Ga naar de inhoud

De Nieuwe Vakbeweging, een besloten genootschap

Een brede maatschappelijke discussie is het niet geworden, de aanloop naar de Nieuwe Vakbeweging. Voor zover niet-ingewijden zich uitspraken, was het ‘in memoriam’ gehalte hoog. Bij sympathisanten overheerste onbegrip – juist een diepe economische crisis schreeuwt immers om een tegenmacht en niet om zelftherapie. Hun warme aandacht voor actievoerende schoonmakers en onderwijsgevenden strekte zich echter niet uit tot de betreffende bonden. Kortom, de vakbeweging heeft veel terrein te winnen.

5 min leestijd
Placeholder image

(Dit artikel verscheen oorspronkelijk op de website solidariteit.nl)

Dat geldt ook voor de leden die geen deel uitmaken van de vergadercircuits. Zijn ze geïnteresseerd in de Nieuwe Vakbeweging, dan geven de meeste bonden summiere informatie. Bovendien biedt het digitale nieuws van de kwartiermakers niet veel meer dan anekdotische sfeertekeningen. Zonder meer verontrustend is dat kritische beoordelingen het scherm niet halen.
Tot 1 mei zal het helemaal stil zijn. Tenminste zo lijkt het, want intussen zijn er meerdere, besloten bijeenkomsten van de kwartiermakers met de bondsvoorzitters en het federatiebestuur van de FNV. Het Catshuis maakt school. Op de Dag van de Arbeid komen de kwartiermakers met hun voorstellen, waarop binnen twee weken gereageerd kan worden. Een haast die de verenigingsdemocratie niet goed gezind is. Dat geeft te denken, omdat in de weinige, openbaar gemaakte reacties van leden(groepen) op de vragen van de kwartiermakers de behoefte aan democratie hoog scoort. Dit in tegenstelling tot ideeën voor een mogelijke beleidsherziening, bijvoorbeeld de afrekening met de traditionele overlegkoers van de Nederlandse vakbeweging. In dat opzicht volgen de reacties het besluitenlijstje dat de verkenners Wijffels en Noten december vorig jaar in Dalfsen opstelden. Toen en nu blijven de hoofdlijnen van het beleid buiten beschouwing.

Democratie

Naast verlangens als “platte organisatie” en “directe zeggenschap” is de behoefte aan democratie het meest concreet in de rechtstreekse verkiezing van een bondsparlement. De uitwerking daarvan is helaas onduidelijk. Aangenomen mag worden dat dit parlement beschikt over de hoogste beslissingsbevoegdheid en dat een democratisch gekozen bestuur met de uitvoering belast wordt. Of een dergelijke structuur ook geldt voor de vereniging van bonden die de huidige federatie zal opvolgen, is een nog onbeantwoorde vraag. Zo ook de omvang van het beleidsterrein dat het eventuele verenigingsbestuur bestrijkt en de mate van beleidsautonomie van de nieuwe bonden.

Deze en andere vaagheden laten echter geen misverstand bestaan over de uit ervaring opgebouwde kritiek op de afstand tussen het apparaat, de leden en de werkvloer. In de volgende ronde zal moeten blijken in hoeverre de kwartiermakers een democratisch alternatief bieden voor de bestaande ijzeren instituties. Geluiden over een groter mandaat van de nieuwe voorzitter beloven niet veel goeds. Een merkwaardig antwoord op het conflict over het pensioenakkoord dat het gevolg zou zijn van de te geringe bevoegdheden van Jongerius (Het Financieele Dagblad, 17 april 2012). Haar opvolger zou niet meer teruggefloten mogen worden. Ook niet door het bondsparlement? Hoe staat en gaat het overigens met dat fel bekritiseerde akkoord dat ook nog eens een nieuwe verslechtering wacht?

Collectiviteit

De instemming in de reacties met de opzet van de Nieuwe Vakbeweging als een vereniging met een individueel lidmaatschap bevat een ernstige waarschuwing. Deze richt zich op de samenstellende organisaties, zowel op hun aantal dat aanzienlijk groter zou zijn dan de huidige negentien bonden als op hun nieuwe grondslag van beroep en sector. Te vrezen is dat de beoogde indeling naar segmenten als spoor, zorg, onderwijs, beveiliging, gemeentelijke overheid, metaal, schoonmaak, enzovoort een categorale binding aan specifieke belangen oproept. Een versplinterende concentratie op het deelbelang van de sector die ondermijnend werkt op het collectieve belang bij werkgelegenheid, koopkracht, sociale zekerheid, arbeidskwaliteit en niet te vergeten tegenmacht. Een gezamenlijk initiatief van bij de FNV aangesloten organisaties van jongeren, ouderen en zelfstandigen zonder personeel getuigt daarvan (FNV Bouw, nieuws 28 februari 2012). Uitgaande van de stelling “bestaande rechten kunnen geen heilige huisjes zijn” wordt aan ‘insiders’ om solidariteit gevraagd met minder bedeelde ‘outsiders’ door een deel van hun arbeidsrechten af te staan. Anders gezegd, een schoolvoorbeeld van neerwaartse nivellering.

De bondsraden van Abvakabo FNV, FNV Bondgenoten en FNV Bouw willen deze fragmentatie van belangen voorkomen. Ze pleiten voor dwarsverbanden tussen de organisatie-eenheden, onderlinge samenwerking van groepen en sectoren en vooral de benutting van de macht van het gezamenlijke aantal. Erkenning van de diversiteit dient in hun ogen samen te gaan met gebundelde gemeenschappelijkheid.

Beleid

Zoals gezegd, de verschillende ons bekende reacties raken de beleidsinhoud van de vakbeweging niet, noch haar verhouding met de staat en de ondernemers. Weliswaar suggereren vaak gebruikte termen als ‘sterk’, ‘daadkrachtig’ en ‘lef’ een kritiek op wat in vakbondsland gangbaar is, maar dat is het wel zo’n beetje. Hetzelfde kan gezegd worden van de herhaling van begrippen uit het lijstje van Dalfsen: ‘zichtbaar’, ‘herkenbaar’ en ‘van onderen op’.
Misschien ligt hier de volgende, onuitgesproken redenering achter: als de leden via reële democratische besluitvorming, inclusief de controle op (en afzetbaarheid van?) gekozen functionarissen, hun belangen weten te profileren, zullen de beleidsresultaten onvermijdelijk tegenover de ondernemers en regering komen te staan.

Misschien, maar opmerkingen als “versterking van de overlegpositie” en handhaving van het “polderoverleg” bevestigen de ontwikkeling naar zo’n belangentegenstelling niet. Een toelichting op het onderscheid tussen ‘overleggen’ en ‘onderhandelen’ kan daarbij van dienst zijn. Veelal worden de twee door elkaar gebruikt en dat is al lange tijd een bron van verwarring.

Van overleg naar onderhandeling

De terminologie overleg/overleggen veronderstelt een communicatievorm, waarin het gaat om een gezamenlijke oplossing voor een gezamenlijk ondervonden probleem. Daarbij wordt de verhouding van de overlegpartners gekenmerkt door samenwerking gericht op een gemeenschappelijk besluit.
Onderhandeling/onderhandelen daarentegen houdt in dat de betrokken partijen op grond van een ervaren belangentegenstelling tot een overeenkomst voor een bepaalde tijd trachten te komen. Daarbij is het niet vanzelfsprekend dat een compromis bereikt wordt.
Omdat in de Nederlandse arbeidsverhoudingen de traditie is opgebouwd (en geïnstitutionaliseerd) dat contacten tussen partners/partijen geschieden op basis van een gezamenlijke aanvaarding van het kapitalistisch systeem en zijn gebreken, domineert het verschijnsel ‘overleg’ de interactie tussen vakbeweging, staat en ondernemers.
Het zou een beslissende stap zijn, wanneer op de verschillende niveaus van de arbeidsverhoudingen het overleg op basis van gemeenschappelijkheid plaatsmaakt voor de onderhandeling op basis van erkende belangentegenstellingen. Krachtig, met lef, herkenbaar, enzovoort.

Voorlopig kunnen we niet veel meer dan hopen dat de voorstellen van de kwartiermakers na 1 mei in openbare debatten onderworpen worden aan de toets van de reële democratie, het behoud van de collectiviteit en het einde van de overlegcultus. Waar wachten we op?