Ga naar de inhoud

Armen worden juridisch uitgesloten

Kwetsbare mensen worden in Nederland meer en meer uitgesloten. De sociale instellingen laten het afweten en racisme wordt gelegitimeerd. Alleen op basis van mensenrechtenverdragen is het voeren van een rechtspraktijk voor arme mensen nog mogelijk, stelt advocaat Fischer.

5 min leestijd
Placeholder image


Dit artikel verscheen oorspronkelijk op http://socialevraagstukken.blogspot.com/ (via: http://www.solidariteit.nl)

Arme mensen doen niet mee, ze zijn buitengesloten. Het café is geen optie (het bier is van de C1000) en de sportvereniging is te duur. Het isolement betekent dat originele uitwegen uit de armoede zijn uitgeput. Dat geldt des te meer als je geen volkstuin hebt, geen oma of moeder met geld, zoals de armen die ik ken. Sommige arme mensen helpen elkaar. Roma bijvoorbeeld bieden elkaar onderdak en slapen bijna nooit op straat. Hetzelfde geldt voor Somaliërs. Maar als arme mensen arme mensen helpen, zijn er niet veel sociale stijgers.

De klanten die bij mijn bureau voor rechtshulp aankloppen hebben hun administratie niet op orde – dat is ook niet meer nodig want veel keuzes zijn er voor hen toch niet meer te maken. Ze hebben geen uitgebreid georganiseerd sociaal leven en dus ook geen agenda. Slechts sommigen komen op het afgesproken tijdstip. Lezen kunnen ze meestal wel, maar het begrijpen van een tekst is heel iets anders.

Twee werelden
Zet deze mensen in de inmiddels volstrekt gebureaucratiseerde maatschappij en het probleem is helder. Er zijn twee werelden die met elkaar botsen. De hulpverleners zitten achter hun balies met formulieren en afsprakenkaartjes. Het woord ‘zorgplicht’ komt in het vocabulaire van de baliemedewerkers van de sociale dienst al lang niet meer voor. Ze staan eerder op voet van oorlog met arme mensen.

Om dat te accentueren staan bij de deur twee, soms drie beveiligingsmannen. En om de verhoudingen nog helderder te maken staan de baliemedewerkers achter de balie op een verhoging van 32 centimeter. Opdat er geen menselijke omgangsvormen meer voorkomen is een hand geven uitgesloten. Handen geven is namelijk een veiligheidsrisico. Net zoals koffie aanbieden. De koffieautomaat in de wachtruimte van de sociale dienst is weg. En als dan eindelijk de verdrukte arme er in is geslaagd in het hokje plaats te nemen, dan zit de hulpverlener op een bureaustoel en de arme op een stalen bankje,verankerd in de grond, ongeveer 10-15 centimeter lager dan de hulpverlener. En dat bankje dat hangt ook nog wat schuin naar achteren zodat de afstand tot de tafel maximaal is. En als dan een alleenstaande vrouw met drie kinderen roept dat zij en haar kinderen honger hebben, dan volgt een pandverbod. En na dat pandverbod kan iemand niet meer persoonlijk om bijstand vragen.

Straf is populair
Hoe hoger de nood, hoe meer mensen worden buitengesloten. En de mensen die zouden moeten helpen, krijgen opdracht geen rekening te houden met de kwetsbare medemens. Standaard is het antwoord van de sociale dienst dat het verzorgen van kinderen de verantwoordelijkheid van de ouders is. En zelf hoeft de gemeente niks. Alleen als het misgaat, maar dan wijst de gemeente naar de andere onderdelen van de staat zoals de jeugdzorg. Maar jeugdzorg betaalt het schoolreisje, de voetbalclub, de kapotte ijskast niet.

Straffen is populair onder sociale diensten. De uitkering korten, soms een hele maand en soms nog langer – het gebeurt. Dat die kinderen en hun ouders dan zonder eten zitten, de ziektekostenverzekering niet meer wordt betaald en de betalingsregelingen niet meer worden nagekomen, dat hoort er allemaal bij. ‘Het pamperen moet maar eens ophouden’, heet dat dan. En de slachtoffers, die hebben pech. Zelfs die 12-jarige jongen die flauw valt omdat hij zijn dieet niet meer kan volgen zet de gemeente niet aan tot helpen. Ook niet als blijkt dat de gemeente de ernst van de zaak niet zag vanwege een communicatieprobleem. Want in de plaatselijke verordening is expliciet opgenomen dat de gebrekkige kennis van de Nederlandse taal geen excuus is wanneer je tekort wordt gedaan. En de analfabeet moet zelf maar iemand zoeken die hem helpt met het invullen van een aanvraagformulier. En als dat dan niet lukt, dan is dat eigen schuld, dus geen uitkering. Waarna ook het afsluiten van gas en elektra volgt. En van de man met wanen wordt eenvoudigweg op straffe van uitsluiting een kloppende administratie verlangd.

Activistische rechtshulp
Rechtshulp bieden in deze veranderende maatschappij is niet te vergelijken met de rechtshulp zoals die vijftien jaar geleden werd geleverd. Nederland is inmiddels doordrenkt met racistische vooroordelen. Stoere en duidelijke taal, daar draait het nu om. Helpen is iets van de linkse kerk. Voor het racisme jegens mensen uit Somalië weigert de gemeente Haarlem gewoonweg excuus aan te bieden. De gemeente geeft daarmee een vrijbrief aan racisten.

In zo’n situatie moeten rechtshulpverleners activistisch zijn, ze moeten leren rechtsproblemen te definiëren vanuit de dagelijkse problemen van de uitgesloten medemens. Omdat de overheid niet meer helpt en omdat het uitsluiten conform de Nederlandse regelgeving is geworden, is de strijd een strijd over mensenrechten geworden.

De juridische vraag is steeds of er een plicht bestaat tot helpen. Die plicht staat niet meer in de plaatselijke verordening. Alleen uit de internationale verdragen die Nederland heeft ondertekend volgt die plicht nog. Zonder een gedegen kennis van verdragsrecht is een rechtspraktijk voor arme mensen dan ook niet meer mogelijk. Wat nodig is, is een praktijk die kiest voor de onderkant en er voor gaat staan met de juridische wapens die te vinden zijn in mensenrechtenverdragen. Wellicht kan dat Nederland ook weer wat beschaafder maken.

—————————–

Mr. Fischer leidt een advocatenkantoor in Haarlem dat gespecialiseerd is in rechtshulp voor mensen aan de onderkant van de samenleving. Meer info: http://www.fischeradvocaten.nl/
Over alle genoemde voorbeelden is geprocedeerd.