Ga naar de inhoud

De crisis van de wereldeconomie. Een geplande desintegratie?

Elaine Meinel Supkis onderzocht in haar artikel uit 2007 de oorzaken van het mondiale geldoverschot: ‘Het grootste propagandaverhaal van dit decennium is de fictie van de zuinige Japanse en nu de Chinese arbeiders, die wanhopig geld zouden willen sparen. Ze willen dat zo graag dat ze gelukkig doorzwoegen om het spaargeld aan de Amerikaanse consumenten te geven, die het dan weer voor hen uitgeven! En iedereen leeft gelukkig van de inspanningen van die dwaze Aziatische arbeiders, die niet weten hoe ze zich moeten amuseren.’ [i]

8 min leestijd
crisis25

(Het origineel verscheen op 14 augustus 2011 op het weblog econospeak, vertaling Tijn van Beurden/globalinfo)

De Russische schrijvers Vasily Koltashov, Boris Kagarlitsky, Yuri Romanenko en Igor Gerasimov geven een brede en duidelijke context voor het gebrek aan evenwicht tussen de mondiale monetaire structuur en de reële economie. ‘De mondiale economische crisis … is systemisch van aard’ stellen ze en wordt veroorzaakt door de ‘tegenstrijdigheden van het neoliberale kapitalistische model’, een economisch model dat volgens de auteurs gebaseerd is op de ‘exploitatie van goedkope arbeid in de derde wereld’, de systematische verlagingen van de reële lonen en het gelijktijdig stimuleren van de consumptie in de rijke landen.

‘De mogelijkheden voor intensivering van die exploitatie zijn bijna uitgeput’.[ii]

Dat laatste is niet verrassend gelet op de wijze waarop die consumptie werd verhoogd met alle mogelijke middelen, inclusief het opblazen van schulden en de opgevoerde, extreem moderne en efficiënte, bijna institutionele plundering van het milieu.

John Bellamy Foster geeft een beschrijving van de tegenstrijdigheden in de huidige mondiale kapitalistische economie:

‘De huidige kapitalistische wereldcrisis wordt veroorzaakt door drie cruciale tegenstrijdigheden: (1) de huidige omvangrijke financiële crisis en stagnatie/depressie; (2) de groeiende dreiging van een planetaire ecologische ineenstorting; en (3) de opkomst van mondiale imperiale instabiliteit die gekoppeld is aan het verschuiven van de mondiale hegemonie en de strijd voor grondstoffen. Dergelijke structurele zwakheden van het systeem zijn zoals Schumpeter het gezegd zou kunnen hebben, het resultaat van de vroegere kapitalistische successen, maar ze veroorzaken momenteel catastrofale problemen en storingen.’[iii]

Voor mij voelt het nu (figuurlijk) aan alsof we met zijn allen op de top van een berg vol tegenstrijdigheden staan die de laatste tweehonderd is opgebouwd, met een steile afdaling naar een toekomstig bestaan, dat op een vreemde manier vertrouwd is.

De historische ontwikkeling naar het heden lijkt ongeveer als volgt te zijn gegaan:

De industriële revolutie heeft de mens tijdens zijn werkuren omgevormd tot een fabrieksproduct en tot consument voor de rest van de tijd dat we wakker zijn. Kleine bedrijven en ‘de markt’ werden vernietigd of getransformeerd in gigantische bedrijven en vervolgens in bedrijfsconglomeraten om zo mondiale en staatsgesteunde kartels te vormen. ‘Ruilprocessen’ werden ernstig verstoord, door de interne handel van reusachtige ondernemingen.iv Prijzen konden daardoor worden gemanipuleerd via ‘transfer pricing’ waarbij de moederonderneming producten aan haar dochteronderneming voor een te hoge prijs verkoopt en te weinig betaalt voor producten die ze koopt van dezelfde dochteronderneming.v

De economische basis van land na land werd sterk afhankelijk van door multinationale ondernemingen gecontroleerde exportmarkten en buitenlandse invoer. Gigantische mondiale handelskartels verhoogden hun macht en economische basis door lokale schaarse grondstoffen goedkoop te bemachtigen en de middelen waarmee lokale ‘zelfvoorziening’ zou kunnen opbloeien, zoveel mogelijk uit de weg te ruimen. De grootste en bekendste multinationale ondernemingen brachten allerlei plannen ten uitvoer om de wereldhandel te controleren. ‘Ze hebben allen een doel: de concurrentie te verminderen en daardoor de winst te verhogen.’[vi] De regeringen van de rijkere landen werkten nauw samen met hun multinationale ondernemingen om hun dominantie in de wereldhandel te vergroten. Kapitalisme kan als het goed wordt onderzocht vanaf het begin als ‘etatistisch’ worden aangemerkt, maar dat is een ander verhaal.

In de vroege jaren zeventig van de vorige eeuw brak een ‘vreemde nieuw economische periode aan’, ‘die het beste zou kunnen worden omschreven als het stagflatietijdperk’. Die drievoudige vloek van hoge mondiale werkloosheid met inflatie en lage groei duurt voort tot op de dag van vandaag. Het orthodoxe economische dogma stelde dat inflatie zeer gevoelig was voor hoge werkgelegenheidscijfers in de algemene economie.

Maar het bleek dat er eerder sprake was van een scherpe gevoeligheid voor groei. Energieprijzen schoten de hoogte in tijdens dat decennium, omdat de mondiale olieproductie per capita begon te stabiliseren en toen piekte in 1979. Het was een geschikte periode voor de falende Amerikaanse hegemonie om de oliedollars te gebruiken en zo de basis te leggen voor haar toekomstige economische groei en eindeloze oorlogen.

Recessies worden wereldwijd zwaarder en duren langer sinds 1979. Herstelperiodes zijn ‘korter en onvollediger’[vii]

In 1980 trad een snelle consolidatie van de macht van de multinationals op, naast een bijna volledige afschaffing van alle vormen van sociale en milieu-regelgeving met betrekking tot de activiteiten van die gigantische staatsgesteunde instituten.viii

In de jaren negentig van de vorige eeuw vertraagde de groei van het wereld BNP dramatisch en mensen in de ‘ontwikkelde’ landen gebruikten consumptief krediet om hun levensstandaard te behouden.ix In 1994 werd bekend gemaakt dat de schulden van de derde wereldlanden met 20 procent toenamen.x Tegelijkertijd lieten de wereldmachten toe dat ‘China en zijn multinationale vrienden het systeem gebruikten’ via ‘valuta mercantilisme’ waarbij ‘China…haar munt devalueerde…ten opzichte van de wereld reserve valuta en daarbij een aantal kunstmatige importbelemmeringen en exportsubsidies gebruikte’.xi Japan was echter volgens onderzoek van de econoom Lester Thurow de ‘belangrijkste breuklijn in de wereldhandel en het Zuidzeegebied’.

Het tekort op de Amerikaanse lopende rekening van $ 145 miljard in 1994 en het Japanse overschot op de lopende rekening van $ 130 miljard in 1994, zijn in feite elkaars spiegelbeelden. Het ene kan niet zonder het ander bestaan. Praten over het ene betekent praten over het andere… Het probleem is dat niemand, behalve een paar grondstofproducenten (of degenen die Japanse import beperken) handelsoverschotten met Japan heeft. Alle anderen hebben grote handelstekorten met Japan, die ze financieren met nog grotere handelsoverschotten met de Verenigde Staten.[xii]

Waarom is dat zo?

‘…Japan is de laatste 18 jaar in de greep van deflatie. Om de economie aan te zwengelen en de economie en export concurrerender te maken, heeft de Bank van Japan zijn toevlucht genomen tot een drieledig beleid van (i) kwantitatieve versoepeling (ii) nul rentebeleid (iii) een zwakke Yen. Dat beleid bood hedge funds grote mogelijkheden om zonder rentekosten, in Japan krediet te krijgen en dat te gebruiken op andere markten en zo mooie winsten te maken.’[xiii]

Het Amerikaanse handelstekort is nauw verbonden met ons falende mondiale monetair systeem! Breng een goedkoop Japans krediet naar de Verenigde Staten en smeer onoplettende burgers tegen veel hogere rentetarieven consumptiekredieten en hypotheken aan. Een tijdlang volgen snelle winsten, totdat het spel uiteindelijk ineenstort, zoals in 2007 gebeurde.

In het eerste decennium van het nieuwe millennium kwam de mondiale inflatie, die eerst opzettelijk verborgen was in de stijgende prijszeepbellen van bezittingen, in het volle zicht van het publiek. Geldverlies werd niet beperkt door de reële wereld toen de aandelen- en onroerend goed markten in Amerika en andere industriële landen kelderden. Mensen konden immers niet onbeperkt schulden blijven ophopen.

Toen de monetaire waarde van de bezittingen – die de consumptieve- en huishoudschulden ondersteunden – kelderden, begon ‘consumptie te verminderen en de vraag concentreerde zich op primair noodzakelijke goederen.’[xiv]

Het zou een gelukkige omstandigheid kunnen zijn dat het handels- en het monetaire Ponzi-spel uitgespeeld was op hetzelfde moment dat de piek van de wereldolieproductie werd bereikt. Maar ik betwijfel dat. Paul Volcker, het voormalige hoofd van de Federal Reserve Bank, zei in 1979 toen hij net tot voorzitter was benoemd:

‘We hebben betoogd dat asymmetrisch beleidstoezicht de neiging heeft asymmetrische macht te volgen in een wereld waar terugkerende financiële crisissen kansen bieden voor markttoegang en bezitsvermeerderingen voor financiële ondernemingen die hun hoofdkantoor hebben in landen met macht. En terugkerende financiële crisissen met verminderde reguleringsdiscipline voeren uiteindelijk naar een systemische ineenstorting die groter is dan de reddingscapaciteit van de grootste monetaire machten’.[xv]

Hij leek te weten wat er broeide. ‘Zo hield Paul Volcker het jaar daarvoor zijn Fred Hirsch Memorial Lecture op de Warwich Universiteit in Engeland, met als titel ‘De politieke economie van de dollar’. Hij stelde dat:

‘Een gecontroleerde desintegratie van de wereldeconomie een legitiem doel is voor de jaren tachtig.’[xvi]

Wat bedoelde hij daarmee? Bijna een jaar later begon de wereldeconomie in een vrije val te raken, toen Volcker in het begin van de week van 6-12 oktober 1979, ‘de rentetarieven omhoog bracht door verhoging van de federal funds rate en het verhogen van bepaalde categorieën van reserve eisen voor commerciële banken. Hij bleef de rente omhoog duwen, tot in december 1980 de prime lending rate van de commerciële banken in de Verenigde Staten 21,5% bereikte.’xvii De duurzame inheemse economieën van de Derde Wereld-landen klapten in elkaar, omdat boeren tot urbanisatie werden gedwongen en hun land werd ingenomen door gigantische landbouwconcerns die via export de opgeschroefde schulden moesten afbetalen.

‘…Olieschokken, kredietstopzettingen (hoofdzakelijk bij al worstelende armere landen), rentetarief schokken, IMF bezuinigingsmaatregelen, etc, waardoor de groei van wereldeconomie stagneerde en uiteindelijk kromp.[xviii]

Hebben het perspectief vernietigd op een sterke, gezonde, menselijke economie. Jammer genoeg verdween daarmee ook de ecologische basis voor onze verwachtingen.

—————-

Zie voor de noten het originele artikel