Ga naar de inhoud

Concurreren met rozen uit Kenia

De flexibilisering van de illegale arbeid in het Westland

Steeds meer tuinders meten permanent de productiviteit van hun werknemers. Wie te langzaam is, is morgen zijn baan kwijt. Een nieuw onderzoek brengt de situatie van illegalen in beeld, en laat zien wat die te maken heeft met de rozenteelt in Kenia.

9 min leestijd
Placeholder image

Uit: Ravage #2 van 4 februari 2005

Over illegalen wordt vaak nogal zwart-wit gedacht. Ofwel ze horen hier niet te zijn, ofwel ze zijn zielig en je moet medelijden met ze hebben. Wat ontbreekt is een goede analyse van de rol van illegale arbeid in de globaliserende economie. Aldus Marijke Bijl van Stichting Okia, bij de presentatie van het onderzoek ‘Onzichtbaar achter glas’, dat ze samen met Ahmed Benseddik heeft uitgevoerd.
De onderzoekers hebben met honderd illegale werknemers gesproken, die werkzaam zijn of waren in de kassen in het Westland. Deze werknemers zijn aan de tand gevoeld over hun recente ervaringen, maar ook over de situatie in het begin van de jaren negentig. In de afgelopen vijftien jaar is het werk flink veranderd. Vroeger had men vaak een vaste baan en was men rechtstreeks in dienst bij de tuinder. Werknemers wisten zich te ontwikkelen tot breed inzetbare krachten, die trots waren op hun vakmanschap.
Tegenwoordig worden steeds meer werknemers ingezet via uitzendbureau’s. Ze worden niet beoordeeld op hun vaardigheden of hun deskundigheid, maar op hun vermogen om eenvoudige handelingen zo snel mogelijk uit te voeren.

Padcode
Steeds meer tuinders hebben registratiesystemen waarmee ze op individueel niveau permanent de productiviteit in de gaten kunnen houden. Begin jaren negentig waren dit soort systemen nog onbekend, inmiddels heeft de helft van de tuinders ze ingevoerd. Het volgende citaat over het werk bij een paprikateler laat zien hoe dit werkt:
‘Iedere medewerker kreeg een kaartje met een code. Aan het begin van ieder pad hing een geel plastic plaatje met een padcode. De medewerkers moesten, voordat zij met een pad begonnen, hun eigen code en die van het pad scannen. Je hoorde de hele dag alleen het geluid van de karren op de buizenrails. Mensen mochten niet praten tijdens het werk. Het leek wel een wedstrijd. In de kantine hing een bord met de namen van de medewerkers. De tuinder vulde iedere dag het aantal kilo’s in die de werkers per uur geplukt hadden. Degenen die lager scoorden kregen aan het eind van de dag van de baas van het uitzendbureau te horen dat zij te langzaam waren en dat zij niet meer hoefden terug te komen.’ (*)
De salarissen van de respondenten zijn gestegen, van gemiddeld ruim 4,5 euro per uur in 1990 tot ruim zes euro in 2002. Als percentage van de CAO-lonen zijn ze echter gedaald, de onderbetaling is dus ernstiger geworden. Bovendien is de inkomensonzekerheid sterk toegenomen, werknemers weten vandaag niet of ze morgen nog werk hebben. Ook krijgen ze steeds vaker te maken met werkgevers die minder dan het afgesproken salaris betalen, of zelfs helemaal niets. Vooral werknemers die via een uitzendbureau werken hebben klachten:
‘Ik vind het moeilijk om via een uitzendbureau te werken. Ik heb er nu al met drie gewerkt. Ze zijn allemaal hetzelfde. Je krijgt nooit je geld op tijd en ze houden zich niet aan de afspraken. Vaak pikken ze een paar uren van je. Ze zeggen steeds dat ik mijn uren niet goed geteld heb. Als ik ruzie met ze maak, dan heb ik geen werk meer. Ik moet steeds slikken en alles accepteren. Iedere dag wordt ik naar een andere tuin gestuurd. Je weet nooit of je de hele week mag werken of niet. Als de baas je niet nodig heeft, laat hij je op straat in de kou wachten totdat je zelf belt om te vragen of het busje je nog komt ophalen. Je krijgt te horen dat hij je niet nodig heeft voor die dag. Je wordt als een hond behandeld.’

Supermarkten
De verhoudingen op de werkvloer kunnen niet los worden gezien van de toegenomen concurrentie en de rol van de steeds groter wordende supermarktbedrijven. Supermarkten proberen de prijzen van de artikelen die in de winkels liggen zo laag mogelijk te houden. Voor een deel drukken ze hun kosten door om op hun personeelskosten te besparen, bijvoorbeeld door oudere werknemers met pesterijen en valse beschuldigingen te verjagen, om ze te kunnen vervangen door jonger en dus goedkoper personeel.
Daarnaast gebruiken ze hun inkoopmacht om lage prijzen af te dwingen bij producenten, waaronder de tuinders. Hier komt de internationalisering van de economie om de hoek kijken, die het voor inkopers mogelijk maakt om producenten uit verschillende landen tegen elkaar uit te spelen. Benseddik en Bijl hebben berekend in hoeverre Nederlandse tuinders kunnen concurreren met tomatentelers in het Spaanse Almería of met de rozenteelt in Kenia.
Een Nederlandse tomatenteler die het CAO-loon betaalt is ongeveer drie keer zoveel kwijt aan arbeidskosten als zijn Spaanse concurrent. Dit verschil kan grotendeels worden gecompenseerd doordat de productiviteit in Nederland een stuk hoger ligt. In Kenia kost een dag arbeid slechts twee dollar, al betaalt de werkgever ook de kosten van huisvesting en medische zorg voor zijn personeel. Telers in Kenia hebben bovendien veel lagere energiekosten in verband met het gunstige klimaat. Hier valt met een hogere productiviteit niet tegenop te concurreren.
Overigens mag de Nederlandse tuinbouw in dit geval niet klagen, omdat de teelt en de handel van rozen uit Kenia grotendeels in Nederlandse handen liggen. Hoe dan ook, bij de productie in Nederland is het belangrijk om de loonkosten laag te houden en vooral ook om de productiviteit te verhogen.

Acties
Naast de internationale concurrentie worden de arbeidsverhoudingen in het Westland ook bepaald door het optreden van de overheid. Al in de jaren vijftig liepen gastarbeiders het risico om het land te worden uitgezet als zij in actie kwamen voor betere arbeidsvoorwaarden, zo valt te lezen in het recent verschenen boek ‘Werknemers in actie’ van Sjaak van der Velden. De afgelopen decennia is de aanpak van illegale werknemers steeds strenger geworden.
Een bekend voorbeeld is de koppelingswet, die de rechtspositie van illegalen heeft verzwakt. Daarnaast wordt steeds scherper gecontroleerd op de aanwezigheid van illegale werknemers in het Westland en in andere sectoren. Formeel wordt vaak aangevoerd dat deze maatregelen mede bedoeld zijn om de uitbuiting van illegalen te bestrijden, maar de aanpak werkt averechts. De positie van deze werknemers wordt steeds kwetsbaarder, en werkgevers en huisjesbazen maken daar niet zelden misbruik van.
In het verleden konden illegale werknemers nog wel eens met succes een beroep doen op de rechter, bijvoorbeeld om uitbetaling van het salaris af te dwingen. De onderzoekers wisten zelfs een voorbeeld op te diepen uit 1989 van illegale werknemers die met succes staakten voor een loonsverhoging. Vandaag de dag staan illegale werknemers echter vrijwel geheel machteloos ten opzichte van de werkgever.

Arbeidsinspectie
Interessant is in dit verband de rol van de Arbeidsinspectie (AI). Deze instantie heeft als taak om werknemers te beschermen, maar daarnaast krijgt de bestrijding van illegale arbeid een steeds prominentere rol in het takenpakket van de AI. Deze twee taken zijn slecht met elkaar te combineren.
Benseddik en Bijl hebben aan drie regiokantoren van de AI een werkelijk bestaand voorbeeld voorgelegd van een illegale werknemer die twee vingers heeft verloren, doordat hij onder druk met een inpakmachine moest werken. Formeel heeft de afdeling arbeidsomstandigheden van de AI niets te maken met de vreemdelingenpolitie, maar de praktijk is anders.
Als de werknemer zich bij de AI zou melden, dan draait het er waarschijnlijk op uit dat hij het land uit wordt gezet. ,,De man weet zelf dat hij fout zit als hij in Nederland gaat werken”, aldus één van de woordvoerders van de AI, ,,het is dus zijn eigen probleem.” De overige twee woordvoerders blijken wel gevoelig te zijn voor het argument dat op deze manier wel een erg hoge drempel wordt opgeworpen om misstanden op de werkvloer aan de kaak te stellen. Zij zien echter geen mogelijkheid om dit probleem op te lossen, of het beleid van de AI zou moeten veranderen.
Uit Amerika zijn voorbeelden bekend waar de arbeidsinspectie juist weigert om illegalen aan te geven bij de immigratiedienst: ‘We werken niet samen met de INS omdat dit het moeilijk zou maken om de wet te handhaven en om werknemers zo ver te krijgen dat ze getuigen tegen werkgevers’.
Anders dan illegalen, worden legale werknemers beschermd door het minimumloon, door de arbowetgeving en door de sociale zekerheid. Toch doen veel van de ontwikkelingen die Benseddik en Bijl beschrijven zich ook voor bij legale werknemers. Door de aanscherping van de bijstand staan werklozen steeds meer onder druk om tijdelijke baantjes te accepteren. Steeds meer mensen worden heen en weer geslingerd tussen uitzendbaantjes en de bijstand.
In dit verband is het opvallend dat de liberalisering van de uitzendmarkt niet alleen heeft geleid tot een allerlei vage uitzendbureautjes die illegalen aan het werk helpen, maar dat er ook nieuwe bureautjes zijn gekomen die actief zijn in de achterstandswijken van de grote steden en die zich richten op legale werknemers, bijvoorbeeld in de schoonmaak of de confectie. Ook deze uitzendbureautjes nemen het vaak niet zo nauw met de rechten van de werknemers (zie Ravage 2004, nummer 7).

Rechten
Een belangrijke vraag voor vakbonden en andere organisaties is hoe je op een steeds flexibelere arbeidsmarkt nog op kan komen voor de rechten van werknemers. Vakbonden in het buitenland proberen op verschillende manieren om de positie van illegale werknemers te versterken, zo blijkt uit een lopende inventarisatie van de FNV.
Bij pogingen van Amerikaanse bonden om een bedrijf te organiseren dreigt de werkgever in de helft van de gevallen om illegale werknemers aan te geven bij de immigratiedienst. De kans op succes bij vakbondscampagnes neemt dan ook sterk af als er zich illegalen onder de werknemers bevinden.
In de schoonmaaksector wist dienstenbond SEIU in de CAO af te spreken dat de werkgevers de vakbond op de hoogte moeten stellen zodra ze weten dat de immigratiedienst van plan is om een onderzoek in te stellen. Ook is afgesproken dat werkgevers slechts die informatie aan de immigratiedienst mogen geven, waartoe ze wettelijk verplicht zijn. De horecabond HERE wist zelfs in een contract te regelen dat hotels werknemers die het land zijn uitgezet opnieuw in dienst moeten nemen, als het de werknemers binnen twee jaar lukt om terug te keren naar Amerika.
In Frankrijk werken de autonome vakbonden van de Union Syndicale Solidaires vaak samen met organisaties die zich inzetten voor illegalen. Deze organisaties hebben weer hun banden met nieuwe initiatieven van flexwerkers in Milaan, Barcelona en elders in Europa. Deze initiatieven vormen op hun beurt de inspiratie voor een Precair Forum, op 12 februari in Amsterdam. Op deze bijeenkomst zal onder meer worden gesproken over een mogelijke Nederlandse acties op 1 mei, in aansluiting op initiatieven in andere Europese steden.

(*) Ahmed Benseddik en Marijke Bijl, ‘Onzichtbaar achter glas: Onderzoek naar de bijdrage van illegalen in de glastuinbouw van het Westland’. Voor bestelinformatie zie de website www.steknet.nl, waar ook een PDF beschikbaar is. Informatie over het precair forum op www.precairforum.nl

Toevoeging globalinfo: Zie over arbeidsomstandigheden in Kenia: deze posting op indymedia.nl

(Dit artikel was oorspronkelijk op GlobalInfo gepubliceerd door Dirk Kloosterboer/Ravage.)