee Buchheit, een wereldberoemde advocaat, bekend als de “filosoof-koning van de overheidsschulden” legde het als volgt uit: terwijl de voorwaarden van de overeenkomsten gunstig voor de schuldenlanden zouden moeten zijn, zal de VS regering geen overeenkomsten ondersteunen die de VS banken zouden dwingen de verliezen te erkennen. Daardoor zou het bankensysteem ondermijnd kunnen worden.” Met andere woorden, “too big to fail” was al een probleem in de jaren tachtig en de Mexicanen weten er alles van.

Wat er gebeurde in Latijns-Amerika, Afrika en Oost-Europa in de jaren tachtig, zou later herhaald worden op bijna identieke wijze in Zuid-Oost-Azië. Ofschoon het niet de Aziatische regeringen waren die zich in de schulden hadden gestoken, maar Aziatische bedrijven, reageerde het Amerikaanse Ministerie van Financiën en de IMF op een soortgelijke agressieve manier. De vrije markt econoom Jadish Bhagwati stelde daarop dat een Wall Street-Ministerie van Financiën complex de VS buitenlandse politiek domineerde (politiek econoom Robert Wane, mijn professor aan de Londen School of Economics, zou later het IMF aan die lijst toevoegen).

De oplettende lezer zal al wel door hebben waar dit verhaal onvermijdelijk heen voert….Zoals Larry Elliot, economisch redacteur van de Guardian, het heeft samengevat : “voor Mexico lees Griekenland.” Er zijn immers niet alleen overeenkomsten voor wat betreft de diepere oorzaken van beide crisissen (systematisch over-leveraged banken uit de kernlanden die kapitaaloverschotten uitlenen aan de perifere landen), maar zoals Eliot opmerkt, “het politieke antwoord op de crisis was ook identiek”.

In 1982 werd aan de Latijns-Amerikaanse regeringen geld uitgeleend door het IMF zodat ze de banken terug konden betalen die failliet dreigden te gaan door hun eigen stupiditeit. Net als nu in Griekenland, werd het geld met de ene hand gegeven en door de andere teruggenomen.

Uiteindelijk lijkt het erop dat Hegel gelijk had door erop te wijzen dat de geschiedenis zichzelf herhaalt.  Maar het was Marx die erop wees dat dit eerst als tragedie gebeurt en daarna als farce . Wat er nu gebeurt in Europa is een bijna identieke afspiegeling van wat er in Mexico gebeurde in de jaren tachtig, alleen de banken zijn nog machtiger geworden. Griekenland zit als lid van de Eurozone zelfs nog steviger vast in haar “Gouden Dwangbuis” en de eventuele ineenstorting zal zelfs nog dramatischer zijn.

In Mexico werden de jaren tachtig  bekend als la decada perdida, het verloren decennium. Miljoenen levens werden geruïneerd toen de Mexicaanse economie werd gedecimeerd. Als Mexico en Latijns-Amerika een les hebben te leren aan Griekenland en Europa, zou het daarom de volgende zijn: als je de bank niet laat springen, zal de bank jou ruïneren. Of het Europese volk laat haar staten en de trojka vallen of de staten en de trojka laten het volk vallen. Wat zal het zijn?